ECLI:NL:RBOVE:2020:4623

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
8188401 \ CV EXPL 19-6816 en 7053 \ CV EXPL 20-2000
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid en draagplicht bij consumentenkredieten tussen voormalige echtgenoten

In deze zaak vordert Le Cat B.V. betaling van door gedaagden geleende bedragen, welke vordering wordt toegewezen. De hoofdzaak betreft vier overeenkomsten van geldlening tussen Le Cat en de voormalige echtgenoten [A] en [B], die tijdens hun huwelijk zijn aangegaan. De rechtbank oordeelt dat [A] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 10.500,00 wordt toegewezen. De gevorderde contractuele rente wordt toegewezen tot de respectievelijke data van opeisbaarheid, maar de vordering tot buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen. In de vrijwaringszaak vordert [A] dat [B] hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schulden uit de geldleningsovereenkomsten. De rechtbank oordeelt dat beide partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn en dat zij ieder voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de gezamenlijk aangegane schuld. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is gewezen door kantonrechter A.M. Koene en is openbaar uitgesproken op 29 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummers: 8188401 \ CV EXPL 19-6816
8517053 \ CV EXPL 20-2000
Vonnis van 29 december 2020
in de zaak met zaaknummer 8188401 \ CV EXPL 19-6816 (de hoofdzaak) van
de besloten vennootschap
LE CAT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Purmerend,
eisende partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen Le Cat,
gemachtigde: mr. C.H. Hartsuiker
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. J. Koster,
en in de zaak met zaaknummer 8517053 \ CV EXPL 20-2000 (de vrijwaringszaak) van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de vrijwaringszaak,
hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. J. Koster
tegen
[B] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de vrijwaringszaak,
hierna te noemen [B] ,
gemachtigde: jhr. mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande.

1.De procedure

In de hoofdzaak:

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het vonnis in incident van 31 maart 2020;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
In de vrijwaringszaak
1.3.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring van 21 april 2020;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

2.1.
[A] en [B] waren sinds 2009 gehuwd. Zij hebben daarbij elke gemeenschap van goederen uitgesloten. Op 29 januari 2018 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken.
2.2.
In 2015 en 2016, dus toen [A] en [B] gehuwd waren, zijn er tussen hen en Le Cat vier overeenkomsten van geldlening gesloten. De vier geldleningen zijn inmiddels opeisbaar en alle vier door [A] en [B] onbetaald gelaten. De vier geldleningen zijn in het volgende schema inzichtelijk gemaakt:
Datum overeenkomst
Duur overeenkomst
Bedrag lening
Rente per jaar
Opeisbaar op
Openstaand bedrag
28-01-2015
2 jaar
€ 3.000,00
6%
28-01-2017
€ 3.000,00
09-02-2015
2 jaar
€ 2.500,00
4%
09-02-2017
€ 2.500,00
30-04-2015
2 jaar
€ 2.500,00
4%
30-04-2017
€ 2.500,00
14-03-2016
1 jaar
€ 2.500,00
4%
14-03-2017
€ 2.500,00
Totaal
€ 10.500,00
2.3.
In de vier geldleningsovereenkomsten staat het volgende:
“(…)
1. De heer [A] (…) en mevrouw [B] (…), hierna samen en afzonderlijk te noemen: ‘schuldenaar’ (beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de lening);
(…)”
2.4.
In de geldleningsovereenkomst van 28 januari 2015 is verder, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2: rente
Schuldenaar verbindt zich om over het in artikel 1 genoemde bedrag, of het restant daarvan, aan de schuldeiser te zullen betalen een jaarlijks te berekenen rente van 6% per jaar, voor 2 jaar vast.
(…)”
In de geldleningsovereenkomst van 9 februari 2015 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2: rente
Schuldenaar verbindt zich om over het in artikel 1 genoemde bedrag, of het restant daarvan, aan de schuldeiser te zullen betalen een jaarlijks te berekenen rente van 4% per jaar, voor 2 jaar vast.
(…)”
In de geldleningsovereenkomsten van 30 april 2015 en 14 maart 2016 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2: rente
Schuldenaar verbindt zich om over het in artikel 1 genoemde bedrag, of het restant daarvan, aan de schuldeiser te zullen betalen een jaarlijks te berekenen rente van 4% per jaar, voor 1 jaar vast.
(…)”

3.Het geschil

In de hoofdzaak

3.1.
Le Cat vordert dat [A] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 13.370,22 (bestaande uit € 10.500,00 aan hoofdsom, € 1.990,52 aan contractuele rente tot 12 november 2019 en € 879,70 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 12 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [A] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de buitengerechtelijke kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In de vrijwaringszaak
3.4.
[A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [B] jegens Le Cat hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van het geheel uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten die [A] en [B] beiden zijn aangegaan met Le Cat;
b. dat de kantonrechter voor recht verklaart dat op grond van de interne draagplicht, [A] en [B] eenieder voor een gelijk deel draagplichtig zijn in hetgeen zij beiden verschuldigd zijn aan Le Cat uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten, althans dat de kantonrechter voor wat betreft de onderlinge draagplicht in de schuld aan Le Cat een in goede justitie te bepalen verdeling toepast;
c. dat [B] wordt veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag aan [A] dat [A] meer betaalt dan hij op grond van de interne draagplicht onder b verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de desbetreffende vordering tot de dag van volledige betaling;
d. dat [B] wordt veroordeeld tot betaling aan [A] van de proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[B] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [A] in de proceskosten, dan wel compensatie van de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak

4.1.
Het gaat in de hoofdzaak om vier consumentenkredieten die zijn aangegaan tussen 25 mei 2011 en 1 januari 2017. Op de overeenkomsten tussen partijen is daarom de Wet op het consumentenkrediet (oud) (hierna: WCK) van toepassing. De regels omtrent consumentenkredietovereenkomsten strekken tot bescherming van de consument en moeten ambtshalve worden toegepast, dat wil zeggen ook als de consument daar geen beroep op doet.
4.2.
Vast staat dat [A] niet heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen uit de overeenkomsten. [A] heeft dat ook erkend en geeft aan contact met Le Cat te willen zoeken voor het afspreken van een betalingsregeling. Gelet op de erkenning door [A] zal de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 10.500,00 worden toegewezen.
4.3.
Met betrekking tot de gevorderde contractuele rente overweegt de kantonrechter als volgt. De contractuele rente die gedurende de looptijd van de leningen is overeengekomen, is toegestaan op grond van artikel 34 sub a WCK en voldoet aan de maximale kredietvergoeding uit het Besluit Kredietvergoeding. De contractuele rente tot de respectievelijke data van opeisbaarheid kan dan ook worden toegewezen.
Met betrekking tot de contractuele rente na afloop van de looptijd van de lening, geldt dat een kredietverstrekker op grond van artikel 34 sub b WCK over de periode na de looptijd van de lening een vertragingsvergoeding mag bedingen. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overeenkomsten echter niet, in ieder geval niet duidelijk, dat aanspraak kan worden gemaakt op vertragingsvergoeding over de periode na de looptijd van de leningen. Bovendien, àls al uit de overeenkomst kan worden opgemaakt dat na afloop van de looptijd van de leningen vertragingsrente verschuldigd is, dan wordt niet voldoende duidelijk vermeld wat de hoogte van die rente dan zal zijn. Om die reden zal de gevorderde contractuele rente vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid worden afgewezen.
4.4.
Op grond van artikel 34 WCK heeft Le Cat geen recht op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Deze komen daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
[A] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten aan de zijde van Le Cat. De proceskosten worden tot op heden begroot op € 1.775,52 (bestaande uit € 83,52 aan dagvaardingskosten, € 972,00 aan griffierecht en € 720,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 360,00)).
De nakosten worden begroot op € 120,00 (½ punt liquidatietarief met max. € 120,00).
4.6.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
In de vrijwaringszaak
4.7.
[A] is van mening dat hij en [B] jegens Le Cat hoofdelijk aansprakelijk zijn voor nakoming van het geheel van de geldleningsovereenkomsten die [A] en [B] zijn aangegaan met Le Cat, en dat zij ieder voor een gelijk deel, althans een in redelijkheid te bepalen deel, draagplichtig zijn. Daarom moet [B] worden veroordeeld tot betaling van het bedrag dat [A] meer moet betalen aan Le Cat dan hij op grond van de interne draagplicht verschuldigd is.
4.8.
[B] is van mening dat de lening door [A] is aangegaan en dat de geleende geldsom grotendeels door hem is gebruikt. Voor zover het geleende is gebruikt voor gemeenschappelijk gebruik, zoals de huur van de woningen, komt dat doordat [A] het geld dat daar eigenlijk voor bedoeld was, had uitgegeven.
4.9.
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van artikel 6:6 lid 1 BW hoofdelijke verbondenheid onder andere kan voortkomen uit een overeenkomst. Dat in dit geval de hoofdelijke verbondenheid in de overeenkomst met Le Cat is overeengekomen, komt vast te staan, nu [B] aangeeft de overeenkomst te hebben (mee)getekend en de geldigheid van de overeenkomsten verder niet betwist. Dat maakt dat de gevorderde verklaring voor recht dat [B] jegens Le Cat hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van het geheel uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten die [A] en [B] zijn aangegaan met Le Cat, zal worden toegewezen.
4.10.
Op grond van artikel 6:10 BW moet ieder van de schuldenaren voor een deel in de schuld bijdragen. In hoeverre zij jegens elkaar tot een bijdrage gehouden zijn, wordt bepaald door wat partijen zijn overeengekomen en daarnaast door hun onderlinge rechtsverhouding, bezien in het licht van alle omstandigheden van het concrete geval.
In de huwelijkse voorwaarden is geen bepaling opgenomen met betrekking tot de draagplicht voor schulden waarvoor beide partijen aansprakelijk zijn. De onderlinge rechtsverhouding van partijen betreft niet slechts die van hoofdelijk schuldenaar, maar die van (op dat moment) echtgenoten. De schulden zijn tijdens het huwelijk aangegaan. Weliswaar hebben [A] en [B] iedere gemeenschap van goederen uitgesloten, maar zij zijn toch gezamenlijk de vier geldleningen met Le Cat aangegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat de schuld aan Le Cat partijen in hun onderlinge verhouding dan ook ieder voor de helft aan. Voor zover [B] betoogt dat (ten minste een deel van) het geleende geld enkel ten gunste van [A] is gekomen en hij daarom draagplichtig is, geldt dat zij toch de overeenkomst mede heeft ondertekend, daartegen niet heeft geprotesteerd en daarnaast niet heeft bedongen of heeft vastgelegd dat enkel [A] draagplichtig zou zijn voor de schuld. Dat hij een deel van het geld heeft verbruikt, maakt nog niet dat [A] draagplichtig is voor de gehele, of een deel van de schuld. Mede gelet op de verplichtingen en de eisen van redelijkheid en billijkheid, die (ex-)echtgenoten jegens elkaar in acht hebben te nemen, is de kantonrechter van oordeel dat beide partijen voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de gezamenlijk aangegane schuld.
De verklaring voor recht dat partijen ieder voor een gelijk deel draagplichtig zijn in hetgeen zij beiden verschuldigd zijn aan Le Cat uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten, zal dan ook worden toegewezen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt tevens dat [B] zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag aan [A] dat [A] meer betaalt dan hij op grond van de interne draagplicht verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag waarop [B] deze kosten verschuldigd wordt (dus wanneer [A] de schuld aan Le Cat betaalt) tot de dag van volledige betaling.
4.12.
Aangezien het geschil voortkomt uit de omstandigheid dat partijen voormalige echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt [A] tot betaling aan Le Cat van een bedrag van € 10.500,00, te vermeerderen met de overeengekomen contractuele rente tot aan de respectievelijke data van opeisbaarheid;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten aan de zijde van Le Cat, tot op heden begroot op € 1.775,52, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [A] in de nakosten, tot op heden aan de zijde van Le Cat begroot op € 120,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf vijftien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In de vrijwaringszaak
5.6.
verklaart voor recht dat [B] jegens Le Cat hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van het geheel uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten die [A] en [B] beiden zijn aangegaan met Le Cat;
5.7.
verklaart voor recht dat [A] en [B] ieder voor een gelijk deel draagplichtig zijn in hetgeen zij beiden verschuldigd zijn aan Le Cat uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten;
5.8.
veroordeelt [B] tot betaling van het bedrag dat [A] meer aan Le Cat betaalt dan hij op grond van de interne draagplicht verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag dat [A] de lening aan Le Cat terugbetaalt tot de dag van volledige betaling;
5.9.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
5.10.
verklaart 5.8 uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020.