Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De verdere beoordeling
4.De beslissing
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake het omgangsrecht van een vader met zijn minderjarige dochter. De vader was betrokken in een strafrechtelijk onderzoek en had problematiek die de omgang met zijn dochter in gevaar bracht. De rechtbank had eerder op 17 februari 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar de situatie. De Raad concludeerde dat de vader niet in staat was om op een veilige manier omgang te hebben met zijn dochter, mede door zijn problematiek en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van het kind. De moeder van het kind was van mening dat de familie van de vader niet in staat was om de veiligheid van het kind te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat het ontzeggen van het recht op omgang een ingrijpende beslissing is, maar dat de belangen van het kind voorop staan. De vader had weliswaar liefde voor zijn dochter, maar zijn gedrag en de omstandigheden maakten het onmogelijk om een veilige omgang te waarborgen. De rechtbank besloot daarom het verzoek van de moeder tot ontzegging van het omgangsrecht toe te wijzen, met de mogelijkheid voor de vader om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen voor omgang, mocht de situatie veranderen. Tevens werd bepaald dat de moeder de vader maandelijks moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot hun dochter.