ECLI:NL:RBOVE:2020:4670

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
C/08/241113 / FA RK 19-3022
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangsrecht aan vader vanwege problematiek en strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake het omgangsrecht van een vader met zijn minderjarige dochter. De vader was betrokken in een strafrechtelijk onderzoek en had problematiek die de omgang met zijn dochter in gevaar bracht. De rechtbank had eerder op 17 februari 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar de situatie. De Raad concludeerde dat de vader niet in staat was om op een veilige manier omgang te hebben met zijn dochter, mede door zijn problematiek en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van het kind. De moeder van het kind was van mening dat de familie van de vader niet in staat was om de veiligheid van het kind te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat het ontzeggen van het recht op omgang een ingrijpende beslissing is, maar dat de belangen van het kind voorop staan. De vader had weliswaar liefde voor zijn dochter, maar zijn gedrag en de omstandigheden maakten het onmogelijk om een veilige omgang te waarborgen. De rechtbank besloot daarom het verzoek van de moeder tot ontzegging van het omgangsrecht toe te wijzen, met de mogelijkheid voor de vader om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen voor omgang, mocht de situatie veranderen. Tevens werd bepaald dat de moeder de vader maandelijks moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot hun dochter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/241113 / FA RK 19-3022
beschikking van 12 oktober 2020
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
verzoekster,
advocaat: mr. I. Merçanoğlu,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. A. Scholtens-Vogelaar.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 17 februari 2020 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een e-mail van de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen de raad, binnengekomen op 22 juni 2018;
- het rapport van de raad, met bijlagen, binnengekomen op 20 juli 2020;
- een journaalbericht van mr. Mercanoğlu, binnengekomen op 22 juli 2020;
- en een per e-mail binnengekomen journaalbericht van mr. D.E. Oud, kantoorgenoot van
mr. Scholtens-Vogelaar.
1.3.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren
plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- en de heer [A] , namens de raad.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 17 februari 2020.

3.De verdere beoordeling

De (tussen)beschikking
3.1.
Bij beschikking van 17 februari 2020 heeft de rechtbank de raad verzocht een
onderzoek in te stellen en de rechtbank uiterlijk op 24 juni 2020 te rapporteren en te
adviseren over het al dan niet ontzeggen van de omgang aan de vader. Elke nadere beslissing
is aangehouden en de zaak is verwezen naar de rol van 24 juni 2020, ter fine van het bepalen
van een nadere mondelinge behandeling. De inhoud van voormelde beschikking geldt als
hier herhaald en ingelast.
Het advies van de raad
3.2.
Op 22 juni 2020 heeft de raad laten weten niet te kunnen voldoen aan de gestelde
termijn voor het afronden van het onderzoek. Het onderzoek heeft vertraging opgelopen
doordat de vader (nog) geen toestemming heeft verleend voor het benaderen van
informanten.
3.3.
Uit het raadsrapport van 20 juli 2020 blijkt dat de vader inmiddels door de politie is
verhoord en als verdachte is aangemerkt. Er loopt een strafrechtprocedure. De vader heeft moeite
met verstrekken van informatie en wil niet openlijk praten over zijn problematiek. De houding
van de vader is wisselend. Hij heeft de informanten verzocht geen informatie te verstrekken aan
de raad. De opstelling van de vader is niet helpend en sluit niet aan bij wat [minderjarige] nodig heeft,
maar komt voort uit zijn eigen behoeften. De vader staat open voor begeleide omgang door zijn
moeder of zijn zus, maar niet door hulpverlening. De moeder kan daar niet achter staan en is van
mening dat de familie van de vader niet zorg zal dragen voor de veiligheid van [minderjarige] , omdat
zij de problematiek van de vader niet erkent. De raad acht het afdwingen van contact tussen de
vader en [minderjarige] niet wenselijk. De raad ziet daarom geen mogelijkheden voor contact. De raad
realiseert zich dat dit een grote impact kan hebben op [minderjarige] en haar ontwikkeling en adviseert
de moeder daarom om [minderjarige] goed in de gaten te houden en wanneer zij problemen ervaart,
passende hulpverlening in te zetten. De moeder is met [minderjarige] al bij huisarts geweest en ook
school is op de hoogte. De raad heeft er daarom vertrouwen in dat [minderjarige] goed gevolgd zal
worden en dat er indien nodig hulpverlening wordt ingezet.
Het wettelijk criterium: de zorg- en contactregeling
3.4.
Vaststaat dat beide ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige] . Ingevolge artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem/haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. In overeenstemming met vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over het geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hieruit volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afwegingen van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
3.5.
Ingevolge artikel 1:253a, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen of op grond van nadien gewijzigde omstandigheden of vanwege het feit dat bij het nemen van de beslissing onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a BW, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of;
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Het oordeel van de rechtbank
3.6
De rechtbank stelt voorop dat het recht op omgang met het kind een fundamenteel recht van een ouder is. Het ontzeggen van dit recht is dan ook een ingrijpende beslissing. Tijdens het raadsonderzoek is gebleken dat er meerdere complicerende factoren aanwezig zijn die een zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] in de weg kunnen staan. De vader is bekend met een maatschappelijk niet geaccepteerde en voor kinderen schadelijke seksuele voorkeur voor minderjarige kinderen. Hij erkent dit, maar stelt geen drang te hebben om aan kinderen te zitten en hij zegt dat hij [minderjarige] nog nooit iets heeft aangedaan. [minderjarige] in oktober 2019 bij de vader geconfronteerd met foto’s van naakte kinderen op zijn tablet. Daarnaast is [minderjarige] ooggetuige geweest van de politie-inval ruim een jaar geleden bij vader. Er heeft sindsdien geen omgang meer plaatsgevonden tussen de vader en [minderjarige] . De moeder stelt dat [minderjarige] heeft aangegeven dat zij geen contact met haar vader wil en dat zij ook niet wil beeldbellen of bellen met hem.
3.7.
Vader houdt ongetwijfeld veel van [minderjarige] houdt en wil graag contact met haar hebben. Het is zeer zorgelijk dat [minderjarige] bij de vader is geconfronteerd met foto’s van naakte kinderen. Dit staat los van de vraag of de vader strafrechtelijk wel of niet schuldig wordt bevonden aan bezit van kinderporno. Tijdens het raadsonderzoek is gebleken dat de houding van de vader wisselend is, hij zichzelf tegenspreekt en hij informanten heeft verzocht om geen informatie te delen met de raad. De vader zegt dat hij niet alles met de raad wil delen, omdat de moeder dat dan ook allemaal te weten komt. Het is door de houding van de vader moeilijk om een inschatting te maken van wat de huidige situatie betekent voor contact tussen hem en [minderjarige] . Het is positief dat de vader inmiddels op eigen initiatief hulpverlening heeft gezocht, maar deze hulpverlening is nog maar recentelijk gestart. De hulpverlening zal naar verwachting nog enige tijd duren, waardoor er op dit moment nog niets bekend is over de effecten van de hulpverlening. De rechtbank is van oordeel dat omgang onder begeleiding van hulpverlening een mogelijkheid zou kunnen zijn. De vader staat open voor begeleide omgang met [minderjarige] , maar alleen onder begeleiding van zijn moeder of zijn zus. De vader wil de omgang onder geen beding laten begeleiden door hulpverlening. Zolang hij dat standpunt inneemt zal ook begeleide omgang in de toekomst waarschijnlijk niet meer kunnen. De moeder staat niet achter begeleide omgang door de familie van de vader. De moeder stelt dat de familie van de vader de problematiek van de vader niet erkent en zij daarom geen zorg zal dragen voor de veiligheid van [minderjarige] .
3.8.
Gelet op het voorgaande dient het verzoek van de moeder tot het ontzeggen van het recht van de vader op contact met [minderjarige] te worden toegewezen. Het afdwingen van contact tussen de vader en [minderjarige] is op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] , als bedoeld in artikel 1:377a, tweede lid in verband met artikel 1:253a lid 2 BW. Een ontzegging van de omgang is een tijdelijke maatregel. De vader heeft de mogelijkheid om na minimaal een jaar of bij gewijzigde omstandigheden weer een verzoek tot omgang met [minderjarige] in te dienen. Mocht er in de toekomst weer ruimte ontstaan voor contact tussen de vader en [minderjarige] dan is het van belang er dan ook contactherstel kan plaatsvinden. Als overwogen zal dat in eerste instantie door hulpverlening begeleid moeten worden.
3.9.
Het abrupt beëindigen van de omgang met haar vader kan een grote impact op [minderjarige] hebben. Uit het raadsonderzoek blijkt dat Veilig Thuis Twente, de huisarts en school op de hoogte zijn van de huidige situatie. De rechtbank vertrouwt erop dat deze instanties [minderjarige] goed in de gaten houden en dat zij hulpverlening zullen inzetten mocht [minderjarige] in de toekomst zorgelijke signalen afgeven.
De informatieplicht
3.10.
Omdat omgang niet mogelijk is en de vader er wel recht op heeft periodiek geïnformeerd te worden over het wel en wee van [minderjarige] , behoort de moeder hem maandelijks te informeren. Zij is daartoe bereid. Er ligt van rechtswege al een informatie- en consultatieplicht op de verzorgende ouder om de andere ouder op de hoogte te stellen omtrent belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun kinderen over daaromtrent te nemen beslissingen te raadplegen. Als de vader op de hoogte blijft van het wel en wee van [minderjarige] zal in de toekomst de drempel tot contactherstel lager zijn. Het belang van [minderjarige] staat aan zodanige informatieplicht niet in de weg.
De proceskosten
3.10.
Omdat de ouders een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, uit welke relatie de minderjarige [minderjarige] is geboren, moeten de ouders de eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De rechtbank:
I. ontzegt de vader de omgang met het kind
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
II. bepaalt dat de moeder de vader maandelijks informeert over belangrijke aangelegenheden die [minderjarige] betreffen en dat vader regelmatig foto’s stuurt van [minderjarige] ;
III. verklaart deze beschikking met betrekking tot onderdeel II van het dictum uitvoerbaar bij voorraad;
IV. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
V. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020 in tegenwoordigheid van L.J.M. Hulshof, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 oktober 2020.