4.3.1Welke letsels zijn bij [slachtoffer] aangetroffen en waaraan is zij overleden?
Na aankomst van [slachtoffer] in het MST is er een CT-scan van het hoofd van [slachtoffer] gemaakt. De radiologische beelden zijn later door kinderradioloog prof. dr. Van Rijn (her)beoordeeld. Op de CT-scan van het hoofd van [slachtoffer] van 19.12 uur heeft Van Rijn geconstateerd dat grijze en witte stof in de hersenen niet meer te onderscheiden zijn, als teken van ernstige hersenschade door zuurstofgebrek. Ook is er een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies langs de gehele buitenzijde aan de linkerkant en deels aan de rechterkant, doorlopend langs het scheidingsvlies tussen beide hersenhelften en mogelijk ook op het scheidingsvlies tussen grote en kleine hersenen. Uit de CT-scan van 20.33 uur diezelfde avond blijkt een “feitelijk ongewijzigd beeld” met uitgebreide hersenschade door zuurstofgebrek. De MRI-scan van
21 februari 2016 die is gemaakt in het UMCG bevestigt de aanwezigheid van de bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies (links meer dan rechts) en toont uitgebreid hersenweefselversterf door zuurstofgebrek.
De schouwarts drs. J.E. Keizer, arts maatschappij en gezondheid, concludeert in het schouwverslag dat [slachtoffer] , nadat om 23.58 uur geen hartactie meer is waargenomen, op
21 februari 2016 is overleden en dat bij [slachtoffer] sprake is van niet natuurlijk overlijden door hersenzwelling en hersenbloeding links, veroorzaakt door factoren van buitenaf.
Arts en patholoog bij het NFI, A. Maes, heeft op 23 februari 2016 een gerechtelijke sectie uitgevoerd op het lichaam van [slachtoffer] . Er waren als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend geweld onderhuidse bloeduitstortingen aan het voorhoofd, aan de wangen, op de kin en op het achterhoofd. De bloeduitstortingen aan de wangen en kin kunnen zijn ontstaan tijdens reanimatiehandelingen. De bloeduitstortingen aan het voorhoofd en aan het achterhoofd passen niet zonder meer bij medische handelingen. Er waren als gevolg van herhaald bij leven opgelopen uitwendig inwerkend geweld op het hoofd/de schedel bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies (subdurale hematomen), bloederige zachte hersenvliezen, bloeduitstortingen rondom de oogzenuwen en zeer sterke hersenzwelling. De schedelhersenletsels passen bij acceleratie/deceleratie/impact trauma (heftig schudden/impact) van het hoofd/de schedel. De hersenafwijkingen verklaren het overlijden zondermeer op grond van functieverlies van de hersenen.
Bij neuropathologisch onderzoek van de hersenen werden onder andere een recente traumatische subarachnoïdale bloeding (bloeding in de zachte hersenvliezen), tekenen van recent opgetreden uitgebreide diffuse traumatische axonale beschadigingen (zenuwvezels) en contusiehaarden (kneuzingshaarden) in beide hersenhelften waargenomen.
Als gevolg van een recent incident van acceleratie/deceleratie/impact trauma van het hoofd was re-bleeding met een subduraal hematoom opgetreden, bloedingen onder de zachte hersenvliezen, kneuzingshaarden in de kleine hersenen, diffuse axonale schade en bloedingen in de netvliezen van de ogen. Mogelijk waren tegelijkertijd door geweldsinwerkingen op het linkerbeen metafysaire fracturen in zowel het bovenbeen als het onderbeen ontstaan zoals die kunnen optreden bij heftig schudden van een baby.
Maes concludeert dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen ernstige schedelhersenletsels.
Karst heeft ter zitting van 20 januari 2020 verklaard dat de term re-bleeding wordt gebruikt voor een bloeding op dezelfde plaats als waar eerder een bloeding is opgetreden.
Ter zitting heeft Soerdjbalie-Maikoe toegelicht dat met name de contusies in de beide helften van de kleine hersenen en de uitgebreide diffuse axonale beschadigingen tot het overlijden van [slachtoffer] hebben geleid. Karst heeft desgevraagd verklaard dat hij dat standpunt deelt.
- tussenconclusie rechtbank
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er bij [slachtoffer] sprake was van de volgende letsels: bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, bloederige zachte hersenvliezen, een bloeding in de zachte hersenvliezen, uitgebreide diffuse traumatische axonale beschadigingen (door Karst aangeduid als schade aan de zenuwuitlopers), zeer sterke hersenzwelling, bloedingen in de netvliezen van beide ogen, kneuzingshaarden in beide kleine hersenhelften en fracturen in het onder- en bovenbeen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] ten gevolge van verwikkelingen van het hiervoor uiteengezette schedelhersenletsel, waarbij met name de contusies in beide helften van de kleine hersenen en de uitgebreide diffuse axonale beschadigingen van belang zijn, op
21 februari 2016 in het UMCG te Groningen is overleden.
4.3.2Wat is de oorzaak van het letsel?
De volgende vraag is of de medische bevindingen het gevolg zijn van een ziekte/medische oorzaak, een geboortetrauma of een trauma na de geboorte (accidenteel of niet-accidenteel).
- de bevindingen van de deskundigen ten aanzien van de verschillende letsels
De schouwarts Keizer heeft, omwille van het strafrechtelijk onderzoek, met terughoudendheid een louter uitwendige lijkschouw verricht. Hij rapporteert dat de bevindingen van het ziekenhuis passen bij een niet-accidentele oorzaak. Het klinisch vastgestelde letsel kan passen bij het manueel heen en weer schudden van het kind.
Volgens Maes is [slachtoffer] overleden als gevolg van verwikkelingen van meermalen bij leven opgelopen ernstige schedelhersenletsels, hiervoor reeds uiteengezet, ontstaan door acceleratie/deceleratie/impact trauma.
Karst heeft de beschikbare medische gegevens en relevante processen-verbaal bestudeerd en heeft zijn bevindingen in een medisch forensisch onderzoek eerst afzonderlijk en vervolgens in onderlinge samenhang besproken. De rechtbank zal zijn bevindingen ook als zodanig weergeven.
Hersenletsel
Karst heeft beschreven dat na de opname in het ziekenhuis op 20 februari 2016 op CT-scans en een MRI-scan van het hoofd ernstig hersenletsel is gezien. De hersenen waren fors gezwollen met toenemende tekenen van hersenweefselversterf door doorgemaakt zuurstoftekort. Bij de gerechtelijke sectie en bij aanvullend neuropathologisch onderzoek is gebleken van onder meer ernstig gezwollen en weke hersenen met uitgebreide schade aan de zenuwuitlopers en recente kneuzingen van de kleine hersenen.
Karst concludeert dat het geconstateerde hersenletsel (de schade aan de zenuwuitlopers
en de kneuzing in de kleine hersenen) zeer veel waarschijnlijker is bij accidentele of
niet-accidentele substantiële krachten dan bij een medische oorzaak.
Bloeduitstorting onder het harde hersenvlies
Op 20 en 21 februari 2016 werd op CT-scans en een MRI-scan langs beide hersenhelften een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies gezien. Dit werd bij de gerechtelijke sectie en bij aanvullend neuropathologisch onderzoek bevestigd. Karst stelt dat bloedingen onder het harde hersenvlies ontstaan als de zogenaamde ankervenen of brugvenen (af)scheuren. De ankervenen, die het bloed afvoeren dat de hersenen van zuurstof en voedingsstoffen heeft voorzien, kunnen (af)scheuren als de schedel en de hersenen ten opzichte van elkaar bewegen, of als de ankervenen worden opgerekt door verplaatsing van hersendelen. Zo kunnen de ankervenen scheuren als sprake is van herhaalde voor-achterwaartse (en waarschijnlijk ook andere, bijvoorbeeld rotatoire) bewegingen van het hoofd. Een dergelijk mechanisme kan optreden bij heftig repeterend acceleratie-/deceleratie trauma (zoals bij een schudincident) of bij forse impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), of bij de combinatie van beide. Hierbij is veel kracht nodig. Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte (1 tot 2 meter) en bij gebruikelijke huis-, tuin- en keukenongevallen, en daarmee ook bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, zijn onvoldoende voor het veroorzaken van een bloeding onder het harde hersenvlies.
Karst concludeert dat de bij [slachtoffer] aangetroffen bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies in februari 2016 afzonderlijk bezien veel waarschijnlijker zijn bij een zeer fors
contact- of impacttrauma, bij een heftig schudincident (repeterend acceleratie-/deceleratie trauma) of bij een combinatie van beide, dan bij een medische oorzaak en/of de geboorte en/of een val van beperkte hoogte en/of normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen.
Oogheelkundige bevindingen
In beide ogen was sprake van uitgebreide netvliesbloedingen. De bloedingen zaten in alle lagen van de netvliezen, waarbij tevens plooien in de netvliezen werden gezien en bloedingen aan de buitenzijde van de oogbol en langs de oogzenuw. Omdat er geen ijzerpigment werd aangetroffen bij specifieke histopathologische kleuringen, kan worden geconcludeerd dat het verse bloedingen waren. Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan zoals door een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid – in meer netvlieslagen en verspreid over het gehele netvlies – is daarbij in toenemende mate correlerend met een niet-accidentele oorzaak.
Karst heeft geen medische oorzaken gevonden voor de netvliesbloedingen. De aangetroffen uitgebreide bloedingen zijn passend bij een heftig schudincident, forse impact op of tegen het hoofd of een combinatie van beide. Geringere krachten zoals een val vanaf kleine hoogte zoals een commode zijn niet passend bij de uitgebreidheid van deze netvliesbloedingen.
Karst concludeert dat de uitgebreide netvliesbloedingen in combinatie met de geconstateerde plooien in het netvlies en de bloeduitstortingen aan de buitenzijde van de oogbollen en de oogzenuw zeer veel waarschijnlijker zijn bij een contacttrauma, bij schudden (acceleratie-/deceleratietrauma) of bij een combinatie van beide, dan bij een accidenteel trauma of medische aandoening.
Uitwendig zichtbaar letsel
Bij de ziekenhuisopname juist voor het overlijden van [slachtoffer] is een blauwe plek midden op het hoofd gezien. Naast deze blauwe plek werden bij sectie kleinere blauwe plekken gezien aan de wangen, aan de kin, rechtsachter aan het hoofd en aan de binnenzijde van de lippen, onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan door een stomp botsende en/of samendrukkende krachtsinwerking. Het is niet uit te sluiten dat de onderhuidse bloeduitstortingen aan de lippen verband houden met de medische ingreep van het inbrengen van de beademingsbuis.
Karst concludeert dat de uitwendige letsels die juist voor en na het overlijden van [slachtoffer] zijn vastgesteld, afzonderlijk bezien ongeveer even waarschijnlijk zijn bij een accidentele toedracht als bij een niet-accidentele toedracht. De onderhuidse bloedingen aan de wangen acht Karst waarschijnlijker bij een niet-accidentele toedracht dan bij een accidentele toedracht.
Botbreuken
Uit radiologisch onderzoek aan de botten van het linkerbeen van [slachtoffer] blijkt de aanwezigheid van een breuk aan het uiteinde van het linker bovenbeensbot aan de zijde van de knie. Van Rijn beschrijft de breuk als in de metafyse, maar geen metafysaire hoekfractuur. Deze breuk werd, net als een niet door Van Rijn beschreven breuk van het linker scheenbeen, eveneens aan het uiteinde aan de zijde van de knie, bevestigd met microscopisch onderzoek. De breuken waren, gezien rode bloedcellen en ontstekingscellen in de breukvlakken, relatief vers op het moment van overlijden.
Karst concludeert dat hoewel [slachtoffer] nog niet mobiel was, een accidentele toedracht mogelijk is als sprake is geweest van krachten die vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld ongevallen in speeltuinen die tot breuken van het been leiden. Als sprake is geweest van een voorval met vader met een val achterover over de drempel, dan zou het vastgrijpen van een been of het ongelukkig terecht komen tegen een kast en/of de grond een plausibele verklaring kunnen vormen voor deze breuk.
De combinatie van bevindingen
Bij [slachtoffer] zijn onder meer zeer ernstig, fataal verlopen hersenletsel, bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, uitgebreide netvliesbloedingen, onderhuidse bloeduitstortingen aan het hoofd en botbreuken in het linker been geconstateerd.
De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, die op zichzelf niet tot letsel van de hersenen leidt, vormt een aanwijzing voor het ontstaansmechanisme van het hersenletsel. Het hersenletsel zelf is, gezien de neuropathologische bevindingen, traumatisch van aard. Dat wil zeggen dat het hersenletsel het gevolg is geweest van forse krachten van buitenaf.
De combinatie van bevindingen is passend bij toegebracht hersenletsel door heftig schudden (acceleratie/deceleratie), door forse impact of door de combinatie van beide. De kneuzing in de kleine hersenen wijst op in elk geval forse impact als oorzaak, waarbij het uitwendig letsel aan het hoofd – specifiek het voorhoofd, of rechtsachter aan het hoofd – een aanwijzing is voor de plaats van de impact.
Karst concludeert dat de combinatie van letselbevindingen bij [slachtoffer] zeer veel waarschijnlijker is bij forse impact tegen het hoofd, al dan niet in combinatie met een heftig schudincident, dan bij een eenvoudige val tot 150 cm hoogte, bij een medische aandoening, bij gebruikelijke verzorgingshandelingen en/of bij de geboorte.
- de mogelijkheid van een medische oorzaak of een geboortetrauma
Er zijn volgens Karst geen medische aandoeningen geconstateerd die de combinatie van bevindingen kunnen verklaren. De geconstateerde letsels zijn niet ontstaan door eigen toedoen of gedragingen van [slachtoffer] , bij gebruikelijke verzorgingshandelingen, of bij de bevalling. De genetische afwijking die bij [slachtoffer] is vastgesteld (het 22q11-deletie syndroom), die zich onder meer uitte in aanlegstoornissen van het hart waaraan [slachtoffer] vrij snel na de geboorte werd geopereerd, kan de als traumatisch beoordeelde hersenschade niet verklaren.
Patholoog-anatoom Maes sluit in haar rapportage ziekelijke oorzaken en/of bijdragen aan het overlijden van [slachtoffer] uit. Maes concludeert dat aan het hart operatieveranderingen waren, doch geen aanwijzingen dat ziekelijke veranderingen in het geopereerde hart aan het overlijden hebben bijgedragen. Het verrichte microbiologische en biochemische onderzoek leverde volgens Maes geen aanwijzingen op voor infectieziekten en/of stofwisselingsziekten van betekenis voor het intreden van de dood.
Ter zitting is door Soerdjbalie-Maikoe benadrukt dat voor de medische oorzaken, zoals deze door Spendlove in zijn rapport als mogelijke oorzaken van het opgetreden letsel zijn gesuggereerd, geen aanwijzingen zijn gevonden. Soerdjbalie-Maikoe zijn noch uit haar eigen praktijk, noch uit de wetenschap en de literatuur gevallen bekend waarin de traumatische letsels, zoals de kneuzingen in de kleine hersenen, zoals bij [slachtoffer] geconstateerd, door een medische oorzaak konden worden verklaard. De oorzaak voor dergelijk letsel wordt steeds gevonden in fors impacttrauma. Ter zitting heeft Karst deze bevindingen bevestigd.
Ook overigens is uit het dossier niet gebleken van een specifiek aan te wijzen lichamelijke of medische oorzaak voor het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer] .
- de bevindingen van Spendlove
De rechtbank overweegt voorts dat de uitgebreid wetenschappelijk onderbouwde bevindingen van Karst en Maes op vrijwel alle essentiële onderdelen worden ondersteund door die van andere rapporteurs, waaronder Soerdjbalie-Maikoe.
Deze rapporteurs concluderen tot trauma als verklaring voor het acute letsel bij [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de door de verdediging als deskundige ingeschakelde Spendlove de conclusies van de andere deskundigen in zijn rapportage niet weerlegd. Hetgeen Spendlove in zijn rapportage naar voren heeft gebracht, is vooral hypothetisch van aard en niet of nauwelijks voorzien van wetenschappelijke onderbouwing. Voorts zijn voor de door Spendlove als mogelijke oorzaken voor het intreden van de dood van [slachtoffer] gesuggereerde medische omstandigheden door andere deskundigen geen aanwijzingen gevonden, dan wel zijn de gesuggereerde oorzaken slechts een mogelijke verklaring voor één van de vele aangetroffen letsels. De kneuzingen van de kleine hersenen en het diffuus afscheuren van axonen, die tot het overlijden van [slachtoffer] hebben geleid, laat Spendlove bovendien onbesproken. De rechtbank zal de rapportages van Spendlove daarom ook niet bij de beoordeling van de zaak betrekken.
- tussenconclusie
Op grond van de bevindingen van de deskundigen Maes, Karst en Soerdjbalie-Maikoe komt de rechtbank tot de conclusie dat het ontstaan van het letsel van [slachtoffer] vanuit een lichamelijke/ziekelijke/medische oorzaak is uitgesloten. De rechtbank concludeert op grond van hetgeen hiervoor is uiteengezet dat het letsel bij [slachtoffer] het gevolg moet zijn van een trauma (accidenteel of niet-accidenteel). Gelet op de hierboven besproken bevindingen van de genoemde deskundigen stelt de rechtbank vast dat ten gevolge van in elk geval fors impact trauma en mogelijk tevens door heftig schudden (acceleratie/deceleratie) bij [slachtoffer] bloedingen, kneuzingen en zwellingen in de hersenen, aangeduid als schedelhersenletsel, zijn ontstaan. Daarnaast wordt op grond van de deskundigenrapportages vastgesteld dat [slachtoffer] direct na het impact/acceleratie/deceleratie moment ten gevolge van de ontstane hersenletsels niet meer in staat was als een normale baby te fungeren.
4.3.3Wanneer is het letsel ontstaan?
De volgende vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is wanneer het letsel is ontstaan.
Buurman [buurman] zag [slachtoffer] in de ochtend van 20 februari 2016 met stralende oogjes rondgaan in haar loopstoeltje. Verdachte heeft [slachtoffer] voor het middagslaapje naar bed gebracht. [moeder slachtoffer] heeft vanuit de deuropening nog naar [slachtoffer] gekeken en zag niets bijzonders.
Verdachte was op 20 februari 2016 in de periode tussen 16.30 uur en 17.45 uur alleen met [slachtoffer] , die in bed lag, in de gezinswoning aanwezig, terwijl [moeder slachtoffer] boodschappen deed. Verdachte heeft verklaard dat hij geluiden hoorde via de babyfoon en dat hij naar de slaapkamer van [slachtoffer] is gegaan. Na een eerdere andersluidende verklaring heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] normaal functioneerde toen hij haar uit bed haalde. Verdachte krijgt kort daarop – volgens verdachte nadat [slachtoffer] uit zijn armen is gevallen – geen contact meer met [slachtoffer] , die kermende geluiden maakt, haar oogjes heeft weggedraaid en trekkende bewegingen maakt met haar ledematen. Verdachte zegt [slachtoffer] meermalen heen en weer te hebben geschud.
[moeder slachtoffer] komt om 17.45 uur weer thuis, treft verdachte en de bewusteloze [slachtoffer] in de woning aan en belt om 17.50 uur het alarmnummer 112.
In de dagen voorafgaand aan de opname op 20 februari 2016 was er geen sprake van ernstig hersenletsel, nu [slachtoffer] op basis van de beschreven gedragingen volgens Karst onmiskenbaar een normaal functionerend brein had. De plotseling ontstane klinische noodsituatie op
20 februari 2016 past bij de nadien neuropathologisch vastgestelde ernstige schade aan de hersenen waarbij door de gehele hersenen (diffuus) sprake was van afgescheurde zenuwuitlopers en van recente kneuzing van het hersenweefsel in de kleine hersenen. Deze bevindingen kunnen niet anders dan het gevolg zijn van forse krachtsinwerkingen. Volgens Karst kan [slachtoffer] met het zeer ernstig beschadigde brein niet meer normaal hebben gefunctioneerd. Ook de neuropathologische beoordeling van in elk geval vers bloed onder het harde hersenvlies en de als vers beoordeelde onderhuidse bloeduitstortingen wijzen op het ontstaan van het letsel juist voor het moment dat [slachtoffer] problemen kreeg met bewustzijnsdalingen, ademhalingsproblemen en trekkingen.
De rechtbank heeft hiervoor reeds op basis van de uiteengezette bevindingen van de deskundigen Maes, Karst en Soerdjbalie-Maikoe vastgesteld dat ten gevolge van een in elk geval fors impact trauma, bij [slachtoffer] bloedingen, kneuzingen en zwellingen in de hersenen, aangeduid als schedelhersenletsel, zijn ontstaan en mogelijk tevens door heftig schudden (acceleratie/deceleratie). Daarnaast is op grond van de deskundigenrapportages vastgesteld dat [slachtoffer] direct na het trauma gevolge van de ontstane hersenletsels niet meer in staat was als een normale baby te fungeren.
-tussenconclusie rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte zelf vast dat verdachte alleen met [slachtoffer] in de woning aanwezig was op het moment dat bij [slachtoffer] een opvallende omslag in haar gezondheidstoestand en reactievermogen optrad, zodanig dat zij buiten bewustzijn leek en er geen contact meer met haar te krijgen was. Op grond hiervan is vast komen te staan dat het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan op het moment dat verdachte met haar alleen in de woning was.
4.3.4Is er sprake van accidenteel of niet-accidenteel (toegebracht) trauma?
De vraag die de rechtbank voorts voorligt is of het letsel van [slachtoffer] is ontstaan door een accidenteel trauma – zoals bijvoorbeeld een val – of door een niet-accidenteel (toegebracht) trauma.
Karst stelt dat het toebrengen van hersenletsel bij kleine kinderen door middel van schudden en/of impact, dusdanig heftig is dat getuigen de handeling direct als gevaarlijk zouden kwalificeren. De benodigde krachten zouden in dit geval vergelijkbaar moeten zijn met die bij een val van meer verdiepingen hoogte, waarbij het noodzakelijk lijkt te zijn dat [slachtoffer] niet alleen uit de armen van vader is gevallen, maar tevens veel extra snelheid moet hebben meegekregen, door als het ware gelanceerd te worden. De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies vormt volgens Karst voorts een aanwijzing voor het ontstaansmechanisme van het hersenletsel. Het hersenletsel zelf is, zoals hiervoor reeds vastgesteld, traumatisch van aard. Dat wil zeggen dat het hersenletsel het gevolg is geweest van forse krachten van buitenaf. Deze combinatie van letselbevindingen is volgens de deskundigen passend bij toegebracht hersenletsel door heftig schudden (repeterend acceleratie-/deceleratietrauma), door een zeer fors contacttrauma, of door de combinatie van beide. De kneuzingen in de kleine hersenen wijzen de deskundigen Karst en Soerdjbalie-Maikoe op in elk geval forse impact als oorzaak.
Gegeven de conclusie van Karst dat de benodigde krachten vergelijkbaar moeten zijn met die bij een val van meer verdiepingen waarbij tevens sprake moet zijn van een snelheid te vergelijken met een lancering, als ook nu de deskundigen spreken over een zeer fors contacttrauma en over heftig schudden, gaat het naar het oordeel van de rechtbank om handelingen die bijzonder grote kracht hebben gevergd.
De verklaring van verdachte dat slechts sprake is geweest van een val waarbij [slachtoffer] uit zijn handen glipte, past niet bij de ernstige letsels die [slachtoffer] heeft opgelopen. Voor het ontstaan van dergelijke letsels zijn grotere krachten nodig dan die waar verdachte over spreekt.
- tussenconclusie rechtbank
Voor de rechtbank is op grond van het vorenstaande komen vast te staan dat er bij [slachtoffer] sprake is van niet-accidenteel, dus toegebracht, hersenletsel door in ieder geval een fors impacttrauma, al dan niet in combinatie met acceleratie-/deceleratietrauma (zoals door heftig schudden), omdat enkel heftig schudden een deel van het letsel, te weten de kneuzingen in de kleine hersenen en de axonale schade niet kan verklaren. De rechtbank is voorts van oordeel dat dit trauma door verdachte aan [slachtoffer] is toegebracht.