Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
AMI FRANCHISE B.V.,
1.De procedure
heeft opgestuurd en de bijlagen O en P, die AMI Franchise heeft verzonden.
verschenen, eveneens bijgestaan door haar gemachtigde. [eiseres] heeft haar standpunten naar voren gebracht aan de hand van een pleitnota. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder nog is besproken.
2.De beoordeling
Waarover gaat deze zaak?
Kappers gewerkt. Zij is begonnen als junior styliste in de salon in Wageningen. Daar is zij assistent-bedrijfsleider geworden vanaf december 2014. Vanaf 18 mei 2015 is [eiseres]
bedrijfsleider in de AMI-kapsalon in Ede. Met ingang van 18 mei 2016 verricht [eiseres] die functie op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op de verschillende (vijf in totaal) arbeidsovereenkomsten die [eiseres] heeft gesloten vanaf 15 december 2010 tot 17 september 2018 staat als werkgever [X] B.V., h.o.d.n. AMI Kappers, gevestigd in [vestigingsplaats] vermeld.
gesprek gevoerd. AMI Franchise heeft [eiseres] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden. Die overeenkomst is ondertekend door [C] namens AMI Franchise en kende een duur van twaalf maanden.
(onregelmatige) opzegging op 3 april 2020 had de arbeidsovereenkomst niet eerder kunnen eindigen dan per 1 juli 2020. [eiseres] wil dat AMI Franchise het loon over de opzegtermijn betaalt, dus vanaf 17 mei 2020 tot en met 30 juni 2020. Dat is een bedrag van € 5.076,00 bruto.
verschuldigd is, omdat AMI Franchise de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet heeft opgezegd, en omdat zij haar re-integratieverplichtingen ernstig heeft verzaakt. [eiseres] stelt de billijke vergoeding vast op een bedrag van € 55.836,00 bruto.
17 mei 2020 en eist daarom dat AMI Franchise de wettelijke rente aan haar vergoedt. Ook wil [eiseres] vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.465,61. Tot slot wil [eiseres] dat AMI Franchise in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld.
verschillendewerkgevers. Het criterium daarbij is dat de verschillende werkgevers ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Daarom draait dit geschil vooral om de vraag of AMI Franchise geacht moet worden de opvolger te zijn van de AMI Kappers in Wageningen en Ede. Volgens [eiseres] zijn dat kappersfilialen die uitgebaat worden door AMI Arnhem-Nijmegen B.V. of AMI Kapsalons B.V. De kantonrechter zal daarvan uitgaan, ook al vermelden de overgelegde arbeidsovereenkomsten anders (zie hiervoor onder 2.2).
Binnen AMI Kappers wordt dit het ‘hoofdkantoor’ genoemd, juridisch gezien is dit AMI Franchise. Daarnaast zijn er kapsalons die onder de AMI-vlag opereren. Dat zijn zelfstandige
ondernemingen. AMI Arnhem-Nijmegen is daar een van. AMI Franchise heeft toegelicht dat die franchisenemers voor eigen rekening en risico de kapsalons exploiteren. De winst komt de betreffende ondernemer toe, niet AMI Franchise, en ook draagt de ondernemer als enige de ondernemersrisico’s. Het feit dat [A] de (middellijk) bestuurder is van AMI Arnhem-Nijmegen en tevens aandeelhouder is van AMI Franchise berust voor wat betreft [eiseres] in zoverre op toeval, en brengt niet mee dat AMI Arnhem-Nijmegen en AMI Franchise
opvolgende werkgevers zijn. Het zijn verschillende rechtspersonen en dus ook verschillende werkgevers.
solliciteerde bij AMI Franchise naar de functie van filialenmanager. Voor die laatste functie zijn andere vaardigheden vereist en [eiseres] maakte ook een flinke stap in haar arbeidsvoorwaarden (hoger salaris, auto van de zaak). Zij maakte met andere woorden promotie. Het
initiatief voor de overstap lag volledig bij [eiseres] . In de woorden van artikel 7:668a lid 2 BW betekent dit dat de ketenregeling niet op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] van
toepassing is, omdat AMI Arnhem-Nijmegen en AMI Franchise ten aanzien van de verrichte arbeid niet redelijkerwijze geacht kunnen worden elkaars opvolger te zijn en [eiseres] het initiatief heeft genomen om over te stappen. De kantonrechter verwijst hiervoor naar een passage uit de Nota van Wijziging bij de Wet Werk en Zekerheid (Kamerstukken II 2013/14, 33 818, 8, pagina 15):
‘dat als een werknemer vrijwillig besluit om de arbeidsovereenkomst met een werkgever op te zeggen en een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever aan te gaan, zonder dat er sprake is van overgang van werkzaamheden, logischerwijs geen sprake is van opvolgend werkgeverschap, ook al is de aard van de door de werknemer te verrichten werkzaamheden niet anders dan bij zijn vroegere werkgever’(Kamerstukken I 2013/14, 33818, E, p. 4).
onregelmatig ontslag of een hogere transitievergoeding dan AMI Franchise onweersproken al heeft betaald (€ 1.410,00 bruto).
expliciet op te wijzen. En anderzijds doordat AMI Franchise de re-integratieverplichtingen onvoldoende is nagekomen. AMI Franchise betwist dat zij de re-integratieverplichtingen niet behoorlijk is nagekomen. Verder vindt zij dat van [eiseres] als filialenmanager verwacht mocht worden dat zij weet hoe de AMI-organisatie in elkaar steekt. Zij was zich voldoende bewust van het feit dat zij voor een nieuwe, andere werkgever ging werken.
vergoeding, namelijk: als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst
het gevolgis van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:673 lid 9 van het BW). [eiseres] merkt het ‘veronachtzamen van de re-integratieverplichtingen’ aan als verwijtbaar nalaten door AMI Franchise. Vaststaat echter dat AMI Franchise in juli 2019 al heeft aangegeven dat [eiseres] functioneren als filialenmanager nog geen onverdeeld succes is. AMI Franchise heeft een verlenging van de arbeidsovereenkomst geboden voor de duur van acht maanden, waarbij het de bedoeling was dat [eiseres] – onder meer met behulp van
coaching – haar functioneren zou verbeteren. Op 17 oktober 2019 werd [eiseres] echter
arbeidsongeschikt, waardoor [eiseres] onvoldoende verbetering heeft kunnen laten zien. Dat was de reden voor AMI Franchise om de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten. [eiseres] heeft dat niet afdoende weerlegd. Daarvan uitgaande heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd het gevolg is van het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen.
(productie N bij het verweerschrift) heeft opgemaakt, althans: [eiseres] zegt niet dat dat anders is. Ook heeft [eiseres] geen recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
3.De beslissing
uitvoerbaar bij voorraad.
uitgesproken op 1 oktober 2020.