ECLI:NL:RBOVE:2020:4638

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
C/08/256989 / KG ZA 20-256
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en eigendomsoverdracht van een personenvoertuig in kort geding

In deze zaak, die op 23 december 2020 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de voorzieningenrechter zich gebogen over een kort geding waarin Regio Capital AG, een naamloze vennootschap naar Duits recht, vorderde om de afgifte van een Audi van gedaagde, die deze auto op 2 januari 2020 had gekocht van een autobedrijf in Duitsland. Regio Capital stelde dat zij de eigenaresse van de Audi was en dat de verkoop door het autobedrijf aan gedaagde niet rechtsgeldig was, omdat het autobedrijf niet bevoegd was om de auto te verkopen. De voorzieningenrechter moest allereerst de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter vaststellen, wat werd bevestigd op basis van de Herschikte EEX-Vo, aangezien gedaagde in Nederland woonde.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Regio Capital niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij de eigenaresse van de Audi was. De overgelegde documenten, zoals een rekening en betalingsbewijs, waren onvoldoende om de eigendom te bewijzen. Bovendien ontbrak het aan bewijs van een overeenkomst tussen Regio Capital en het autobedrijf, waaruit zou blijken dat de algemene voorwaarden van Regio Capital van toepassing waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat zonder nader onderzoek niet kon worden vastgesteld wie de eigenaar van de Audi was, en dat een kort geding hiervoor niet de geëigende procedure was.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Regio Capital afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in eigendomsgeschillen en de noodzaak van een bodemprocedure voor dergelijke complexe zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/256989 / KG ZA 20-256
Vonnis in kort geding van 23 december 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap naar Duits recht
REGIO CAPITAL AG,
gevestigd te Düsseldorf (Duitsland),
eiseres, verder te noemen Regio Capital,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat mr. R. Kroon te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
  • de producties 1 tot en met 6 van de zijde van [gedaagde] ,
  • de aanvullende producties 8 tot en met 11 van de zijde van Regio Capital,
  • het mailbericht van 11 december 2020 van de zijde van Regio Capital met drie producties,
  • de op voorhand toegezonden pleitnota’s van de advocaten van partijen,
  • de (vanwege de maatregelen in verband met het Corona-virus) via een video-verbinding gehouden mondelinge behandeling op 14 december 2020, waar Regio Capital is vertegenwoordigd door haar advocaat en [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Regio Capital in Duitsland is gevestigd en dat [gedaagde] in Nederland woont. Het geschil heeft daarom internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse (voorzieningen)rechter bevoegd is om van de vordering van Regio Capital kennis te nemen.
De voorzieningenrechter dient zijn internationale bevoegdheid te beoordelen aan de hand van de Verordening (EU) nr. 2015/2012 van 15 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de Herschikte EEX-Vo). Nu [gedaagde] in [woonplaats] woont, komt aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Almelo, op grond van artikel 4 Herschikte EEX-Vo rechtsmacht toe.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen terecht van de toepasselijkheid van het Duitse recht uitgaan.
2.3.
Het gaat in dit kort geding om een personenvoertuig, merk en type [Audi] , met het chassisnummer: [1] (hierna: de Audi). In de kern gaat het om de vragen wie eigenaar was van de Audi toen [gedaagde] die op 2 januari 2020 kocht van [naam autobedrijf] , gevestigd te [vestigingsplaats] in Duitsland (hierna: [naam autobedrijf] ), en of [gedaagde] van de (af)levering van de Audi te goeder trouw was en aldus beschermd wordt tegen eventuele beschikkingsonbevoegdheid van [naam autobedrijf] .
2.4.
Regio Capital stelt dat zij eigenaresse is van de Audi en vordert afgifte van de auto met alle toebehoren (waaronder alle sleutels), op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.5.
Aan het gevorderde legt Regio Capital - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag. De Audi is in of omstreeks november 2019 door [naam autobedrijf] gekocht van
BCA Autoauktionen GmbH (hierna: BCA) voor een bedrag van € 11.000,--. Tussen Regio Capital en [naam autobedrijf] bestaat een overeenkomst van financiering, waarbij Regio Capital de aankoopbedragen van de door [naam autobedrijf] gekochte auto’s betaalt aan de verkopers en [naam autobedrijf] de eigendom van de door haar gekochte auto’s tot zekerheid overdraagt aan Regio Capital. In dit geval is € 11.000,-- door Regio Capital voldaan aan BCA. Regio Capital stelt dat er sprake is van een levering constitutum possessorium (cp), waarvoor naar Duits recht geen ondertekend geschrift is vereist, en van zekerheidseigendom. In de rechtsverhouding tussen Regio Capital en [naam autobedrijf] zijn de algemene voorwaarden van Regio Capital van toepassing. In artikel D van deze algemene voorwaarden wordt vermeld hoe de eigendomsoverdracht plaatsvindt. De originele autopapieren van de Audi zijn in het bezit van Regio Capital. [naam autobedrijf] heeft de Audi weliswaar op 2 januari 2020 verkocht aan [gedaagde] voor
€ 12.148,87, maar zij kon toen gelet op het vorenstaande de eigendom van de Audi niet overdragen aan [gedaagde] , omdat zij Regio Capital nog niet betaald had, Regio Capital nog eigenaresse was en [naam autobedrijf] (dus) beschikkingsonbevoegd was. Van een verwerving te goeder trouw in de zin van § 929 en 932 Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) door [gedaagde] is geen sprake. Daarbij wijst Regio Capital op een arrest van het Bundesgerichtshof (BGH) van 27 januari 1965 (VIII ZR 62/63) en op het vonnis van het Landgericht Bad Kreuznach van 18 mei 2016 (3 O 41/16). Toetsing van het recht van de verkoper op basis van het kentekenbewijs is een van de minimumvereisten voor de aankoop te goeder trouw van een gebruikte auto. In dit geval heeft [naam autobedrijf] [gedaagde] er bij het sluiten van de overeenkomst en de aflevering van de Audi uitdrukkelijk op gewezen dat zij op dat moment niet beschikte over het originele kentekenbewijs deel II en dat de bank (waarbij het dus eigenlijk gaat om financier Regio Capital) dit had. Dit had voor [gedaagde] aanleiding moeten zijn voor nader onderzoek en verdere navraag. Dit heeft [gedaagde] nagelaten.
2.6.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair betwist hij dat Regio Capital de eigenaresse is van de Audi. Dit wordt op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt. De echtheid van de door Regio Capital overgelegde rekening wordt betwist. Een rekening is bovendien geen eigendomsbewijs en een enkele betaling doet de eigendom niet overgaan. Het overgelegde bankafschrift is evenmin een bewijs van eigendom(soverdracht). De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Regio Capital wordt betwist. In de door Regio Capital overgelegde algemene voorwaarden is de naam van de contractspartij niet ingevuld en de algemene voorwaarden zijn ook niet ondertekend. Er is ook geen stuk in het geding gebracht waaruit blijkt van een overeenkomst tussen Regio Capital en [naam autobedrijf] , waarop de algemene voorwaarden van toepassing zouden moeten zijn. Nu niet blijkt dat Regio Capital eigenaresse is van de Audi, kan zij geen vordering tot revindicatie instellen.
Subsidiair stelt [gedaagde] dat niet is gebleken dat [naam autobedrijf] geen eigenaresse van de Audi was. Weliswaar stond de Fahrzeugbrief niet op haar naam (ook niet op naam van Regio Capital overigens), maar deze brief is geen bewijs van eigendom. Als [naam autobedrijf] voor eigenaresse moet worden gehouden, is de eigendom rechtsgeldig aan [gedaagde] overgedragen.
Meer subsidiair stelt [gedaagde] dat niet gezegd kan worden dat hij niet te goeder trouw was. Bij het sluiten van de koop heeft [naam autobedrijf] de autopapieren, waaronder een kopie van het kentekenbewijs deel II, laten zien en heeft hij het bewijs van 'buitenbedrijfstelling' gekregen. Hij mocht erop vertrouwen dat niemand anders de Audi op naam had staan en zich eigenaar mocht noemen. Dat het originele kentekenbewijs deel II niet voorhanden was, is niet meer dan een aanwijzing voor grove nalatigheid. Andere omstandigheden kunnen de eventuele twijfel over de beschikkingsbevoegdheid wegnemen. Deze omstandigheden zijn aanwezig. Gezien het feit dat [gedaagde] de Audi bij een professioneel autobedrijf heeft gekocht en de Duitse autoriteiten zonder probleem een tijdelijk kenteken en de Groene Kaart op zijn naam hebben overgeschreven, hoefde [gedaagde] er niet op bedacht te zijn dat de Audi gestolen was of dat er anderszins sprake was van beschikkingsonbevoegdheid van [naam autobedrijf] . Anders had hij de papieren niet op naam gekregen. Ten slotte is van belang dat de Duitse autoriteiten en de RDW in juni 2020 een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.
2.7.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Regio Capital afwijzen. Daartoe is het volgende redengevend. Alleen de eigenaar van de Audi kan de vordering tot revindicatie instellen. Het ligt op de weg van Regio Capital om voldoende aannemelijk te maken dat zij dat is. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat Regio Capital daar niet in is geslaagd. De overgelegde rekening en het betalingsbewijs zeggen wel iets over de betaling, maar niet over de eigendom van de Audi. Regio Capital stelt dat zij [naam autobedrijf] financiert en dat er sprake is van zekerheidseigendom, maar zij heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt van een overeenkomst van die strekking. Een (financierings)overeenkomst is niet overgelegd. Regio Capital doet een beroep op haar algemene voorwaarden, maar een kopie van de overeenkomst waarop die algemene voorwaarden dan van toepassing zouden moeten zijn, ontbreekt. In de overgelegde algemene voorwaarden is [naam autobedrijf] niet vermeld als contractspartij is en de algemene voorwaarden zijn ook niet door [naam autobedrijf] ondertekend. Het moge zo zijn dat Regio Capital in het bezit is van de originele autopapieren van de Audi, waaronder het originele kenteken deel II (dat overigens niet op naam van Regio Capital staat), maar die papieren vormen slechts een aanwijzing, geen bewijs van eigendom van de Audi. Zoals hiervoor reeds overwogen, ontbreekt het bewijs voor de juridische grondslag voor het feit dat de papieren van de Audi, die bij [naam autobedrijf] stond, bij Regio Capital lagen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zonder nader onderzoek en/of bewijslevering op dit moment niet met zekerheid kan worden vastgesteld wie eigenaar was van de Audi [gedaagde] van de (af)levering daarvan aan [gedaagde] .
Een kort geding leent zich hier niet voor. Daarvoor is een bodemprocedure de geëigende weg.
2.8.
In het verlengde van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat, nog daargelaten wie de eigenaar is van de Audi, naar de hier te hanteren maatstaf van “grobe Fahrlässigkeit” als bedoeld in § 932 BGB niet op voorhand de conclusie kan worden getrokken dat [gedaagde] niet te goeder trouw is geweest.
2.9.
Ingevolge § 932, eerste lid BGB kan een koper de eigendom verkrijgen van een zaak die niet aan de vervreemder in eigendom toebehoort, tenzij hij op het moment dat hij volgens de regels van § 929 BGB de eigendom zou verwerven niet te goeder trouw is. Hij is niet te goeder trouw als hem bekend is of op grond van “grober Fahrlässigkeit” onbekend is dat de zaak niet aan de vervreemder in eigendom toebehoort. Volgens vaste jurisprudentie van het BGH wordt onder “grobe Fahrlässigkeit” als bedoeld in § 932 lid 2 BGB “im allgemeinen ein Handeln verstanden, bei dem die erförderliche Sorgfalt den gesamten Umständen nach in ungewöhnlich großem Maße verletzt worden ist und bei dem dasjenige unbeachtet geblieben ist, was im gegebenen Fall jedem hätte einleuchten müssen.” (o.a. BGH, Urt. v. 01.03.2013 – V R 92-12).
2.10.
Uit de jurisprudentie van het BGH volgt dat in het geval van de aankoop van een tweedehands motorvoertuig het ontbreken van het kentekenbewijs er in het algemeen op duidt dat de verkoper niet bevoegd is om over het voertuig te beschikken. De twijfels die hieruit voortvloeien voor de geïnteresseerde koper kunnen in individuele gevallen worden weggenomen, maar alleen door omstandigheden die erop wijzen dat de reden waarom de verkoper niet over het kentekenbewijs beschikt, niet is gelegen in het feit dat een andere rechthebbende deze voor zijn zekerheid achterhoudt. De reden dat de verificatie van het recht van de verkoper op basis van het kentekenbewijs deel II een van de minimumvereisten is voor een aankoop van een gebruikte auto te goeder trouw, is dat het kentekenbewijs van het motorvoertuig moet worden overgelegd om de eigendoms- of andere rechten op het voertuig veilig te stellen. Dit geldt in het bijzonder bij de kennisgeving van de verandering van eigenaar. Het is bedoeld om de eigenaar of andere rechthebbende op het voertuig te beschermen tegen vervreemding door beschikkingsonbevoegden.
2.11.
In het licht van alle omstandigheden van dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat de omstandigheid dat [naam autobedrijf] [gedaagde] van de (af)levering van de Audi het originele kentekenbewijs deel II niet had, bij [gedaagde] niet het vermoeden moest doen rijzen dat er iets niet in orde was. In dat kader acht de voorzieningenrechter van belang dat [naam autobedrijf] een professionele autohandelaar is en [gedaagde] een gewone consument. [gedaagde] mocht er van uitgaan dat [naam autobedrijf] bevoegd was om de auto te verkopen (hetgeen Regio Capital ook niet betwist). Op het moment dat [gedaagde] de Audi kocht, beschikte [naam autobedrijf] over zowel de Audi als de sleutels en autopapieren, met dien verstande dat hij (dus) niet beschikte over het originele kentekenbewijs deel II. [gedaagde] heeft daar navraag naar gedaan, hem is een kopie van het kentekenbewijs deel II gegeven en hem is verteld dat het originele kentekenbewijs in de kluis bij de bank lag, dat [naam autobedrijf] daar niet bij kon en dat zij het kentekenbewijs direct zou nasturen. In zoverre kan niet worden gezegd dat [gedaagde] geen onderzoek heeft verricht. Bovendien heeft Regio Capital niet weersproken dat het [gedaagde] met [naam autobedrijf] zonder moeite is gelukt om een tijdelijk kenteken en de groene kaart van de Audi op zijn naam te laten zetten. Deze gang van zaken rechtvaardigt vooralsnog niet de conclusie dat [gedaagde] ten tijde van de (af)levering van de Audi niet te goeder trouw was.
2.12.
Regio Capital zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 304,-- aan griffierecht en € 980,-- aan salaris van de advocaat. De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de (na)kosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Regio Capital in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.284,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Regio Capital in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Regio Capital niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart de onderdelen 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: