In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 23 december 2020 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen de besloten vennootschap ULFCAR BENELUX BV en de stichting Administratiekantoor Maymount. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C.C. Verblackt, heeft in deze procedure vorderingen ingesteld tegen gedaagden, die niet inhoudelijk hebben gereageerd op de dagvaarding. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden wel om uitstel hebben gevraagd, maar daarna geen gerechtelijke verklaring hebben afgelegd, zoals vereist in artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
In het tussenvonnis is eiser in de gelegenheid gesteld om toe te lichten welk bedrag gedaagden op grond van artikel 477a lid 2 Rv aan haar zouden moeten betalen. Tevens is de incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv toegewezen, wat betekent dat gedaagden verplicht zijn om inzage te geven in hun financiële administratie. De rechtbank heeft bepaald dat Ulfcar en Maymount hun financiële administratie vanaf het moment van beslaglegging moeten overleggen, inclusief bankafschriften en belastingaangiften.
De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling, waarbij eiser op 3 februari 2021 de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de financiële gegevens. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de gedaagden onmiddellijk aan de uitspraak moeten voldoen, ook al kan tegen deze beslissing nog hoger beroep worden ingesteld. Dit tussenvonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek.