ECLI:NL:RBOVE:2020:4667

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
258350 KG RK 20-525
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en misbruik van het wrakingsmiddel

Op 2 december 2020 heeft verzoekster, een B.V. gevestigd te Rotterdam, een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter bij de Rechtbank Overijssel. Dit verzoek volgde op een e-mail van de griffie waarin informatie werd gegeven over de voortgang van de procedure. Verzoekster uitte haar ongenoegen over de behandelend rechter en de wijze waarop haar zaak werd behandeld, evenals over haar wederpartij.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het geen concrete feiten of omstandigheden bevatte die een objectieve vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. In plaats daarvan bevatte het verzoek beledigende termen die niet als een geldige motivering konden worden beschouwd.

Bovendien concludeerde de wrakingskamer dat verzoekster het wrakingsmiddel misbruikte, mogelijk om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom werd besloten dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd op 14 december 2020 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters U. van Houten, M.M. Verhoeven en S. Taalman, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Moeke. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
zaaknummer: 258350 KG RK 20-525
Beslissing van 14 december 2020
in de zaak van
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te Rotterdam
verzoekster tot wraking,
vertegenwoordiger: [vertegenwoordiger] .

1.De procedure

1.1.
Op 2 december 2020 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van
mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 8745080 CV 20-3655.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft op 2 december 2020 een e-mail gestuurd naar de griffie van het team kanton- en handelsrecht van deze rechtbank, waarin zij – in antwoord op een bericht van de griffie over de voortgang van de procedure – haar ongenoegen uit over de behandelend rechter, de wijze waarop haar zaak wordt behandeld en over haar wederpartij.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
3.2.
De wrakingskamer ziet aanleiding het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid als bedoeld in artikel 9.1, aanhef en onder b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Het verzoek bevat namelijk geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van mr. Groeneveld-Koekkoek of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Het verzoek is slechts vergezeld van beledigende termen als “domme rechters” “kutrechters” en “waardeloze rechters”, alsmede beledigende termen richting de wederpartij. Naast het feit dat de wrakingskamer deze termen onacceptabel vindt, kan hierin geen enkele motivering van het wrakingsverzoek worden gevonden.
3.3.
Daarnaast leidt de aard van het verzoek de wrakingskamer tot de conclusie dat verzoekster het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is er dan ook sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom op de voet van artikel 39, vierde lid, Rv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, M.M. Verhoeven en S. Taalman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.D. Moeke en in het openbaar uitgesproken op
14 december 2020.
de griffier de voorzitter
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.