Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[B],
wonende te [woonplaats 1] , handelend als gevolmachtigde van [A] ,
1.[X] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
Rechtbank Overijssel
In deze huurzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 5 februari 2020, vorderden eisers [A] en [B] dat gedaagden [X] en [Y] de gehuurde woning zouden ontruimen en opleveren in de staat waarin deze zich bevond bij aanvang van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst was aangegaan voor een bepaalde tijd van twee jaar, van 1 december 2017 tot en met 30 november 2019. Eisers stelden dat gedaagden, ondanks het verstrijken van de huurperiode, de woning niet hadden verlaten en dat er sprake was van huurachterstand. De eisers vorderden ook betaling van een dwangsom voor elke dag dat de woning niet werd opgeleverd, evenals betaling van achterstallige huur en een huurvervangende vergoeding.
Gedaagden voerden verweer en stelden dat [Y] de woning al had verlaten en dat [X] niet tijdig op de hoogte was gesteld van de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [B] niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat hij slechts als gevolmachtigde van [A] optrad. De rechter concludeerde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd op 30 november 2019 en dat [X] nog steeds in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd alleen tegen [X] toegewezen, terwijl [Y] werd ontslagen van de verplichting om de woning te ontruimen, omdat zij deze al had verlaten. De kantonrechter wees de vorderingen van [X] in reconventie af en veroordeelde hem tot betaling van de achterstallige huur en de huurvervangende vergoeding aan [A].