Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten van de raadsman en de officier van justitie
3.De ontvankelijkheid
4.De beslissing
niet-ontvankelijkin het bezwaarschrift
.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde was op 6 september 2019 veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden toegepast. Op 30 januari 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 14 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde 27 uren van de taakstraf niet had verricht. De kennisgeving van dit bevel werd op 31 januari 2020 aan de veroordeelde bekendgemaakt. Het bezwaarschrift tegen deze kennisgeving is op 3 februari 2020 ingediend door de raadsman van de veroordeelde, mr. J.B.A. Kalk.
Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 19 februari 2020 heeft de raadsman aangevoerd dat de veroordeelde niet naar de zitting was gebracht door miscommunicatie en dat hij zijn aanwezigheidsrecht wilde uitoefenen. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen aanhouding van de behandeling. De politierechter heeft vastgesteld dat de rechtbank bevoegd was en dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Echter, gezien het feit dat de vervangende hechtenis op 20 februari 2020 al volledig ten uitvoer was gelegd, kon de politierechter niet inzien welk redelijk belang er was bij een voortgezette behandeling van het bezwaarschrift. Daarom heeft de politierechter de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaarschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. J. Izgi, en is openbaar uitgesproken op 19 februari 2020.