ECLI:NL:RBOVE:2020:4671

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
08-952553-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder hypotheekfraude en hennepteelt

De rechtbank Overijssel heeft op 28 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder hypotheekfraude en hennepteelt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man had zich schuldig gemaakt aan het indienen van vervalste documenten om hypothecaire leningen te verkrijgen bij de ING Bank en de ABN AMRO. Hij had valse salarisspecificaties en werkgeversverklaringen ingediend, die niet overeenkwamen met de werkelijke inkomsten. Daarnaast was hij betrokken bij het telen van hennep in twee verschillende locaties, waar aanzienlijke hoeveelheden hennepplanten werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de financiële instellingen had opgelicht, maar ook bijdroeg aan de illegale hennephandel, wat schadelijk is voor de samenleving. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de beschuldiging van elektriciteitsdiefstal, waar de verdachte van werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952553-14 (P)
Datum vonnis: 28 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 januari 2019 en 3 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Brunsveld en van hetgeen door de waarnemend raadsvrouw mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 3 december 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: van 1 november 2014 tot en met 26 januari 2015 samen met anderen een hennepkwekerij heeft gehad in Nijensleek;
feit 2: van 1 november 2014 tot en met 26 januari 2015 samen met anderen elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking;
feit 3: van 24 december 2014 tot en met 2 februari 2015 samen met anderen een hennepkwekerij heeft gehad in Giethoorn;
feit 4: van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012 samen met anderen, door middel van valsheid in geschrifte hypotheekfraude heeft gepleegd bij de ING-Bank en/of de ING-Bank heeft opgelicht;
feit 5: van 28 juni 2012 tot en met 24 juli 2012 samen met anderen heeft geprobeerd de ABN-Amro op te lichten;
feit 6: van 1 november 2012 tot en met 31 juli 2014 zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één op meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 26 januari 2015 te Nijensleek, gemeente Westerveld, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een vrijstaande schuur gelegen naast de woning van het pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 588 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2014 tot en met 26 januari 2015 te Nijensleek, gemeente Westerveld, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 02 februari 2015 te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur gelegen aan [adres 2] en/of in een kelder van een woning gelegen aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 274 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012 te Staphorst en/of Vollenhove en/of Wanneperveen en/of Harderwijk, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk
- (een) salarisspecificatie(s) van [bedrijf 1] op naam van [verdachte] , over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en/of van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over de maand september 2012 (bijlage 1 en 2 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1588 en 1598) en/of
- (een) werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] B.V. met betrekking tot respectievelijk [verdachte] , gedateerd 27 september 2012 en [medeverdachte 1] , gedateerd 17 oktober 2012 (bijlage 3 en 4 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1599 en 1600) en/of
- (een) getekende offerte(s) van de ING-Bank, waarin was aangegeven dat [verdachte] en/of [medeverdachte 1] de woning aan [adres 1] te Nijensleek zelf zou(den) (gaan) bewonen (bijlage 5, 6 en 7 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1601, p. 1609 en p. 1619) en/of
- een afschrift of afdruk van een betaalrekening (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 1] (bijlage 9 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1641) en/of
- een (digitale) aanvraag voor een hypothecaire lening (via [bedrijf 3] ) namens [verdachte] en/of [medeverdachte 1] (bijlage 10 aangifte ING Bank, p. 1642),
als waren deze salarisspecificatie(s) en/of werkgeversverklaring(en) en/of offerte(s) en/of afschrift van een rekeningafschrift en/of aanvraag voor een hypothecaire lening echt en onvervalst,
waarbij die valsheid hierin bestond dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
  • in die salarisspecificatie(s) was vermeld dat die [medeverdachte 1] en/of die [verdachte] op basis van de daarin vermelde arbeidsverhouding het daarin vermelde salaris hadden ontvangen, en/of
  • in die werkgeversverklaring(en) was vermeld dat die [medeverdachte 1] en/of die [verdachte] een dienstbetrekking hadden bij de in die werkgeversverklaring(en) vermelde werkgever(s), en/of
  • in die offerte(s) was vermeld dat die [medeverdachte 1] en/of die [verdachte] zelf de woning aan [adres 1] te Nijensleek zou(den) (gaan) bewonen, en/of
  • in dat afschrift van een rekeningafschrift was vermeld dat er voldoende gelden beschikbaar waren voor een verbouwing en/of
  • in die (digitale) aanvraag met betrekking tot die [medeverdachte 1] was aangegeven dat zij nooit was gescheiden/nooit een geregistreerd partnerschap had beëindigd en/of met betrekking tot die [verdachte] was aangegeven dat hij geen DGA was en/of dat geen sprake was van lopende verplichtingen, en/of dat zij die woning als primaire woning zouden gaan gebruiken,
en waarbij dat gebruiken hierin bestond, dat verdachte en/of zijn mededader(s) deze salarisspecificatie(s) en/of werkgeversverklaring(en) en/of aanvra(a)g(en) en/of hebben doen toekomen aan (een of meer medewerkers van) de ING Bank;
(ordner 5, Zakendossier Hypotheekfraude, p. 1585 e.v.)
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012, te Staphorst en/of Vollenhove en/of Wanneperveen en/of Harderwijk, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) de ING-Bank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 410.000 euro voor een hypothecaire geldlening), in elk geval van enig goed, aan verdachte en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) die hypotheekverstrekker heeft doen/laten toekomen
- (een) (valse) salarisspecificatie(s) van [bedrijf 1] op naam van [verdachte] over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en/of van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over de maand september 2012 (bijlage 1 en 2 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1597 en 1598), en/of
- (een) (valse) werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. op naam van [verdachte] , gedateerd 27 september 2012 en/of op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd 17 oktober 2012 (bijlage 3 en 4 bij de aangifte van de ING Bank, p. 1599 en 1600), en/of
- (een) getekende offerte(s) van de ING Bank, waarin was bepaald dat [verdachte] en/of [medeverdachte 1] die woning zelf zou(den) gaan bewonen (bijlage 5, 6 en 7 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1601, p. 1609 en p. 1619), en/of
- een (kopie van een) afschrift of afdruk van een betaalrekening (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 1] , waaruit zou moeten blijken dat [verdachte] en/of [medeverdachte 1] over voldoende eigen middelen beschikte(n) voor de getaxeerde verbouwingskosten (bijlage 9 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1641), en/of
- een (digitale) aanvraag voor een hypothecaire lening namens [verdachte] en/of [medeverdachte 1] , waarin in strijd met de waarheid bij [medeverdachte 1] 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'ooit gescheiden/geregistreerd partnerschap beëindigd', en/of bij [verdachte] , 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'DGA' en/of er geen sprake was van lopende verplichtingen en/of het pand als primaire woning te gaan gebruiken (bijlage 10 aangifte ING Bank), en/of
- (een) ingescand(e) afschrift(en) van een of meer stortingen (van € 2056,86 en/of € 11,93) afkomstig van [bedrijf 1] op een bankrekeningnummer ten name van [verdachte] (nummer [rekeningnummer 2] ) en/of

(een) ingescand(e) afschrift(en) van een of meer stortingen (van € 1.000,- en/of € 1800,- en/of € 2.000,- en/of andere bedragen) afkomstig van [bedrijf 2] BV en/of [getuige 1] op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 1] o.v.v. salaris/loon waaruit zou moeten blijken dat [verdachte] en/of [medeverdachte 1] in loondienst werkzaam is/zijn geweest (bijlagen 13 en 14 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1659 en 1660), en/of

- een ingescand afschrift van een of meer bedrag(en) (van € 4980 en/of € 970 en/of € 5000 euro) gestort op een bankrekeningnummer ten name van [medeverdachte 1] (nummer [rekeningnummer 1] ) en/of (vervolgens) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de ING-Bank voorhouden dat dit/deze geldbedrag(en) bestemd waren voor de verbouwing van de woning waarvoor de hypothecaire lening werd verstrekt en/of (waarna) [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of medeverdachten genoemde(e) geldbedrag(en) inzette(n) voor andere doeleinden dan voor de verbouwing (bijlage 20 bij de aangifte van de ING-Bank, p. 1782),
waardoor (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker(s) werd(en) bewogen
tot het aangaan van bovenomschreven schuld en/of tot bovenomschreven afgifte;
(ordner 5, Zakendossier Hypotheekfraude, p. 1585 e.v.)
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juni 2012 tot en met 24 juli 2012 te Nijensleek, gemeente Westerveld, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van de) ABN AMRO Bank N.V. te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire leenoverenkomst met betrekking tot het pand ( [adres 3] te IJhorst) ten behoeve van verdachte en/of medeverdachte, [medeverdachte 1] en/of de afgifte van (een hypotheekbedrag van) 494.650,- euro, in elk geval enig goed, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) ABN AMRO Bank N.V. heeft doen/laten toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening en/of
- (een) (valse) werkgeversverklaring(en) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 5] op naam van [verdachte] , gedateerd op respectievelijk 26 juni 2012, augustus 2012, 19 juni 2012 en 2 juli 2012 (bijlage 3, 5, 12 en 13 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1818, 1820, 1832 en 1833) en/of
- (een) (valse) salarisspecificatie(s) van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 5] op naam van [verdachte] over de periode van 21 mei 2012 tot en met 17 juni 2012 en/of juni 2012 (bijlage 4 en 14 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1819 en 1834) en/of
- (een) (valse) arbeidsovereenkomst(en) van [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 5] op naam van [verdachte] , gedateerd op respectievelijk 28 maart 2011 en 1 juni 2012 (bijlage 6en 18 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1821 e.v. en p. 1838 e.v.) en/of
- een (valse) jaaropgaaf 2011 van [bedrijf 1] B.V. op naam van [verdachte] (bijlage 7 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1823) en/of
- (een) (vervalst(e)) bankafschrift(en) of bankafdruk(ken) van een (betaal)rekening van de Rabobank (nummer [rekeningnummer 2] ), op naam van [verdachte] , waaruit (telkens) een salarisstorting (groot 2056,86 en/of 1625,93 en/of 1190,75 euro) vanwege [bedrijf 1] en/of [bedrijf 5] aan [verdachte] zou moeten blijken, te weten op 20 augustus 2012 en/of 15 juni 2011 en/of 26 juni 2012 (bijlage 8 en 16 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1824, 1825 en 1836) en/of
- een (vals) schrijven voorzien van de naam van [medeverdachte 2] (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 1] en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat verdachte [verdachte] geen salarisstro(o)k(en) kan overleggen aangezien verdachte, [verdachte] en medeverdachte, [medeverdachte 1] een lening hadden afgesloten bij [bedrijf 1] voor de aankoop van een boot en/of
- een (vals) schrijven (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 5] en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat er voor verdachte [verdachte] een wijziging in zijn arbeidsovereenkomst is doorgevoerd en/of
- een (valse) arbeidsovereenkomst van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd op 25 juni 2012 (bijlage 22 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1845) en/of
- een (valse) salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over juni 2012 (bijlage 23 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1846) en/of
- een (vals) schrijven (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 2] B.V. en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat er in de werkgeversverklaring op naam van [medeverdachte 1] een verschrijving heeft plaatsgevonden ter zake de ingangsdatum van het dienstverband (bijlage 24 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1847) en/of
- (een) (vervalst(e)) bankafschrift(en) of bankafdruk(ken) van een (betaal)rekening van de Rabobank (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 1] , waaruit (telkens) een salarisstorting (groot 2000,00) en/of storting van het vakantiegeld (groot 669,78 euro) vanwege [bedrijf 2] B.V. aan [medeverdachte 1] zou moeten blijken, te weten op 30 mei 2012 en/of 29 juni 2012 en/of 27 juli 2012 en/of 2 juli 2012 (bijlage 26 bij de aangifte van de ABN AMRO Bank N.V., p. 1850 t/m 1854)

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2012 tot en met 31 juli 2014, te Meppel en/of Giethoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, voorwerpen, te weten
- een of meer personenauto(s) (een Audi, type A5, voorzien van het kenteken
[kenteken 1] en/of een Porsche, type Cayenne, voorzien van het kenteken [kenteken 2] )
en/of
- een of meer bo(o)t(en) (Bayliner 175 en/of Monterey 204 FS) en/of
- een buitenboordmotor

heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten

- een personenauto, merk Audi, type A5, voorzien van kenteken [kenteken 1] en/of
- een personenauto, merk Porsche Cayenne, voorzien van kenteken [kenteken 2] en/of
- een boot, Bayliner 175 en/of een
- een buitenboordmotor

gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen bemoeienis heeft gehad bij de hennepkwekerijen en dat hij daarom vrijgesproken dient te worden van de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de salarisstroken en werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] , [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 2] B.V. niet vals waren. Ook overigens waren de in de tenlastelegging genoemde stukken niet vals. De genoemde documenten in de tenlastelegging leveren derhalve geen (poging tot) valsheid in geschrifte of oplichting op. Ten aanzien van de verdenking van witwassen dient het Openbaar Ministerie aan te tonen dat de verklaring van verdachte over de aangeschafte goederen of diensten niet juist kán zijn. Omdat verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd, en het Openbaar Ministerie niet heeft aangetoond dat die verklaring niet klopt, dient verdachte ook van feit 6 te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet blijkt van enige wegnemingshandeling door verdachte dan wel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander ten aanzien van het wegnemen van elektriciteit.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. [1]
Feiten 1 en 3
Op 26 januari 2015 is naar aanleiding van een vermoeden van de aanwezigheid van een hennepkwekerij op grond van artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet (OW) binnengetreden in een vrijstaande schuur gelegen aan [adres 1] in Nijensleek, waar (in meerdere ruimten) een in werking zijnde hennepplantage met in totaal 589 hennepplanten is aangetroffen. In de centrale ruimte, die meteen zichtbaar was bij het binnentreden van de schuur, zijn resten van hennepplanten aangetroffen alsmede 335 gebruikte slabs, kubusblokken en andere aan hennep gerelateerde goederen. [2]
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt voorts dat meteen bij binnenkomst een typische hennepgeur werd waargenomen. Ook was reeds in januari en juni 2014 het geluid van een afzuiginstallatie bij de schuur waargenomen. [3]
Op 2 februari 2015 is met machtiging binnengetreden in een woning aan [adres 2] in Giethoorn, alwaar eveneens een in werking zijnde hennepkwekerij, bestaande uit 134 hennepstekjes, werd aangetroffen in de kelder van de woning. [4]
In de op het erf staande schuur werd een kweekruimte aangetroffen met 160 planten en een droogruimte met 2,76 kilogram zogenoemde “natte” hennep. Verdachte was bij het binnentreden aanwezig in de woning evenals zijn echtgenote, de heer [naam 1] en de heer [medeverdachte 3] .
Het binnentreden heeft onder meer plaats gevonden op basis van binnengekomen informatie. Het gaat daarbij met name om brieven afkomstig van mevrouw [naam 2] , waarin zij heeft verklaard dat verdachte zich al geruime tijd bezig houdt met de handel in hennep en met het witwassen van geldstromen, dat daarin ook zijn zus [naam 3] een rol vervult en dat hij bij zijn werk ondersteund wordt door arbeiders uit het voormalig Oostblok. [5]
Vast staat dat de woning in Nijensleek ten tijde van het binnentreden op naam stond van verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte 1] [6] en dat in de woning in Giethoorn al tweemaal eerder (in 2012) hennepkwekerijen zijn ontdekt en ontmanteld. [7]
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte heeft verklaard al geruime tijd (sinds 2008) feitelijk te verblijven in de woning in Giethoorn. [8]
Op basis van de resultaten van het plaatsen van een baken onder het voertuig van verdachte, heeft de politie vastgesteld dat het voertuig van verdachte in de periode gelegen voor het binnentreden in de woning in Nijensleek (19 september 2014 t/m 27 januari 2015) ruim 70 keer ter plekke is geweest [9] , hetgeen een bezoekfrequentie impliceert van vier tot vijf keer per week. Dat hij die keren met de auto aldaar is geweest, wordt door verdachte niet ontkend.
Op basis van de resultaten van het plaatsen van een camera gericht op de schuur behorende bij de woning in Nijensleek (in de periode van 19 november tot 12 december 2014) staat voorts vast dat verdachte op een groot aantal momenten gelegen in de periode voor het binnentreden is gesignaleerd bij de schuur en een aantal keren minutenlang in de betreffende schuur is geweest en daarbij met lege handen de schuur in ging en met lege handen de schuur verliet. Ook de heer [naam 1] is aldaar een aantal keren met verdachte gesignaleerd. [10]
Voorts staat vast dat verdachte in de periode van 19 september 2014 tot en met 27 januari 2015 23 maal een growshop heeft bezocht, welk bezoek in veertien gevallen nog diezelfde dag werd gevolgd door een bezoek aan het pand in Nijensleek. [11]
Vast staat dat in een loods bij die growshop die door [naam 1] werd gehuurd, hennep en hennepgerelateerde goederen zijn aangetroffen. [12]
De rechtbank hecht in dit verband ook waarde aan de door verdachte zogenoemde afscheidsbrief die verdachte heeft geschreven aan zijn zus [naam 3] , die ten tijde van het binnentreden in het pand in Nijensleek de bewoner was van het pand. [13] In die brief stuurt hij – kortgezegd – aan op een voor [naam 3] en haar partner [medeverdachte 2] meer gunstige verdeling van de opbrengsten. Daar komt bij dat in de woning van verdachte in Giethoorn verschillende aantekeningen zijn aangetroffen met daarop een soort van boodschappenlijstjes voor hennepgerelateerde benodigdheden, een voedingsschema en opbrengst en kostenverdelingen staan vermeld en waarvan verdachte van een aantal kladjes heeft erkend dat het zijn handschrift is [14] en op een aantal de naam ‘ [verdachte] ’ staat geschreven. [15]
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank de verklaring van [naam 1] voor wat betreft de kwekerij in Giethoorn en de verklaring van [medeverdachte 2] voor wat betreft de kwekerij in Nijensleek, dat zij ieder voor zich alleen de kwekerij hebben gehad, niet geloofwaardig. De rechtbank acht met bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met [naam 1] in Giethoorn en met in elk geval [medeverdachte 2] in Nijensleek hennep voor handen heeft gehad en geteeld.
Feiten 4 en 5
Na onder meer het aantreffen van eerdere hennepkwekerijen in woningen van verdachte of waar hij verbleef, meerdere meldingen van [naam 2] , inkomstenonderzoek bij de Belastingdienst en verklaringen van verdachte zelf, is de politie een strafrechtelijk financieel onderzoek gestart. Daarbij is bij de ING-bank het hypotheekdossier gevorderd over de financiering van de aankoop van de woning aan [adres 1] in Nijensleek in de tweede helft van 2012. Na bestudering van dat hypotheekdossier is er een verdenking ontstaan van frauduleus handelen bij de aanvraag van die financiering waarna de ING-bank aangifte heeft gedaan. [16] Tijdens dat onderzoek ontstond de verdenking dat er door verdachte ook onjuiste informatie was aangeleverd ten behoeve van een aanvraag bij de ABN AMRO bank voor een financiering voor een andere woning. De ABN-Amro had deze aanvraag in augustus 2012 afgewezen vanwege gerezen twijfels. [17] Ook de ABN Amro heeft aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte en poging tot oplichting. [18] Bij de aangiften van de ING Bank en de ABN Amro zijn als bijlagen tevens de in het kader van de hypotheekaanvragen overgelegde stukken gevoegd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de stukken uit beide hypotheekdossiers vals of vervalst zijn en of door het indienen van die stukken voor de hypotheekaanvraag tevens sprake is van (poging tot) oplichting.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In 2005 kocht verdachte met zijn ex-partner het huis aan [adres 4] in Meppel met een hypotheek van € 226.000,- bij de SNS-bank. [19] In de onder feiten 4 en 5 tenlastegelegde periodes had verdachte die hypotheek nog steeds mede op zijn naam staan. [20] Op 20 februari 2012 is verdachte gehoord over een hennepkwekerij in de woning aan [adres 2] in Giethoorn, waar hij op dat moment verbleef. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat hij inkomsten heeft uit zijn eigen bedrijf en dat hij geen huur betaalt voor zijn verblijf in die woning. [21]
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK) blijkt dat verdachte van 29 april 2010 tot en met 26 september 2012 bestuurder/groot aandeelhouder van [bedrijf 1] was. Op 27 mei 2013 is [bedrijf 1] failliet verklaard. Over de jaren 2010 tot en met 2012 zijn geen jaarrekeningen gedeponeerd bij de KvK. [22] Op 3 februari 2015 heeft verdachte verklaard dat hij in het eerste jaar dat hij voor [bedrijf 1] werkte geen salaris heeft ontvangen. [23] Hij hielp zijn medeverdachte door het bedrijf op naam te nemen, maar deed feitelijk geen werkzaamheden. Hij zou in loondienst komen bij het bedrijf, maar zo ver is het nooit gekomen, volgens verdachte. Ook uit een brief die de advocaat van verdachte, mr. Van Dijk, aan de belastingdienst stuurde, blijkt dat verdachte geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] en dat er in de periode van 2009 tot 2013 geen inkomsten zijn geweest, behalve een lening verstrekt door familieleden. [24]
Op de werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] van augustus 2012 en 27 september 2012, die ten behoeve van een hypotheekaanvraag aan de ING Bank en de ABN-Amro zijn verstrekt, staat dat verdachte sinds 28 maart 2011 een vast dienstverband heeft, de werkgever niet voornemens is om het dienstverband op korte termijn te beëindigen en dat zijn bruto-jaarsalaris in 2012 € 41.311,- (werkgeversverklaring van augustus 2012) dan wel € 41.625,- (werkgeversverklaring van 27 september 2012) bedroeg. Op de werkgeversverklaring van
27 september 2012 is met de hand de opmerking toegevoegd dat vanaf 8 oktober 2012 het brutosalaris wordt verhoogd met € 350,-. [25] De rechtbank stelt vast dat de werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] , die kort na elkaar zijn uitgegeven, een ander brutosalaris vermelden.
Uit gegevens van de Belastingdienst over 2012 blijkt dat verdachte een brutosalaris van [bedrijf 1] heeft ontvangen van € 28.819,- en een nettosalaris van € 11.728,-. [26] Maar uit gegevens van de bank blijkt dat door [bedrijf 1] in totaal slechts € 4125,65 is overgemaakt naar verdachte. [27] Verdachte heeft aldus giraal substantieel minder loon ontvangen dan volgens de aangifte loonheffing die door [bedrijf 1] is gedaan.
Voorts blijkt uit de door verdachte in het hypotheekdossier gevoegde salarisstrook over de periode van week 37 tot en met 40 dat verdachte € 1891,54 uitbetaald had moeten krijgen. [28] Uit zijn bankafschriften over die periode blijkt echter niet dat een dergelijk bedrag, of een daarop lijkend bedrag, door [bedrijf 1] is overgemaakt op de bankrekening van verdachte. In 2012 zijn alleen in de maanden augustus en september bedragen overgemaakt ter hoogte van
€ 2056,86 en een correctie van € 11,93. [29] Meer salaris is in 2012 niet overgemaakt. De bedragen op de werkgeversverklaringen en salarisstroken van [bedrijf 1] corresponderen dus niet met de bedragen die op de rekening van verdachte zijn gestort. De werkgeversverklaringen en salarisstroken van [bedrijf 1] , die bij de hypotheekaanvragen bij de ABN-Amro en de ING-bank zijn ingediend, zijn derhalve, naar het oordeel van de rechtbank vals. Dat geldt tevens voor de jaaropgaaf van 2011 van [bedrijf 1] B.V. en een schrijven van [medeverdachte 2] inhoudende dat verdachte geen salarisstroken kan overleggen, nu dit allen stukken zijn die verband houden met de geveinsde dienstbetrekking van verdachte bij [bedrijf 1] .
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de werkgeversverklaring, salarisstroken en de arbeidsovereenkomst van [bedrijf 5] . Verdachte heeft verklaard dat hij heel even bij [bedrijf 5] gewerkt heeft, alleen tijdens de proeftijd en dat hij geen dienstverband had bij [bedrijf 5] . [30] Op de werkgeversverklaringen van [bedrijf 5] van 19 juni 2012 en 2 juli 2012, die ten behoeve van een hypotheekaanvraag aan de ABN-Amro zijn overgelegd, is opgenomen dat er geen sprake is van een proeftijd. [31] De werkgeversverklaring van 19 juni 2012 houdt in als brutosalaris een bedrag van € 18.144,-. De werkgeversverklaring van 2 juli 2012 houdt in als brutosalaris een bedrag van € 24.702,80. [32] De ABN-Amro heeft contact opgenomen met de directeur van [bedrijf 5] , omdat zij twijfels hadden over de juistheid van de stukken. De directeur herkende verdachte niet als werknemer. [33] Ook uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte niet bekend is als werknemer bij [bedrijf 5] . [34] In 2012 is een bedrag van € 2.381,50 overgemaakt op de rekening van verdachte door [bedrijf 5] . [35] Dit alles leidt, naar het oordeel van de rechtbank, tot de conclusie dat ook de geschriften ten aanzien van [bedrijf 5] als zijnde vals moeten worden beschouwd. Daaronder is mede begrepen een schrijven van de [bedrijf 5] inhoudende dat er voor verdachte een wijziging in zijn arbeidsovereenkomst is doorgevoerd.
Ten aanzien van de geschriften van [bedrijf 2] B.V., die bij de ING bank en de ABN-Amro ten behoeve van een hypotheekaanvraag zijn ingediend en zien op de partner van verdachte [medeverdachte 1] , overweegt de rechtbank het volgende. De werkgeversverklaring van 17 oktober 2012 die bij de ING is ingediend houdt in als brutosalaris € 37.717,-. [36] De werkgeversverklaring van 25 juni 2012 die bij de ABN-Amro is ingediend houdt in als brutosalaris € 37.721,-. [37] De werkgeversverklaringen die kort na elkaar zijn uitgegeven, komen aldus niet overeen. De gegevens van de Belastingdienst houden in dat [medeverdachte 1] bij [bedrijf 2] B.V. in 2012 in totaal € 21.657,- heeft verdiend. [38] [medeverdachte 1] heeft salarisbetalingen ontvangen op haar rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Zij heeft in totaal € 19.369,78 ontvangen. Het verschil tussen de gegevens van de Belastingdienst en het giraal ontvangen loon, wordt vermoedelijk veroorzaakt door premies die op het loon zijn ingehouden. [39] Volgens de brief van advocaat mr. Van Dijk aan de Belastingdienst is [medeverdachte 1] op 15 januari 2012 in dienst getreden en heeft zij ongeveer vijf maanden gewerkt bij [bedrijf 2] B.V. In die periode is een bedrag van in totaal € 13.469,78 overgemaakt op de rekening van [medeverdachte 1] . [40] Op basis van de brief van de advocaat van verdachte, mr. Van Dijk, zou aldus geconcludeerd moeten worden dat het dienstverband in juni/juli zou zijn beëindigd. De rechtbank stelt vast dat de wekgeversverklaring van 17 oktober 2012 is uitgegeven op een moment dat de dienstbetrekking, volgens de advocaat van verdachte, reeds was beëindigd. Opmerkelijk is dat na het beëindigen van het dienstverband in de maanden augustus, september en oktober 2012 nog eens in totaal € 5900,- onder de vermelding ‘spoedopdracht’ is overgemaakt op de rekening van [medeverdachte 1] . [41] Verder is opmerkelijk dat uit het dossier blijkt dat verdachte zich zeer actief bezig hield met het verkrijgen van salarisstroken en de werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V. [42] [medeverdachte 1] heeft tijdens haar verhoor op 4 februari 2015 verklaard dat zij in 2012 heeft gewerkt, maar dat zij de naam van het bedrijf en de naam van de directeur niet wist. Zij verklaarde dat zij vanuit huis werkte en dat zij dit ongeveer een jaar heeft gedaan. Het salaris werd volgens haar overgemaakt op haar rekening of die van verdachte. [43] De directeur van [bedrijf 2] B.V., getuige [getuige 1] , heeft verklaard dat hij de werkgeversverklaring niet herkend, dat het niet zijn handtekening is, dat hij [medeverdachte 1] niet kent en dat hij de loonstrook nooit gezien heeft. [44] Bij de ABN Amro is tevens een schrijven van [bedrijf 2] BV ingediend inhoudende dat er in de werkgeversverklaring op naam van [medeverdachte 1] een verschrijving heeft plaatsgevonden ter zake de ingangsdatum van het dienstverband. De rechtbank komt op grond van bovenstaande tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 2] B.V. en [medeverdachte 1] en de daaruit vloeiende loonbetalingen nep en gereconstrueerd zijn ter verkrijging van een hypotheek en dat de stukken van [bedrijf 2] B.V, die bij de ABN-Amro en ING-bank zijn ingediend ter onderbouwing van de hypotheekaanvraag, daarmee vals zijn.
Ook de ingediende hypotheekaanvragen bij zowel de ING-bank als de ABN-Amro bevatten valsheden. Zo staat ten onrechte bij zowel [medeverdachte 1] als verdachte ‘nee’ aangekruist bij de vraag of zij eerder gescheiden zijn geweest. [45] Daarnaast heeft verdachte verzwegen dat hij nog een hypotheek op zijn naam had, namelijk die van de woning aan [adres 4] in Meppel. Dat de hypotheekadviseur de aanvraag bij de bank heeft ingediend, maakt niet dat hij verantwoordelijk was voor de juistheid van de inhoud daarvan.
Verdachte heeft al deze stukken en informatie toegevoegd aan zijn hypotheekdossier ter onderbouwing van zijn hypotheekaanvraag bij de ING bank en de ABN Amro. De ING Bank heeft de hypotheek aan verdachte verstrekt. Verdachte heeft zich door zijn handelen tevens schuldig gemaakt aan oplichting.
Bij de hypotheekaanvraag bij de ABN-Amro is het bij een poging gebleven, omdat de (valse) stukken wel waren ingediend, maar de ABN-Amro twijfels had over de juistheid van die informatie en besloot geen hypotheek te verstrekken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen, zodat zij verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging van feit 4 en 5 zal vrijspreken.
Voor wat betreft de overige in de tenlastelegging genoemde stukken is de rechtbank van oordeel dat deze niet als vals of vervalst kunnen worden aangemerkt.
Concluderend kunnen de feiten 4 en 5 wettig en overtuigend worden bewezen zoals hierboven is beschreven.
Feit 6
Vast staat dat verdachte op 6 juni 2012 een Audi A5 met kenteken [kenteken 1] heeft gekocht voor € 35.000,-, wat hij contant heeft betaald op 4 en 6 juni 2012. Op 27 maart 2014 heeft hij de Audi verkocht aan [bedrijf 6] voor € 25.500,- en € 6000,- contant bijbetaald voor aankoop van een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 2] . Op 7 april 2011 heeft verdachte een boot (Bayliner GT) gekocht bij [bedrijf 7] in Giethoorn. Het aankoopbedrag van € 14.995,- heeft verdachte per kas voldaan. Op 19 november 2012 is een koopcontract getekend door [medeverdachte 1] , namens haar bedrijf “ [bedrijf 8] ”. Door haar werd haar paspoort overlegd, alsmede een in de Letse taal opgesteld registratieformulier. Omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is, werd dit door verdachte vertaald. Er werd een speedboot aangeschaft van het merk en type Montery 204FS, met een verkoopwaarde van € 35.500,-. De Bayliner is daarbij ingeruild voor een bedrag van € 14.000,-. Het restbedrag van
€ 21.500,- is nooit betaald, noch heeft enige aanbetaling plaatsgevonden. Op 10 februari 2014 heeft verdachte wel een buitenboordmotor ter waarde van € 4500,- gekocht bij [bedrijf 9] . Verdachte heeft het aankoopbedrag contant betaald. [46]
Uit het dossier blijkt dat verdachte de Audi op 6 juli 2012 heeft verpand aan [bedrijf 10] . B.V. voor een lening van € 28.000,-, wat later is overgegaan in de Porsche. Verdachte betaalde
€ 1.450,- per maand aan rente; soms betaalde hij iets meer. Op enig moment is afgesproken dat er nog een bedrag van € 18.600,- open stond. Verdachte moest voor 1 november 2014 de lening hebben ingelost, maar dat is niet gebeurd. [47]
Vast staat, zoals onder feiten 4 en 5 is overwogen, dat verdachte geen inkomsten uit werk had in die periode. Wel is in de periode van 2009 tot en met 2013 in totaal € 265.169,- aan contant geld gestort op rekeningen van verdachte. [48]
Verdachte heeft wisselend verklaard over de aanschaf van de Audi. Op 3 februari 2015 heeft hij onder meer verklaard dat hij de Audi had gekocht met geld dat hij en zijn vrouw hadden gekregen voor de bruiloft in Letland. Hij had de Audi gekocht voor zijn vrouw als verrassing. [49]
Op 8 oktober 2013 had verdachte echter al verklaard dat niet hij, maar zijn vrouw de Audi had betaald. Hij wilde niet verklaren hoe zijn vrouw de auto had betaald. [50] Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte bepleit dat de Audi was gekocht met een lening van [bedrijf 11] . [51] De rechtbank stelt vast dat de geldleningsovereenkomst die door de raadsvrouw is overgelegd dateert van april 2014; bijna twee jaar na de aanschaf van de Audi. Voor zover de raadsvrouw heeft beoogd te betogen dat de voorloper van die lening, dat wil zeggen de lening die op 9 juli 2012 door [bedrijf 11] is verstrekt, geldt dat deze eveneens na de aanschaf van de Audi is aangegaan. De rechtbank stelt vast dat de Audi niet is aangeschaft met de lening van [bedrijf 11] .
Verdachte heeft verklaard dat hij van 2009 tot 2013 vooral geleefd heeft van leningen verstrekt door [naam 4] , omdat hij vanwege een slechte rug niet kon werken. De advocaat van verdachte, mr. Van Dijk, heeft in een brief aan de Belastingdienst geschreven dat leningen werden verstrekt vanuit Rusland ter hoogte van € 225.000,- en dat verdachte inkomsten had uit verhuur van de woning aan [adres 4] in Meppel. De leningovereenkomst is door de advocaat aangehecht. [52] Het Openbaar Ministerie heeft onderzoek gedaan naar deze verklaring van verdachte.
Zo is [naam 4] over de geldlening gehoord in Riga op 4 februari 2015. Ook verdachte is verschillende keren gehoord over deze lening. Op 27 oktober 2014 is een notariële akte opgesteld ten aanzien van de lening door een notaris in Riga. De rechtbank constateert dat tussen de verklaringen van [naam 4] , verdachte en de notariële akte, verschillen zitten over het uitgeleende bedrag, het doel van de lening, de datum waarop de lening moet zijn terugbetaald en de frequentie en hoogte van aflossing. Volgens de notariële akte is bovendien € 319.000,- aan verdachte uitgeleend, dat is € 53.831,- meer dan wat in totaal aan contanten op de rekeningen van verdachte is gestort. [53]
De politie heeft in september 2014 een verzoek ingediend bij het Asset Recorvery Office (ARO) om in Letland (financiële) gegevens op te vragen van [naam 4] . Voorts werd bij het Interregionaal Rechtshulp Centrum (IRC) verzocht om van genoemde [naam 4] informatie op te vragen in Letland en Armenië. Uit informatie vanuit het ARO blijkt onder andere dat [naam 4] op het moment van aanvraag niet in het bezit was van onroerend goed of aandelen van een bedrijf bezat, dat hij volgens het bestand van de Letse belastingdienst tussen 2010 en 2013 een inkomen genoot van tussen de € 6200,-
(2010) en € 2800,- (2013) en volgens een op 31 december 2011 door hem opgemaakte
eigendomsverklaring naar de Letse belastingdienst hij voor € 37.800,- aan aandelen bezat van twee bedrijven. Ook had hij een schuld van € 528.903,- bij de Swedbank in Letland. [54]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij in de jaren 2009 tot 2013 leefde van leningen verstrekt door [naam 4] dan ook volstrekt onaannemelijk.
Nu niet is gebleken dat verdachte over inkomsten beschikte waarmee hij de betreffende aankopen kon voldoen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Audi A5, de Porsche Cayenne, de Bayliner, de Monteruy en de buitenboordmotor middellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en derhalve sprake is van witwassen. Omdat verdachte de in de tenlastelegging omschreven gedragingen gedurende een langere periode heeft herhaald, is bovendien bewezen dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 26 januari 2015 te Nijensleek, gemeente Westerveld, , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een vrijstaande schuur gelegen naast de woning van het pand aan [adres 1] een hoeveelheid van 588 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 24 december 2014 tot en met 02 februari 2015 te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een andere, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een schuur gelegen aan [adres 2] en in een kelder van een woning gelegen aan [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 274 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op meer tijdstippen in de periode van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meer valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk
- salarisspecificaties van [bedrijf 1] op naam van [verdachte] , over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over de maand september 2012 en;
- werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. met betrekking tot respectievelijk [verdachte] , gedateerd 27 september 2012 en [medeverdachte 1] , gedateerd 17 oktober 2012 en;
als waren deze salarisspecificaties en werkgeversverklaringen echt en onvervalst,
waarbij die valsheid hierin bestond dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid,
  • in die salarisspecificaties was vermeld dat die [medeverdachte 1] en die [verdachte] op basis van de daarin vermelde arbeidsverhouding het daarin vermelde salaris hadden ontvangen, en;
  • in die werkgeversverklaringen was vermeld dat die [medeverdachte 1] en die [verdachte] een dienstbetrekking hadden bij de in die werkgeversverklaringen vermelde werkgevers, en;
en waarbij dat gebruiken hierin bestond, dat verdachte deze salarisspecificaties en werkgeversverklaringen heeft doen toekomen aan een of meer medewerkers van de ING Bank;
en
hij op meer tijdstippen in de periode van 29 juli 2012 tot en met 14 november 2012, in Nederland, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door meer listige kunstgrepen, een of meer medewerker(s) van de ING-Bank heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 410.000 euro voor een hypothecaire geldlening), aan verdachte met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan die werknemer(s) van die hypotheekverstrekker heeft doen toekomen
- valse salarisspecificaties van [bedrijf 1] op naam van [verdachte] over de periode van 10 september 2012 tot en met 07 oktober 2012 en van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over de maand september 2012, en;
- valse werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. op naam van [verdachte] , gedateerd 27 september 2012 en op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd 17 oktober 2012 en;
- een (digitale) aanvraag voor een hypothecaire lening namens [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarin in strijd met de waarheid bij [medeverdachte 1] 'nee' is aangevinkt bij de vraag 'ooit gescheiden/geregistreerd partnerschap beëindigd', en er geen sprake was van lopende verplichtingen en het pand als primaire woning te gaan gebruiken,
waardoor (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en tot bovenomschreven afgifte.
5.
hij op 28 juni 2012 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen , een of meer medewerker(s) van de ABN AMRO Bank N.V. te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire leenovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] te IJhorst ten behoeve van verdachte en de afgifte van een hypotheekbedrag van 494.650,- euro, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) ABN AMRO Bank N.V. heeft doen toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening en;
- valse werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] op naam van [verdachte] , gedateerd op respectievelijk 26 juni 2012, augustus 2012, 19 juni 2012 en 2 juli 2012 en;
- valse salarisspecificaties van [bedrijf 1] en [bedrijf 5] op naam van [verdachte] over de periode van 21 mei 2012 tot en met 17 juni 2012 en juni 2012 en;
- valse arbeidsovereenkomsten van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 5] op naam van [verdachte] , gedateerd op respectievelijk 28 maart 2011 en 1 juni 2012 en;
- een valse jaaropgaaf 2011 van [bedrijf 1] B.V. op naam van [verdachte] en;
- een bankafschrift van een (betaal)rekening van de Rabobank (nummer [rekeningnummer 2] ), op naam van [verdachte] , waaruit telkens een salarisstorting groot 2056,86, 1625,93 en 1190,75 euro vanwege [bedrijf 1] of [bedrijf 5] aan [verdachte] zou moeten blijken, te weten op 20 augustus 2012 en 15 juni 2011 en 26 juni 2012 en;
- een vals schrijven voorzien van de naam van [medeverdachte 2] (zogenaamd) namens [bedrijf 1] en voorzien van een ondertekening, inhoudende dat verdachte [verdachte] geen salarisstroken kan overleggen aangezien verdachte, [verdachte] en medeverdachte,
[medeverdachte 1] een lening hadden afgesloten bij [bedrijf 1] voor de aankoop van een boot en;
- een vals schrijven (zogenaamd) namens [bedrijf 5] en voorzien van een ondertekening, inhoudende dat er voor verdachte [verdachte] een wijziging in zijn arbeidsovereenkomst is doorgevoerd en;
- een valse arbeidsovereenkomst van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] , gedateerd op
25 juni 2012, en;
- een valse salarisspecificatie van [bedrijf 2] B.V. op naam van [medeverdachte 1] over juni 2012 en;
- een vals schrijven (zogenaamd) namens [bedrijf 2] B.V. en voorzien van een ondertekening, inhoudende dat er in de werkgeversverklaring op naam van [medeverdachte 1] een verschrijving heeft plaatsgevonden ter zake de ingangsdatum van het dienstverband, en;
- een bankafschrift van een (betaal)rekening van de Rabobank (nummer [rekeningnummer 1] ), op naam van [medeverdachte 1] , waaruit telkens een salarisstorting groot 2000,00 en storting van het vakantiegeld groot 669,78 euro vanwege [bedrijf 2] B.V. aan [medeverdachte 1] zou moeten blijken, te weten op 30 mei 2012 en 29 juni 2012 en 27 juli 2012 en 2 juli 2012
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 31 juli 2014, in Nederland, voorwerpen, te weten
- personenauto’s een Audi, type AS, voorzien van het kenteken [kenteken 1] en een Porsche, type Cayenne, voorzien van het kenteken [kenteken 2] en;
- boten Bayliner 175 en Monterey 204 FS en;
- een buitenboordmotor,
heeft verworven, voorhanden gehad, en van voorwerpen, te weten
- een personenauto, merk Audi, type AS, voorzien van kenteken [kenteken 1] en;
- een personenauto, merk Porsche Cayenne, voorzien van kenteken [kenteken 2] en;
- een boot, Bayliner 175 en;
- een buitenboordmotor,
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 225, 326 en 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
eendaadse samenloop van
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid Sr, als ware het echt en onvervalst en;
het misdrijf:oplichting;
feit 5
het misdrijf:poging tot oplichting;
feit 6
het misdrijf: gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
7. De op te leggen straf
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen Porsche en het inbeslaggenomen geldbedrag van € 1680,- wordt verbeurd verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf en daarbij aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden en verdachte inmiddels definitief in Letland is gevestigd.
7.3
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich van 2012 tot 2015 schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Door vervalste documenten in te dienen als bewijsstukken voor zijn inkomen en dat van zijn partner heeft verdachte een hypothecaire lening bij de ING-bank verkregen, die hij op basis van zijn werkelijke inkomenssituatie nooit zou hebben gekregen. Eerder had hij al een poging gedaan om op dezelfde manier de ABN-Amro op te lichten, maar de afdeling fraude van die bank had op tijd door dat het om valse gegevens ging. Verdachte heeft daarmee niet alleen een financieel risico voor de banken gecreëerd, maar ook het vertrouwen in het financieel-economische systeem schaadt.
Daarnaast heeft verdachte zich op professionele wijze bezig gehouden met het telen van hennep. Hij is betrokken geweest bij twee hennepplantages en heeft steeds samen met een andere hennep geteeld. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in en verspreiding van voor de gezondheid schadelijke softdrugs en aan daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. Ook heeft verdachte verschillende goederen voorhanden gehad die middellijk afkomstig waren van enig misdrijf. Dit vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor hennepteelt en valsheid in geschrifte. Voor de rechtbank is niet vast komen te staan dat verdachte zich daadwerkelijk in Letland heeft gevestigd en houdt hier dus geen rekening mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn ruimschoots is overschreden. De rechtbank heeft deze overschrijding verdisconteerd in de op te leggen straf.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 1680,- en de Porsche Cayenne moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en die uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen of met betrekking tot welke het feit is begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
eendaadse samenloop van
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid Sr, als ware het echt en onvervalst en;
het misdrijf:oplichting;
feit 5
het misdrijf:poging tot oplichting;
feit 6
het misdrijf: gewoontewitwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.H. toe Laer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2020.
mr. J. de Ruiter en mr. A.H. toe Laer zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 04YSN14005/KOOLMEES. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, inclusief bijlagen, van 26 januari 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 1147-1151.
3.Proces-verbaal inzet warmtebeeldcamera van 31 januari 2014, p. 1103-1105 en proces-verbaal inzet warmtebeeldcamera van 23 juni 2014, p. 1106-1107.
4.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, inclusief bijlagen van 10 februari 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1208-1220.
5.Proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlagen, van 8 december 2014, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p.1075-1098.
6.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming van 21 januari 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1191-1198.
7.Proces-verbaal inzake hypotheekfraude van 20 november 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 1484-1508.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 2 februari 2015, p. 366-371.
9.Proces-verbaal van bevindingen van februari 2015, inclusief bijlagen, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1116-1125.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2015, inclusief bijlagen, inhoudende de bevindingen van verbalisant R. Mesken, p. 1131-1146.
11.Proces-verbaal van bevindingen van februari 2015, inclusief bijlagen, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1116-1125.
12.Proces-verbaal bevindingen binnentreden en aantreffen hennepstekken van 13 februari 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 1283-1285.
13.Een geschrift, te weten een handgeschreven brief, p. 594-597.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 juli 2015, p. 573-579.
15.Een geschrift, te weten handgeschreven aantekeningen, p.583-585 en een geschrift, te weten handgeschreven aantekeningen, p.607-613.
16.Proces-verbaal van aangifte van 14 april 2015, inhoudende de verklaringen van [naam 5] namens ING BANK N.V, p. 1585-1592.
17.Proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [naam 6] van 20 juli 2012, inclusief bijlagen, p. 1788-1792.
18.Proces-verbaal van aangifte van 20 juli 2015 met bijlagen, p. 1788-1914.
19.Een geschrift, te weten een ondertekende hypotheekakte van 9 maart 2005, p. 23 van het dossier SFO art. 94a.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 februari 2015, p. 372-378.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 20 februari 2012, p. 1513-1516.
22.Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 16 oktober 2013, p. 1537-1542.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 3 februari 2015, p. 371-378.
24.Een geschrift te weten een brief, gedateerd 16 juli 2014, p. 1554-1558.
25.Een geschrift, te weten een werkgeversverklaring van 27 september 2012, p. 1599.
26.Een geschrift, te weten een overzicht inkomstenverhoudingen per jaar, p. 1654 en proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2015, inhoudende bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 1543-1550.
27.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2015, inhoudende bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 1543-1550.
28.Een geschrift te weten een salarisspecificatie, p. 1597.
29.Een geschrift te weten een back-up van ingescande afschriften, p. 1658.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 juni 2015, p. 511-517.
31.Geschriften houdende een werkgeversverklaring van respectievelijk 19 juni 2012 en 2 juli 2012, p. 1832-1833.
32.Geschriften houdende een werkgeversverklaring van respectievelijk 19 juni 2012 en 2 juli 2012, p. 1832-1833
33.Een geschrift, te weten een interne e-mail van een fraudespecialist van ABN-Amro van 31 augustus 2012, p. 1855-1856.
34.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. analyse bankrekeningen van 10 november 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 2434-2440.
35.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2015, inhoudende bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 1543-1550.
36.Een geschrift, te weten een werkgeversverklaring van 17 oktober 2012, p. 1600.
37.Een geschrift, te weten een werkgeversverklaring van 25 juni 2012, p. 1845.
38.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2015, inhoudende bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 1543-1550..
39.Een geschrift, te weten ingescande afschriften periode 27-05-2011 t/m 03-09-2014, p. 1551-1552.
40.Een geschrift, te weten een brief van mr. J.P. van Dijk van 16 juli 2014 aan de Belastingdienst, p. 1554-1558.
41.Een geschrift, te weten een rekeningoverzicht van [medeverdachte 1] , p. 1660.
42.Een geschrift, te weten uitdraaien van whats-app gesprekken, p. 1672-1746.
43.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 4 februari 2015, p. 835-842.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] van 18 juni 2015, p. 995-1008.
45.Een geschrift te weten een brief, gedateerd 16 juli 2014, p. 1554-1558.
46.Proces-verbaal van onderzoek zaak 3 witwassen van 20 november 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2044-2047.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 17 maart 2015, p. 2139-2143; een geschrift te weten een leenovereenkomst van 6 juli 2012, p. 2153-2154 en een geschrift, te weten een leenovereenkomst van april 2014, p. 2157-2158.
48.Proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2068.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 3 februari 2015, p. 371-378.
50.Proces-verbaal verhoor verdachte van 8 oktober 2013, zaaksdossier PL033W 2012090008-25, p. 120-127.
51.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 december 2020, inclusief bijlagen.
52.Een geschrift te weten een brief, gedateerd 16 juli 2014, p. 1554-1558.
53.Proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2068-2072.
54.Proces-verbaal van onderzoek zaak 3 witwassen van 20 november 2015, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2044-2047.