ECLI:NL:RBOVE:2020:4652

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
242500 / HA ZA 20-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake financiële administratie en gerechtelijke verklaring in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 23 december 2020 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen de besloten vennootschap ULFCAR BENELUX BV en de stichting Administratiekantoor Maymount. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C.C. Verblackt, heeft in deze procedure vorderingen ingesteld tegen gedaagden, die niet inhoudelijk hebben gereageerd op de dagvaarding. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden wel om uitstel hebben gevraagd, maar daarna geen gerechtelijke verklaring hebben afgelegd, zoals vereist in artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

In het tussenvonnis is eiser in de gelegenheid gesteld om toe te lichten welk bedrag gedaagden op grond van artikel 477a lid 2 Rv aan haar zouden moeten betalen. Tevens is de incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv toegewezen, wat betekent dat gedaagden verplicht zijn om inzage te geven in hun financiële administratie. De rechtbank heeft bepaald dat Ulfcar en Maymount hun financiële administratie vanaf het moment van beslaglegging moeten overleggen, inclusief bankafschriften en belastingaangiften.

De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling, waarbij eiser op 3 februari 2021 de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de financiële gegevens. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagden onmiddellijk aan de uitspraak moeten voldoen, ook al kan tegen deze beslissing nog hoger beroep worden ingesteld. Dit tussenvonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 242500 / HA ZA 20-19
Vonnis van 23 december 2020
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiser],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. A.M.C.C. Verblackt
tegen
1. de besloten vennootschap
ULFCAR BENELUX BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR MAYMOUNT,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partijen, hierna te noemen Ulfcar en Maymount,
advocaat: mr. E. Jacobson, onttrokken bij bericht van 6 oktober 2020.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2019, tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
- het B-formulier met eenstemmig uitstelverzoek van 21 februari 2020;
- het B-formulier met eenstemmig uitstelverzoek van 24 maart 2020;
- het B-formulier van 6 oktober 2020 waarbij mr. Jacobson zich heeft onttrokken.
1.2.
De zaak is op de rolzitting van 11 november 2020 geplaatst voor uitlating partijen ex artikel 2.16 van het procesreglement (partijberaad). Geen van partijen heeft zich uitgelaten. Daarop is de zaak voor vonnis gezet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.16 van het procesreglement.

2.De beoordeling

In het incident

2.1.
[eiser] heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding. De inhoud van de dagvaarding geldt als hier ingelast en herhaald. Ulfcar en Maymount hebben de
vorderingen niet weersproken. Daarmee liggen de vorderingen van [eiser] voor toewijzing gereed.
In de bodemzaak
2.2.
Met betrekking tot de vorderingen in de bodemzaak geldt het volgende. De rechtbank stelt vast dat [eiser] binnen twee maanden na het afleggen van de verklaring derdenbeslag, en dus tijdig, Ulfcar en Maymount heeft gedagvaard. Ulfcar en Maymount hebben in deze procedure niet inhoudelijk gereageerd. Op grond van artikel 477a lid 2 Rv heeft [eiser] gevorderd Ulfcar en Maymount te veroordelen tot het doen van een (juiste) gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van het hetgeen volgens de vaststelling door de rechtbank aan de executant zal blijken toe te komen. Op dit moment is echter wegens het ontbreken van gegevens niet vast te stellen wat volgens [eiser] aan haar zou moeten toekomen. [eiser] zal – onder meer in afwachting van het ontvangen van de gegevens uit het incident – in de gelegenheid worden gesteld haar standpunt daarover nader toe te lichten, zoveel mogelijk voorzien van stukken. De rechtbank zal de zaak om die reden naar de rolzitting van 3 februari 2021 verwijzen.
2.3.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
In het incident
3.1.
veroordeelt Ulfcar en Maymount om inzage te verschaffen in hun financiële administratie vanaf het moment van beslaglegging, door middel van het overleggen van afschriften daarvan, waaronder in ieder geval de stukken waaruit de kasstromen blijken, zoals bankafschriften en alle belastingaangiften van beide rechtspersonen;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In de bodemzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 februari 2021om [eiser] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over hetgeen is vermeld in r.o. 2.2;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020.