ECLI:NL:RBOVE:2020:4655

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2020
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
257046 KG RK 20-499 (ZWO 20/449)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 4 december 2020 het verzoek tot wraking van mr. J.W.M. Bunt afgewezen. Verzoekers hebben op 6 november 2020 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij van mening waren dat de rechter in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door hen niet tijdig uit te nodigen voor de zitting van 19 november 2020. De verzoekers stelden dat de uitnodiging niet binnen de wettelijke termijn van drie weken was verzonden, wat volgens hen de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid van de rechter opriep.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de eerste uitnodiging voor de zitting van 3 november 2020 tijdig was verzonden en dat de rechter niet gebonden was aan de termijn van drie weken voor de nieuwe zittingsdatum, aangezien de Awb niet voorziet in dergelijke situaties. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was, omdat de stelling van verzoekers berustte op een onjuiste interpretatie van de wet. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van strijd met enige wettelijke bepaling en dat het wrakingsverzoek ongegrond was.

De beslissing werd genomen door de rechters U. van Houten, W.J.B. Cornelissen en H. Stam, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. van Ham-Kolk. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 257046 KG RK 20-499 (ZWO 20/449)
Beslissing van 4 december 2020
in de zaak van
[verzoeker]e.a.,
verzoekers tot wraking,
gemachtigde: ing.
M.H. Middelkamp.

1.De procedure

1.1.
Op 6 november 2020 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.W.M. Bunt, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder AWB 20/449.
1.2.
Mr. J.W.M. Bunt heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Het wrakingsverzoek van verzoekers is op 26 november 2020 in het openbaar behandeld. Als gevolg van de overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd in verband met het coronavirus heeft de zitting via een CMS-verbinding plaatsgevonden. Bij de mondelinge behandeling is de gemachtigde van verzoekers in persoon verschenen. Mr. Bunt heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.De feiten

Verzoekers, verweerder en [bedrijf] B.V. als derde belanghebbende zijn bij brief van
12 oktober 2020 uitgenodigd voor de behandeling van de zaak met nummer AWB 20/449 ter terechtzitting op 3 november 2020. Op verzoek van de gemachtigde van verzoekers is deze behandeling ter zitting uitgesteld in verband met corona-gerelateerde omstandigheden. Op
30 oktober 2020 heeft de derde belanghebbende een verzoek gedaan om dit uitstelverzoek te heroverwegen en de zitting alsnog doorgang te laten vinden, waarop de beslissing de zitting uit te stellen door de rechtbank nader is toegelicht aan deze derde belanghebbende. Vervolgens is aan partijen gevraagd om hun verhinderdata voor de periode 4 tot en met 20 november 2020 door te geven. Verzoekers hebben hierop hun verhinderdata doorgegeven, en verzocht de zitting niet eerder dan na 1 december 2020 plaats te laten vinden. Uiteindelijk is als zittingsdatum
19 november 2020 bepaald en partijen zijn daarvoor op 3 november 2020 uitgenodigd.

3.Het wrakingsverzoek

Verzoekers hebben aan hun wrakingsverzoek, samengevat en voor zover van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
De uitnodiging voor de zitting van 19 november 2020 is in strijd met het bepaalde in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstuurd door niet de wettelijke termijn van drie weken voorafgaand aan de zitting te hanteren. Door in strijd met deze wettelijke bepaling te handelen heeft de rechter de derde belanghebbende een handje geholpen aangezien zij belang heeft bij een snelle uitspraak. De rechter heeft door op deze wijze te handelen de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid op zich geladen.
4.1.
Het standpunt van mr. J.M.W. Bunt
Mr. Bunt heeft op 17 november 2020 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Hij stelt dat hij niet in strijd met de Awb heeft gehandeld. Na sluiting van het vooronderzoek zijn partijen op een termijn van minste drie weken uitgenodigd voor de behandeling ter zitting van 3 november 2020. Na de beslissing tot uitstel van deze zitting is dit vooronderzoek niet opnieuw heropend. In de Awb is niet bepaald welke uitnodigingstermijn gehanteerd moet worden in een geval als het onderhavige en het Procesreglement bestuursrecht voorziet hierin evenmin. Mr. Bunt concludeert tot afwijzing van de het verzoek tot wraking.
4.2.
Het standpunt van de derde belanghebbende
De derde belanghebbende, [bedrijf] B.V. stelt zich in een brief van haar gemachtigde mr. J.L.G. Niederer op het standpunt dat de wettelijke termijn voor de uitnodiging van de behandeling ter zitting niet is overschreden. Van strijd met de goede procesorde is evenmin sprake. Bovendien is het verzoekers alleen te doen om vertraging van de procedure terwijl de derde belanghebbende juist belang heeft bij doorgang van de zitting omdat anders de realisatie van het zonnepark (waarvoor de vergunning is verleend waartegen verzoekers opkomen) vertraging oploopt.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
In artikel 8:56 van de Awb is bepaald dat na afloop van het vooronderzoek partijen ten minste drie weken van tevoren worden uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen.
Niet in geschil is dat de eerste uitnodiging, voor de zitting van 3 november 2020, tijdig aan verzoekers is gestuurd. Het vooronderzoek was op dat moment afgerond. Bij het plannen van een nieuwe zittingsdatum – nadat de gemachtigde van verzoekers om uitstel van de behandeling hadden verzocht – is de rechter niet gehouden aan de in artikel 8:56 van de Awb genoemde termijn van drie weken. De Awb voorziet niet in dergelijke situaties. In dit geval betekent dit dat door verzoekers op 3 november 2020 uit te nodigen voor de zitting van 19 november 2020, geen wettelijke bepaling is geschonden. Bovendien zijn verzoekers reeds op 30 oktober 2020 gevraagd hun verhinderdata door te geven voor de periode van 4 tot en met 20 november 2020, dus lag het in de lijn der verwachting dat binnen die termijn een nieuwe zittingsdatum gepland zou worden, zodat zij zich hier (wederom) op konden voorbereiden.
De wrakingskamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat in dit geval, anders dan verzoekers betogen, geen sprake is van strijd met enige (wettelijke) bepaling. Nu de stelling dat de rechter partijdig en vooringenomen zou zijn, enkel berust op de onjuiste vooronderstelling dat ook voor een nieuwe zittingsdatum een termijn van drie weken in acht genomen zou moeten worden, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek reeds hierom ongegrond is.

6.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, W.J.B. Cornelissen en H. Stam in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.H. van Ham-Kolk en in openbaar uitgesproken op
4 december 2020.
de griffier is buiten staat de voorzitter
om deze beslissing mede te
ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.