ECLI:NL:RBOVE:2020:4648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
C 08/19/217-218 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsanering wegens misbruik van middelen en benadeling van schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 december 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van [Schuldenaar] en [Schuldenares]. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren op grove wijze hun gehandicapte dochter [X] hebben benadeeld door maandelijks aanzienlijke bedragen van haar bankrekening op te nemen en deze niet aan haar ten goede te laten komen. De dochter, die geestelijk en lichamelijk gehandicapt is, ontving een Wajonguitkering en zorgtoeslag, maar de ouders hebben deze middelen misbruikt voor eigen doeleinden. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaren niet alleen hun dochter, maar ook hun eigen schuldeisers hebben benadeeld door het extra inkomen dat zij uit de Wajonguitkering van hun dochter hebben ontvangen, niet te gebruiken voor het aflossen van hun schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren de inlichtingenplicht hebben geschonden door geen informatie te verstrekken over de financiën van hun dochter en dat zij een luxe leven hebben geleid ten koste van haar belangen. De rechtbank heeft de schuldsanering tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en e van de Faillissementswet, en heeft bepaald dat de schuldenaren in staat van faillissement verkeren zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummers: C 08/19/217-218 R
uitspraakdatum: 17 december 2020

tussentijdse beëindiging schuldsanering met faillissement

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van:

[Schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
en

[Schuldenares] ,

geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [plaats] , [adres] ,
verder te noemen: [Schuldenaar] en [Schuldenares] .
In deze zaak is mevrouw mr. J.W.E.M. Engels, kantoorhoudende te Vroomshoop, tot bewindvoerder benoemd.
Ten aanzien van de goederen van [Schuldenaar] en [Schuldenares] is een onderbewindstelling uitgesproken met benoeming van [C] (handelend onder de naam Spectrum Bewindvoering) tot (beschermings)bewindvoerder.

Het procesverloop

Op 24 juni 2019 is de wettelijke schuldsaneringsregeling (schuldsaneringsregeling) op [Schuldenaar] en [Schuldenares] van toepassing verklaard.
Bij brief met bijlagen van 29 mei 2020 heeft de bewindvoerder verzocht de schuldsaneringsregelingen tussentijds te beëindigen.
Het verzoek is ter zitting van 14 juli 2020 en ter zitting van 3 december 2020 behandeld. Ter zitting van 14 juli 2020 zijn [Schuldenares] , mevrouw [D] van Spectrum Bewindvoering en de bewindvoerder verschenen. Ter zitting van 3 december 2020 zijn [Schuldenares] , de heer [C] en mevrouw [D] van Spectrum Bewindvoering, en de bewindvoerder verschenen. [Schuldenaar] is op beide zittingen niet verschenen in verband met het feit dat hij zich in een risicogroep wat betreft een mogelijke besmetting met het Corona-virus bevindt. Van beide zittingen zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
De einduitspraak is bepaald op vandaag.
De beoordeling
Het verzoek tot tussentijdse beëindiging
Het verzoek tot tussentijdse beëindiging wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Aanleiding tot het verzoek was een via de postblokkade door de bewindvoerder ontvangen brief d.d. 23 januari 2020 van GGN gericht aan mevrouw [E] , een dochter van [Schuldenaar] en [Schuldenares] , waarin GGN voor Zilveren Kruis terugbetaling van € 37.157,11 inzake een verstrekt PGB verlangt. De dochter van [Schuldenaar] en [Schuldenares] is ernstig geestelijk en lichamelijk gehandicapt en is niet in staat haar (financiële) belangen te behartigen. [Schuldenaar] en [Schuldenares] hebben niet gereageerd op verzoeken van de bewindvoerder om duidelijkheid te verstrekken over de vordering van Zilveren Kruis en het risico dat de vordering op [Schuldenaar] en [Schuldenares] wordt verhaald.
De behandeling ter zitting van 14 juli 2020
Ter zitting van 14 juli 2020 heeft [Schuldenares] verklaard dat haar dochter ( [X] ) 27 jaar oud is maar functioneert op het niveau van een baby. [Schuldenares] heeft verklaard dat [Schuldenaar] en zijzelf de financiële en andere belangen van [X] behartigen. [Schuldenares] heeft verklaard te vermoeden dat de vordering van Zilveren Kruis ziet op de terugvordering van PGB dat jaren verleden is verstrekt. Dochter [X] ontvangt op een eigen bankrekening een Wajonguitkering van afgerond € 1.180,-- per maand. Daarnaast ontvangt [X] zorgtoeslag ad € 104,-- per maand. Op 14 juli 2020 werd er op de uitkering door het CAK bestuursrechtelijke premie ingehouden, omdat de ziektekostenpremie van [X] meer dan een half jaar niet was voldaan. [Schuldenaar] en [Schuldenares] beheren de bankrekening van [X] en beschikken over een bankpas waarmee zij over het saldo op de bankrekening kunnen beschikken. Volgens [Schuldenares] komen de inkomsten van [X] volledig aan [X] ten goede.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat ze tijdens het huisbezoek heeft gevraagd om inzicht in de inkomsten en uitgaven van [X] , maar dat haar dat inzicht nooit is gegeven. Volgens [Schuldenares] is er nooit om gevraagd.
Ter zitting van 14 juli 2020 is aan [Schuldenaar] en [Schuldenares] opgedragen:
  • beschermingsbewind voor [X] aan te vragen;
  • duidelijkheid te verstrekken over de terugvordering van [X] van PGB door Zilveren Kruis;
  • inzage te verstrekken in de inkomsten en uitgaven van [X] .
De rechtbank heeft de uitspraak op het verzoek van de bewindvoerder op 14 juli 2020 vier maanden aangehouden.
Het verdere verloop
Bij beschikking van 20 augustus 2020 is er bewind ingesteld over de goederen van [X] vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand.
Uit overgelegde bankafschriften van de bankrekening van [X] van juli 2019 tot en met januari 2020 is van vele transacties en geldopnames gebleken. Bij brief van 9 september 2020 van de rechter-commissaris is [Schuldenaar] en [Schuldenares] opgedragen betreffende diverse transacties en opnames schriftelijk te verklaren waarom ze van de bankrekening van [X] hebben plaatsgevonden en ten aanzien van de geldopnames waaraan ze zijn besteed.
Het ging daarbij onder andere om de volgende transacties en opnames:
- [supermarkt]
 Juli 2019 € 98,21
 Oktober 2019 € 322,60
 November 2019 € 203,88
 December 2019 € 44,10
 Januari 2020 € 117,77
- Opnames geldautomaat:
 Juli 2019 € 480,--
 Augustus 2019 € 760,--
 September 2019 € 740,--
 Oktober 2019 € 220,--
 November 2019 € 100,--
 December 2019 € 730,--
 Januari 2020 € 490,--
- Betalingen:
 September 2019
o Cadeau [naam 2] € 100,--
o Albelli € 78,52
o NS Groep € 19,--
 Oktober 2019
o Bloemenhandel de Lelie € 80,31
o Bol.com ad in totaal € 27,98
o Bloembinderij [naam 1] € 20,--
o Station Mariënberg OV € 20,--
o KPN prepaid mobiel € 15,--
o D-Uutschieter Kampen (lunchroom) € 19,25
o Combi Holding BV € 200,--
 November 2019
o ’t Gilde cadeaushop € 12,25
o Bloemenhandel De Lelie € 36,14
 December 2019
o KPN ad € 20,--
o Bloembinderij [naam 1] € 30,--
 Januari 2020
o Green Mobile ad € 259,--
o KPN ad € 15,--
Bij brief van 23 september 2020 hebben [Schuldenaar] en [Schuldenares] gereageerd:
- Ten aanzien van de opnames uit de geldautomaat:
o [X] lijdt aan speekselvloed waardoor uitgebeten plekken ontstaan, hierdoor heeft [X] vaak kleren en beddengoed nodig. Schoenen en pantoffels slijten hard doordat [X] met de zijkanten op de vloer slaat;
o voor persoonlijke verzorging heeft [X] in verband met de speekselvloed en vieze luiers in ruime mate doucheschuim, shampoo, deodorant, babydoekjes en plastic handschoenen nodig;
o [X] heeft extra voeding zoals fruit en broodbeleg nodig, ook zijn er periodes dat [X] aangepaste voeding nodig heeft omdat ze voeding weigert;
  • [supermarkt] betreft de aankoop van levensmiddelen;
  • Bloemenhandel De Lelie en Bloembinderij [naam 1] betreft de kosten van bloemen voor de diverse hulpverleners van [X] ;
  • Cadeau [naam 2] betreft een cadeau dat [X] samen met haar broers heeft betaald;
  • Albelli bestaat uit de kosten van het afdrukken van trouwfoto’s van [X] ’s broer en schoonzus;
  • Station Mariënberg OV betreft reiskosten;
  • Combi Holding bestaat uit de huurkosten van een bus voor de verhuizing van een broer van [X] , hiervan is € 170,-- terugbetaald;
  • Bol.com bestaat uit de kosten van een sinterklaascadeau;
  • ’t Gilde cadeaushop betreft een cadeau voor oma;
  • Green Mobile betreft de aanschaf van een refurbished mobiele telefoon, deze is volgens [Schuldenaar] en [Schuldenares] terugbetaald aan Spectrum Bewindvoering;
  • KPN betreft beltegoed.
De overige bedragen stellen [Schuldenaar] en [Schuldenares] niet te kunnen specificeren omdat ze geen kassabonnen hebben bewaard.
Eind september 2020 was duidelijk dat GGN vanaf 1 januari 2018 beslag heeft gelegd op de Wajonguitkering van [X] , er wordt maandelijks tussen de € 220 en € 265,-- ingehouden op de uitkering. Aan bestuursrechtelijke premie in verband met de zorgverzekering wordt maandelijks € 141,50 op de Wajonguitkering ingehouden. [X] betaalt maandelijks € 200,-- aan kostgeld aan [Schuldenaar] en [Schuldenares] , welk kostgeld is opgenomen in de berekening van het vrij te laten bedrag van [Schuldenaar] en [Schuldenares] .
Uit de overgelegde bankafschriften van de bankrekening van [X] betreffende de periode 21 juni 2020 tot en met 21 augustus 2020 is onder andere gebleken dat er van 21 juni tot en met 30 juni 2020 door of namens [X] voor een bedrag van € 222,37 bij [supermarkt] aan boodschappen is gedaan, dat in totaal € 111,39 bij kledingwinkels is besteed, dat € 47,09 bij bloemenhandel De Lelie is besteed en dat een terraskachel van
€ 99,99 bij tuincentrum [naam tuincentrum] is gekocht. In juli 2020 is € 620,-- aan geldopnames gedaan, is voor € 117,-- aan boodschappen gedaan bij [supermarkt] en is € 149,-- besteed bij Coolblue. In augustus 2020 is onder andere voor € 166,-- kleding gekocht en is € 290,-- opgenomen bij de geldautomaat. In september 2020 is sprake geweest € 390,-- aan geldopnames en is onder andere € 93,-- aan de aankoop van kleding besteed.
Uit een brief van GGN van 12 oktober 2020 blijkt onder andere dat [X] op dat moment een schuld had aan Menzis betrefffende niet betaalde ziektekostenpremie en niet betaald verplicht eigen risico van € 1.667,80. Het gaat om niet betaalde ziektekostenpremie en eigen risico in de periode van december 2019 tot en met mei 2020.
De behandeling ter zitting van 3 december 2020
[Schuldenares] heeft verklaard dat haar dochter functioneert op het niveau van een baby van acht tot
twaalf maanden. [Schuldenares] heeft verklaard dat de enige bankpas van de bankrekening van [X] in bezit was van [Schuldenaar] en haarzelf. [X] is nooit in staat geweest zelf iets te kopen.
De bewindvoerder heeft verklaard dat de schuld van [X] aan GGN inzake de terugvordering van PGB ondertussen is afgenomen naar € 13.801,--. Beschermingsbewindvoerder [D] heeft verklaard dat nog overleg plaatsvindt met het zorgkantoor en met GGN over een mogelijke kwijtschelding van de schuld. De schuld is ontstaan in 2014. [Schuldenares] heeft verklaard dat er in dat jaar wat hen betreft nog sprake was van beschermingsbewind door De Waarborgh van 1990 B.V. en dat die B.V. de zaken niet goed op orde had.
Volgens [Schuldenares] betreffen de boodschappen die bij [supermarkt] worden gedaan overwegend boodschappen voor [X] . [Schuldenaar] en [Schuldenares] kopen veel verse groente voor [X] . [Schuldenares] heeft verklaard dat betalingen bij tankstations, bij NS-stations en betalingen van cadeautjes te maken hebben met dingen die [Schuldenaar] en [Schuldenares] voor [X] moeten doen. Betalingen bij kleding- en schoenwinkels, zoals in oktober 2019 (€ 174,98 Didi Fashion en € 124,97 Goodz for fashion) en in november 2019 (€ 137,96 Livera en Saluut
€ 179,95) zien volgens [Schuldenares] op de aanschaf van kleding en schoenen voor [X] . [Schuldenares] heeft verklaard dat ze niet wist dat ze de betalingen van de rekening van [X] moest verantwoorden en dat ze daarom geen bonnen heeft bewaard.
Ter zitting heeft [Schuldenares] verklaard dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] de boodschappen inmiddels weer van hun eigen bankrekening betalen. Sinds de goederen van [X] onder bewind zijn gesteld, ontvangen [Schuldenaar] en [Schuldenares] , naast hun eigen leefgeld, € 50,-- leefgeld per week voor [X] .
Volgens [Schuldenares] zijn de uitgaven van de rekening van [X] bijna allemaal ten gunste van [X] gedaan.
Beschermingsbewindvoerder [D] heeft verklaard dat [X] nadat het beslagen bedrag in mindering is gebracht, ongeveer € 940,-- per maand te besteden heeft.
Daarvan wordt nu per maand € 200,-- aan kostgeld en € 217,-- aan leefgeld betaald. Ook de kosten van het beschermingsbewind van € 150,-- per maand worden uit het bedrag van
€ 940,-- voldaan. Er wordt € 235,-- per maand gereserveerd voor betaling van het eigen risico van de zorgverzekering en voor kleding, schoenen en beddengoed. Uiteindelijk blijft er ongeveer € 130,-- per maand over om te sparen.
Volgens beschermingsbewindvoerder [C] is de verklaring van [Schuldenares] dat er veel geld aan [X] is besteed, juist. Echter moet wel worden geconcludeerd dat het met de administratieve zaken niet goed is gegaan. De administraties van [Schuldenaar] en [Schuldenares] en van [X] hebben door elkaar gelopen. Volgens beschermingsbewindvoerder [C] is dit het gevolg van het ontbreken van financiële zelfredzaamheid bij [Schuldenaar] en [Schuldenares] .
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schuldsaneringsregelingen tussentijds moeten worden beëindigd en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] op grove wijze niet alleen hun gehandicapte dochter [X] in ernstige mate hebben benadeeld, maar ook de rechten van hun eigen schuldeisers hebben geschonden.
Immers door de exorbitant hoge geldopnames en de vele betalingen met de bankpas van de bankrekening van [X] , konden de ziektekostenpremie en het eigen risico van de zorgverzekering van [X] langdurig niet worden betaald. Hierdoor heeft [X] een schuld aan Menzis van € 1.667,80 en wordt er, in verband met de wanbetaling, bestuursrechtelijke zorgpremie van haar uitkering ingehouden. Dit klemt temeer nu voor [X] in verband met haar ernstige lichamelijke en geestelijke handicaps (zieken)zorg in volle omvang noodzakelijk is en hiervoor onverzekerd zijn voor [X] desastreuze gevolgen zou hebben.
De verklaringen die [Schuldenaar] en [Schuldenares] geven voor de grootschalige en structurele geldopnames, bestedingen bij [supermarkt] , uitgaven voor kleding en alle overige uitgaven zijn naar het oordeel van de rechtbank tegenstrijdig en ongeloofwaardig.
De geldopnames zijn immers volgens [Schuldenaar] en [Schuldenares] besteed aan kleren, schoenen, pantoffels en beddengoed, aan persoonlijke verzorgingsproducten en extra (gezonde) voeding. De boodschappen die bij [supermarkt] zijn gedaan, bestaan echter ook uit extra (gezonde) voeding en naast de geldopnames, waarmee onder andere kleding zou zijn gekocht, is er in diverse maanden ook kleding betaald met de bankpas van [X] . Voorbeelden hiervan zijn de maanden oktober en november 2019, waarin, naast de geldopnames, respectievelijk € 299,95 en € 317,94 in kledingwinkels is betaald met de bankpas van [X] . In de maand oktober 2019 zou in totaal € 842,55 en in de maand november 2019 in totaal 621,82 aan boodschappen, kleding, schoenen, beddengoed en persoonlijke verzorging voor [X] zijn uitgegeven.
De rechtbank acht aannemelijk dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] extra kosten moeten maken in verband met de verzorging van [X] , maar acht het ongeloofwaardig dat deze kosten kunnen oplopen naar € 842,55 per maand. Dat deze kosten ook niet zo’n enorme omvang hebben, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het feit dat in het huidige budgetplan van [X] per maand ongeveer € 200,-- wordt gereserveerd voor kleding, schoenen, beddengoed etc. en dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] voor [X] per maand € 217,-- aan leefgeld ontvangen, terwijl er onder bewind opeens ook ruimte is voor [X] om te sparen. Uit de financiële gegevens van de bewindvoerder blijkt dat [X] per maand hooguit
€ 417,-- aan kosten ‘veroorzaakt’ op het gebied van boodschappen, kleding, schoenen, beddengoed en persoonlijke verzorging. Dat betekent dat, gelet op het feit dat het gehele inkomen van [X] elke maand werd gebruikt, de overige honderden euro’s die per maand zijn uitgegeven aan boodschappen, kleding, beddengoed en persoonlijke verzorging door [Schuldenaar] en [Schuldenares] niet voor hun dochter maar ten behoeve van zichzelf of anderen zijn gebruikt. Daarbij betrekkend dat er daarnaast diverse andere betalingen van de rekening van [X] plaatsvonden, zoals voor bloemen, cadeaus, de aankoop van een terraskachel, een fotoalbum van de bruiloft van haar broer en de huurkosten van een verhuisbus van haar broer, concludeert de rechtbank dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] en de broers van [X] zich langdurig hebben verrijkt ten koste van hun ernstig gehandicapte, volledig handelingsonbekwame dochter en zus.
De rechtbank concludeert voorts dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] hierdoor (ook) hun schuldeisers hebben benadeeld. [Schuldenaar] en [Schuldenares] hebben immers naast hun leefgeld de beschikking gehad over het inkomen van hun dochter. Ervan uitgaande dat van dit inkomen € 417,-- per maand noodzakelijk was voor de verzorging van [X] en [Schuldenaar] en [Schuldenares] het overige deel van het inkomen ten onrechte niet aan [X] ten goede hebben laten komen, hebben [Schuldenaar] en [Schuldenares] per maand over ruim € 500,-- aan extra inkomen beschikt. Nu [Schuldenaar] en [Schuldenares] feitelijk over het extra inkomen hebben beschikt, had het extra inkomen ten goede moeten komen aan de schuldeisers van [Schuldenaar] en [Schuldenares] .
De rechtbank is van oordeel dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] door op de wijze als bovenomschreven de schuld van [X] aan Menzis met betrekking tot de niet betaalde ziektekostenpremies te laten ontstaan, een schuld aan [X] hebben gekregen, welke schuld moet worden aangemerkt als een nieuwe schuld in hun schuldsaneringsregelingen. Ten aanzien van de schuld aan Zilveren Kruis in verband met de terugvordering van PGB, die uit handen is gegeven aan GGN, overweegt de rechtbank dat niet uit te sluiten valt dat de vorige beschermingsbewindvoerder (mede) aansprakelijk is voor het ontstaan ervan. De rechtbank zal deze schuld niet bij haar oordeel betrekken.
Door vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling geen informatie over de financiën van [X] te verstrekken en het extra inkomen waarover [Schuldenaar] en [Schuldenares] konden beschikken, hebben [Schuldenaar] en [Schuldenares] ook de inlichtingenplicht in ernstige mate geschonden. De verklaringen van [Schuldenaar] en [Schuldenares] dat hen nooit is verzocht om inzage te verstrekken in de financiën van [X] en dat zij niet wisten dat zij hierover informatie moesten verstrekken, acht de rechtbank ongeloofwaardig en doen ook niet af aan de verwijtbaarheid, omdat [Schuldenaar] en [Schuldenares] hadden moeten weten dat zij in de schuldsaneringsregeling over alle financiële zaken informatie moeten verstrekken.
De rechtbank concludeert dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] , ondanks dat de schuldsaneringsregeling op hun van toepassing is, een relatief luxe financieel leven hebben kunnen leiden, nu zij naast hun leefgeld de beschikking hadden over een extra inkomen waarvan zij geen opgave hebben gedaan. [Schuldenaar] en [Schuldenares] zijn kennelijk niet bereid om gedurende drie jaren de tering naar de nering te zetten om zodoende na drie jaar een schone lei te verdienen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het [Schuldenaar] en [Schuldenares] aan een saneringsgerichte houding ontbreekt.
Op grond van vorenstaande zal de rechtbank de schuldsaneringsregelingen tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c, d en e Faillissementswet.
Gebleken is dat er baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden verkeren [Schuldenaar] en [Schuldenares] op grond van artikel 350 vijfde lid Faillissementswet in staat van faillissement zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en haar salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- bepaalt dat [Schuldenaar] en [Schuldenares] in staat van faillissement zullen verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement tot rechter-commissaris
mr. M.M. Verhoeven,
en tot curator mevrouw mr. J.W.E.M. Engels-Jansen,
- geeft last aan de curator tot het openen van de aan gerichte brieven en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling op € 2.855,47 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten;
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.[…]