ECLI:NL:RBOVE:2020:491

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
08.260531.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor dodelijk verkeersongeval door onoplettendheid

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 9 oktober 2018 op de Oldenkotsedijk in Haaksbergen, waar de man met zijn auto een 54-jarige vrouw op de fiets aanreed. De vrouw raakte ernstig gewond en overleed op 1 november 2018 aan haar verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De verdachte kreeg een taakstraf van 180 uur opgelegd, evenals een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte dat verkeersdeelnemers op elkaar moeten kunnen vertrouwen en dat de verdachte zijn snelheid niet had aangepast aan de situatie, wat bijdroeg aan de aanrijding. De rechtbank vond dat de verdachte niet voldoende had gelet op de fietsster en zijn snelheid niet had aangepast, ondanks dat hij zich bewust was van haar aanwezigheid. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 24 januari 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.260531.18 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zodanig onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood, dan wel dat hij zodanig heeft gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Haaksbergen in de gemeente Haaksbergen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rekken en/of gaande in de richting Haaksbergen, daarmede rijdende over de weg, de Oldenkotsedijk,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte een voor hem uit op die weg (de Oldenkotsedijk) rijdende fietsster had waargenomen,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg(de Oldenkotsedijk) en/of die voor hem, verdachte rijdende fietsster en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Oldenkotsedijk) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met dat motorrijtuig (personenauto) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg (de Oldenkotsedijk) langzamer rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Haaksbergen in de gemeente Haaksbergen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rekken en/of gaande in de richting Haaksbergen, daarmede heeft gereden over de weg, de Oldenkotsedijk en
terwijl hij, verdachte een voor hem uit op die weg (de Oldenkotsedijk) rijdende fietsster had waargenomen,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Oldenkotsedijk) en/of die voor hem, verdachte rijdende fietsster en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Oldenkotsedijk) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met dat motorrijtuig (personenauto) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg (de Oldenkotsedijk) langzamer rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam gereden, als gevolg waarvan sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en waardoor mevrouw [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) werd gedood.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair algehele vrijspraak bepleit, subsidiair vrijspraak voor het primair tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de fietser (het slachtoffer) ruim voor de aanrijding zag, naar rechts moest uitwijken voor tegemoet komend verkeer en dat op het moment dat verdachte de fietser inhaalde, de fietser plotseling naar links uitweek, waardoor een aanrijding niet meer te voorkomen was. Als er al sprake was van een verkeersovertreding door verdachte, dan was deze niet dusdanig dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend in de zin van artikel 6 van de WVW heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Uitgaande van het voorgaande stelt de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 9 oktober 2018, omstreeks 07:30 uur, vond te Haaksbergen op de Oldenkotsedijk een ongeval plaats, waarbij een personenauto (VW Passat voorzien van kenteken [kenteken] ) en een fiets betrokken waren. Als gevolg hiervan is op 1 november 2018 [slachtoffer] als bestuurster van de fiets overleden.
Verdachte reed als bestuurder van de personenauto over de Oldenkotsedijk, komende uit de richting van de Panovenweg. [slachtoffer] reed als bestuurster van de fiets, eveneens over de Oldenkotsedijk, eveneens komende uit de richting van de Panovenweg. Ter hoogte van het perceel Oldenkotsedijk ontstond een aanrijding tussen de personenauto en de fiets.
De maximumsnelheid op de Oldenkotsedijk is 60 kilometer per uur.
Getuige [getuige] is die ochtend aan het hardlopen op de Oldenkotsedijk als hij ziet dat de auto van verdachte hem tegemoet komt. Hij ziet dan dat de personenauto van verdachte ruimte moet geven aan een hem, verdachte, tegemoet komende auto. Meteen daarop ziet hij een wolk stof en het achterlicht van een fiets. Ter plaatse blijkt een fietsster te zijn aangereden.
Door de politie is geconcludeerd en met door de politie ter plaatse gemaakte foto’s is onderbouwd dat [slachtoffer] op haar fiets enkele centimeters buiten de fietssuggestiestrook reed op het moment van de aanrijding (foto 6 in de VerkeersOngevalsAnalyse (VOA), op pagina 33 van het dossier). Verdachte reed met zijn personenauto met de wielen aan de rechter zijde, binnen de fietssuggestiestrook (foto 8). De politie heeft gemeten dat achterband van de fiets, op het moment van de aanrijding zich op ongeveer negentig centimeter van de kant van de weg bevond. De weg is ter plaatse vier meter en veertig centimeter breed.
De fiets is door de voorkant van de personenauto aangereden, aan de rechterzijde, net naast de kentekenplaat (foto 10 en 11).
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de door de politie vastgestelde plaats van de aanrijding. Dat geldt in het bijzonder voor de plaats op de weg waar de fiets zich bevond toen die geraakt werd, de plek op de voorkant van de auto waar auto en fiets elkaar raakten en de plek op de weg waar de auto van verdachte zich op dat moment bevond. Betrokkene is in comateuze toestand naar het ziekenhuis vervoerd, waar zij op
1 november 2018 als gevolg van haar verwondingen is overleden.
De politie heeft de telefoon van verdachte onderzocht, waarbij geen aanwijzingen zijn aangetroffen dat hij actief die telefoon gebruikte tijdens het rijden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van het ongeval ongeveer een half jaar zijn rijbewijs had, dat hij in die periode wel al zo’n vijfduizend kilometer gereden had, dat hij die ochtend op weg naar zijn werk een andere route dan gebruikelijk nam, maar dat hij die weg wel goed kende. Hij zag [slachtoffer] al van ver. Vanwege tegemoet komend verkeer moest hij naar rechts uitwijken. Er was op dat moment nog zo’n vijftien meter verschil tussen verdachte en [slachtoffer] . Toen hij [slachtoffer] wilde passeren week zij naar links uit en kon verdachte haar niet meer ontwijken. Hij reed op dat moment ongeveer vijftig kilometer per uur, zeker niet harder dan zestig kilometer per uur. Verdachte had zijn snelheid niet aangepast op het moment dat hij betrokkene wilde inhalen, omdat verdachte dat niet nodig achtte.
Beoordeling
In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het
naleven van verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld. Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer. Verdachte heeft de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden door onvoldoende te letten op de voor hem rijdende fietsster en zijn snelheid niet aan te passen aan de lagere snelheid van de fietsster terwijl hij gedeeltelijk reed op de fietssuggestiestrook en door vervolgens in aanrijding te komen met die fietsster.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank heeft daarbij met name gelet op het feit dat het een smalle, zogenaamde “60 kilometer weg” met aan beide zijden fietssuggestiestroken betrof, waarop verkeer in beide richtingen mocht rijden en waar ook langzamer verkeer aanwezig was, waardoor extra oplettendheid geboden was. Verdachte reed, vanwege het passeren van een tegenligger, uiterst rechts van de weg. Hij was zich bewust van het feit dat er een fietser voor hem reed en desondanks heeft hij zijn snelheid niet aangepast. Hoewel [slachtoffer] op het moment van de aanrijding (net) buiten de fietssuggestiestrook reed, had dat gegeven, naar het oordeel van de rechtbank, geen bijdrage aan de aanrijding, immers reed de auto van verdachte op het moment van de aanrijding met de rechterwielen binnen de fietssuggestiestrook en gezien de plaats waar de auto van verdachte de fiets van [slachtoffer] heeft geraakt, net naast de nummerplaat, zou verdachte haar ook hebben geraakt als zij binnen de fietssuggestiestrook had gereden.
De rechtbank merkt met betrekking tot de berekening van de snelheid waarmee verdachte reed op het moment van de aanrijding in de rapportage verkeersongevallenanalyse op dat deze berekening mogelijk niet correct is. Wat daar ook van zij, feit is dat verdachte zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen, waardoor hij in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] . Er is geen enkele aanwijzing in het dossier dat mevrouw [slachtoffer] een zo onverwachte manoeuvre heeft gemaakt dat verdachte daar in redelijkheid geen rekening mee kon of hoefde te houden. Hij reed immers zelf zodanig snel en rechts op de weg dat zij hoe dan ook geraakt zou worden, terwijl hij al ruim van te voren heeft zien rijden, zodat hij, als hij gewild had, voldoende afstand tot haar had kunnen bewaren. Verdachte reed echter met een voor die situatie te hoge snelheid op haar af aan de rechterzijde van de weg en daardoor is verdachte niet in staat geweest om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen waardoor hij in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] .
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als gevolg waarvan een aanrijding heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 9 oktober 2018 te Haaksbergen in de gemeente Haaksbergen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Rekken en gaande in de richting Haaksbergen, daarmede rijdende over de Oldenkotsedijk,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettendheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte een voor hem uit op de Oldenkotsedijk rijdende fietsster had waargenomen,
in onvoldoende mate is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van de Oldenkotsedijk en die voor hem, verdachte rijdende fietsster en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Oldenkotsedijk) kon overzien en waarover deze vrij was en
met dat motorrijtuig (personenauto) in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte op de Oldenkotsedijk langzamer rijdende fiets en de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander werd gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging, uitgaande van een bewezenverklaring van hooguit het subsidiair tenlastegelegde, heeft op de mogelijkheid van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) gewezen gezien de emotionele gevolgen die het feit voor verdachte hebben gehad en de opstelling van verdachte richting de nabestaanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aan het verkeer deelgenomen. Daarbij was hij onoplettend in een situatie waar oplettendheid extra geboden was, namelijk tijdens de ochtendspits, op een smalle, drukke weg met veel verkeer (sterke en zwakke verkeersdeelnemers) in beide richtingen en met verschillende snelheden, waar een kleine fout snel tot groot gevaar kan leiden. Verdachte heeft onvoldoende zijn snelheid beperkt, heeft onvoldoende afstand tot de fiets van [slachtoffer] bewaard en is vervolgens in aanrijding gekomen met de fiets van [slachtoffer] . Zij heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaraan zij op 1 november 2018 is overleden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW waarbij het slachtoffer komt te overlijden, is dat een werkstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte pas kort zijn rijbewijs had en dus over weinig ervaring op de weg beschikte. Ook houdt de rechtbank rekening met het blanco strafblad van verdachte, zijn opstelling richting de nabestaanden van [slachtoffer] en het gegeven dat het feit inmiddels bijna anderhalf jaar oud is en verdachte aldus gedurende langere tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afdoening van de onderhavige zaak.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden, met dien verstande dat de rechtbank de proeftijd zal bepalen op drie jaren. Verdachte is een beginnend bestuurder. Een deels voorwaardelijke rij-ontzegging met een langere proeftijd acht de rechtbank passend, om verdachte er in de toekomst van te blijven doordringen dat het betrachten van voorzichtigheid in het verkeer noodzakelijk is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander werd gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden, waarvan
6 (zes) maandenvoorwaardelijk, met een proeftijd van
3 (drie) jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. F.C. Berg en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018454855, gesloten op 28 november 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (dossierpagina 18), voor zover inhoudende als verklaring van getuige:
“Ik was vanmorgen, dinsdag 09 oktober 2018, omstreeks 07:30 uur aan het hardlopen
over de Oldenkotsedijk. Op dat moment was het schemerig. Ik kwam uit de richting van
Haaksbergen en liep richting Rekken. Ik liep aan de linkerzijde van de weg en dus
tegen het verkeer in. Op een gegeven moment werd ik van achteren ingehaald door een
personenauto komende uit de richting van Haaksbergen. Ik zag ook een tegemoetkomende
auto. Deze kon daardoor niet naar links uitwijken. Meteen daarop zie ik een wolk stof
voor me en een rood lampje van een fiets. Ik liep door en zag dat een fietsster
geraakt was door een achterop komende automobilist. Ik heb die fietsster nooit zien
aankomen. Die bestuurder die de aanrijding veroorzaakte, gaf mij meteen na het
ongeluk aan, dat de fietsster naar links had gekeken en meteen naar links zwenkte. Ik
had niet het idee dat de veroorzaker van het ongeluk te hard reed. Ik was op het
moment van het ongeluk op ruim 100 meter afstand.”
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 oktober 2018 (dossierpagina’s 12 en 13), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
“ V: Wat is er volgens u gebeurd? Hoe is het verkeersongeval ontstaan? Verteld u met name
of de rijrichting en de plaats op de weg, zowel uzelf als andere betrokkenen bij het
verkeersongeval?
A: Ik reed op de weg van Rekken naar Haaksbergen via de Oldenkotsedijk. ter hoogte
van [huisnummer] kwam ik een tegenligger tegen. Ik weet niet of deze verlichting
voerde. Ik werd in ieder geval niet verblind. Ik reed eerst op het midden van de weg
en stuurde naar rechts. Ik wilde ruimte maken om te passeren. Ik had al een fietser
voor mij zien rijden. Deze reed ongeveer vijftien meter voor mij, dezelfde richting
op als waar ik naar toe ging. Ik reed ongeveer zestig kilometer per uur. In de auto
zit een stand die je kan aanzetten waarmee je kan aangeven hoe hard je mag, wat je
limiet is. Deze stond vast op zestig. Ik kon dus niet harder. Dit is wat anders dan
cruise control.
Toen ik naar rechts uitweek, kwam de fietser voor mij erg snel dichtbij. Ik kon haar
niet meer uitwijken. Opeens knalde ik achter op de fietser. Ik denk dat ik nog wel
vijftig kilometer per uur reed. Ik heb geremd. Tussen het afremmen en aanrijden zat
niet meer dan een seconde. Na de botsing heb ik de auto stil gezet en ben naar de
fietser gelopen. Deze was gewond. Ik heb toen de politie gebeld.
...
V: Wat heeft u gedaan om het verkeersongeval te voorkomen?
A: Ik heb geremd. Ik heb geprobeerd nog iets naar links te gaan.
V: Hoe kwam het dat u het verkeersongeval niet heeft kunnen voorkomen, bijvoorbeeld door
sturen, remmen of ontwijken?
A: Ik weet het niet. Het ging te snel. De tegenligger was mij net gepasseerd en toen
zat ik al op de fietser. Ik raakte haar aan de achterzijde van de fiets, met de
rechter voorzijde van de auto. Zij reed eerst rechts in het gedeelte van het
fietspad. Toen ik haar naderde, had ik het idee dat ze iets naar links ging. Ik kon
haar toen niet meer ontwijken.”
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina’s 37-42), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten:
“ 3.2.2 Schade
Wij zagen aan de voorzijde van het voertuig recente schade. Wij zagen dat de voorzijde
gedeformeerd was. De voorbumper en voorzijde van de motorkap waren beschadigd door de
botsing met de fiets. De fietsster is na de botsing tegen de voorruit gekomen. Van de schade
zijn foto’s gemaakt, (foto ‘s 10 en 11)
...
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
Na onderzoek is vastgesteld dat:
  • betrokken voertuigen zo hebben gereden als in dit proces-verbaal is omschreven;
  • de Volkswagenbestuurder is niet in staat geweest zijn voertuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij
was;
  • van enig technisch gebrek aan de voertuigen is niet gebleken;
  • de fietser fietste aan de rechterzijde van de weg ongeveer 0.90 cm uit de wegkant;
  • de door de Volkswagenbestuurder gereden snelheid voor de botsing kon niet worden
vastgesteld;
- de fietser bekwam door de botsing ernstig lichamelijk letsel en tevens ontstond er
materiele schade”
Het schouwverslag door drs. A.A. van der Spaa, forensisch arts (dossierpagina’s 46-47), voor zover inhoudende als verklaring van de arts:
“ Client: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Geslacht: Vrouw
Geboren op: [geboortedatum 2] -1964 te: [geboorteplaats 2]
...
Schouwitems
Omstandigheden Hoog energetisch ongeval waarbij de krachten vooral op het hoofd hebben gewerkt.
Schedel/schedelhuid Op achterhoofd ( os occipitale) een niveau verschil tussen verschillende bordelen te voelen; dit is het gevolg van een operatie waarbij een deel van het bot is verwijderd om de drukverhoging binnen de schedel te verminderen.
Aangezicht Linker oog ligt dieper dan het rechter oog. De resten van een hematoom (bloeduitstorting) rond het linker oog is nog zichtbaar, de botranden van de linker oogkas voelen onregelmatig aan, dit ten gevolge van meerdere botbreuken.
...
Overlijdensdatum 01-11-2018 16:10 Bekend
...
Evaluatie
54 jarige vrouw, van achteren door auto aangereden terwijl zij op een
buitenweg fietste, waarbij zij door de hoog energetische krachten ernstig schedel- en hersenletsel heeft opgelopen.
Conclusie
Bij opname in het ziekenhuis heeft men al vastgesteld dat de prognose voor deze vrouw infaust was, dus dat herstel eigenlijk niet te verwachten was. Tijdens de opname op de intensive care is ze niet meer bij kennis geweest en vanmiddag overleden, w.s. door drukverhoging in de hersenen met als gevolg een hartstilstand.”