ECLI:NL:RBOVE:2020:4672

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
08-770061-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van fraude door de rechtbank Overijssel na onvoldoende bewijs

In de zaak voor de rechtbank Overijssel, die op 28 december 2020 werd behandeld, stond een 54-jarige man terecht op verdenking van fraude. De verdachte was beschuldigd van het indienen van valse documenten bij de ING Bank om een hypothecaire lening van ongeveer 410.000 euro te verkrijgen. De tenlastelegging omvatte onder andere valse salarisspecificaties en werkgeversverklaringen van verschillende bedrijven, die zouden zijn gebruikt om de bank te misleiden. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 december 2020 heeft de officier van justitie, mr. M. Brunsveld, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. van Schaik.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte niet direct betrokken was bij het indienen van de valse documenten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van kennis van de valsheid van de stukken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, met mr. G.H. Meijer als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-770061-16 (P)
Datum vonnis: 28 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] (Duitsland).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Brunsveld en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 1 december 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 29 juli 2012 tot en met
14 november 2012 de ING-bank met valse geschriften heeft bewogen tot het verstrekken van een hypothecaire lening aan zijn mededaders, subsidiair dat hij daar aan medeplichtig is geweest.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012,
te Staphorst en/of Vollenhove en/of Wanneperveen en/of Harderwijk en/of Amsterdam en/of Zwolle, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een of meer medewerker(s) van) de ING Bank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 410.000 euro) als hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van de woning [adres 2] te Nijensleek, in elk geval van enig goed,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk, zakelijk weergegeven, valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan (die medewerker(s) van) de ING-bank de volgende stukken doen toekomen:
- (een) (valse) salarisspecificatie(s) van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en/of van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 2] over de maand september 2012 (bijlage 1 en 2 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1597 en 1598), en/of
- (een) (valse) werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd 27 september 2012 en/of op naam van [medeverdachte 2] , gedateerd 17 oktober 2012 (bijlage 3 en 4 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1599 en 1600), en/of
- (een) getekende offerte(s) van de ING Bank, waarin was bepaald dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die woning zelf zou(den) gaan bewonen (bijlage 5, 6 en 7 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1601, p. 1609 en p. 1619), en/of
- (een kopie van) een afschrift of afdruk van een betaalrekening (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 2] , waaruit zou moeten blijken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] over voldoende eigen middelen beschikte(n) voor de getaxeerde verbouwingskosten (bijlage 9 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1641), en/of
- een (digitale) aanvraag voor een hypothecaire lening namens [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , waarin bij [medeverdachte 2] 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'ooit gescheiden/geregistreerd partnerschap beëindigd', en/of bij [medeverdachte 1] , 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'DGA' en/of er geen sprake was van lopende verplichtingen en/of het pand als primaire woning te gaan gebruiken (bijlage 10) en/of
- (een) ingescand(e) afschrift(en) en/of kopieën van een of meer storting(en) (van € 2056,86 en/of € 11,93) afkomstig van [bedrijf 1] op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 1] (nummer [rekeningnummer 2] ) en/of

(een) ingescande afschrift(en) en/of kopieën van een of meer stortingen (van € 1.000,- en/of € 1800,- en/of € 2.000,- en/of andere bedragen) afkomstig van [bedrijf 2] BV en/of [getuige] op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 2] o.v.v. salaris/loon waaruit zou moeten blijken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in loondienst werkzaam is/zijn geweest (bijlagen 13 en 14 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1659 en 1660), en/of

- een ingescand afschrift van een of meer bedrag(en) (van € 4980 en/of € 970 en/of € 5000 euro) gestort op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 2] (nummer [rekeningnummer 1] ) en/of (vervolgens) de ING-Bank voorhouden dat dit/deze geldbedrag(en) bestemd waren voor de verbouwing van de woning waarvoor de hypothecaire lening werd verstrekt en/of (waarna) verdachte en/of medeverdachten genoemde(e) geldbedrag(en) inzette(n) voor andere doeleinden dan voor de verbouwing (bijlage 20 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1782),
waardoor (die medewerker(s) van) de ING Bank werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(ordner 5, Zakendossier Hypotheekfraude, p. 1585 e.v.)
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een (of meer) medeverdachte(n) en/of een (of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en) op één of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 29 juli 2012 tot en met met 14 november 2012 te
Staphorst en/of Vollenhove en/of Wanneperveen en/ Harderwijk en/of Amsterdam
en/of Zwolle, althans (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een of meer medewerker(s) van) de ING-Bank
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 410.000
euro voor een hypothecaire geldlening), in elk geval enig van goed, aan
verdachte en/of zijn mededader(s) door met voren omschreven oogmerk –zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) die hypotheekverstrekker
heeft doen/laten toekomen
- (een) (valse) salarisspecificatie(s) van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en/of van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 2] over de maand september 2012 (bijlage 1 en 2 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1597 en 1598), en/of
- (een) (valse) werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd 27 september 2012 en/of op naam van [medeverdachte 2] , gedateerd 17 oktober 2012 (bijlage 3 en 4 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1599 en 1600), en/of
- (een) getekende offerte(s) van de ING Bank, waarin was bepaald dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die woning zelf zou(den) gaan bewonen (bijlage 5, 6 en 7 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1601, p. 1609 en p. 1619), en/of
- (een kopie van) een afschrift of afdruk van een betaalrekening (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 2] , waaruit zou moeten blijken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] over voldoende eigen middelen beschikte(n) voor de getaxeerde verbouwingskosten (bijlage 9 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1641), en/of
- een (digitale) aanvraag voor een hypothecaire lening namens [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , waarin bij [medeverdachte 2] 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'ooit gescheiden/geregistreerd partnerschap beëindigd', en/of bij [medeverdachte 1] , 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'DGA' en/of er geen sprake was van lopende verplichtingen en/of het pand als primaire woning te gaan gebruiken (bijlage 10) en/of
- (een) ingescand(e) afschrift(en) van een of meer stortingen (van € 2056,86 en/of € 11,93) afkomstig van [bedrijf 1] op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 1] (nummer [rekeningnummer 2] ) en/of

(een) ingescand(e) afschrift(en) van een of meer stortingen (van € 1.000,- en/of € 1800,- en/of € 2.000,- en/of andere bedragen) afkomstig van [bedrijf 2] BV en/of [getuige] op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 2] o.v.v. salaris/loon waaruit zou moeten blijken dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in loondienst werkzaam is/zijn geweest (bijlagen 13 en 14 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1658 t/m 1660), en/of

- een ingescand afschrift van een of meer bedrag(en) (van € 4980 en/of € 970 en/of € 5000 euro) gestort op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 2] (nummer [rekeningnummer 1] ) en/of (vervolgens) de ING-Bank voorhouden dat dit/deze geldbedrag(en) bestemd waren voor de verbouwing van de woning waarvoor de hypothecaire lening werd verstrekt en/of (waarna) verdachte en/of medeverdachten genoemde(e) geldbedrag(en) inzette(n) voor andere doeleinden dan voor de verbouwing (bijlage 20 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1782),
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012 te Staphorst en/of Vollenhove en/of Wanneperveen en/of Harderwijk en/of Amsterdam en/of Zwolle, althans (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door (telkens) een of meer valse/vervalste salarisstro(o)k(en) en/of valse/vervalste werkgeversverklaring(en) op te (laten) maken en/of te verschaffen en/of door (telkens) gelden op (een) bankrekening(en) van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te (laten) storten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte aanvragen naar de ING-Bank heeft gestuurd en evenmin dat hij iets te maken heeft gehad met de valse loonstroken en jaaropgaven van [bedrijf 1] of met het onjuist opgeven van het DGA-schap van [medeverdachte 1] . Gelet op de rol van verdachte in het samenstel van verdichtsels, is de officier van justitie van mening dat het primair tenlastegelegde medeplegen ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde geschriften bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, omdat geen sprake was van valse stukken, althans dat verdachte niet op de hoogte was van de valsheid van die stukken. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat vrijspraak moet volgen, wegens het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling. Meer subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.H. toe Laer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2020.
mr. J. de Ruiter en mr. A.H. toe Laer zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.