ECLI:NL:RBOVE:2020:4620

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
C/08/254298 / JE RK 20-1627
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met aandacht voor discriminatieklachten

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De kinderrechter oordeelde dat de bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen nog niet voldoende zijn weggenomen, en dat de ouders eerst aan hun persoonlijke problemen moeten werken voordat terugplaatsing mogelijk is. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen aanwezig zijn. De ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. P.C. Schouten, hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek en betwistten dat hun persoonlijke problematiek zo ernstig is dat zij niet voor de kinderen kunnen zorgen. De kinderrechter heeft de argumenten van de ouders gehoord, maar concludeerde dat de situatie in hun huis nog niet op orde is en dat de kinderen in hun huidige pleeggezinnen veilig zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van een jaar, met de mogelijkheid voor de ouders om eerder een verzoek in te dienen om de machtiging te verkorten indien de situatie verbetert. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de klachten van de ouders over vermeende discriminatie door de GI op basis van hun geloofsovertuiging, maar heeft voorlopig vertrouwen in de onpartijdigheid van de GI.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/254298 / JE RK 20-1627
Datum uitspraak: 3 november 2020
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Enschede,
betreffende
[minderjarige 1], geboren [2009] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2013] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [2014] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] , en
[minderjarige 4], geboren op [2014] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder, en

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
beiden wonende te [woonplaats] ,
beiden bijgestaan door advocaat: mr. P.C. Schouten.

Het procesverloop

Op 14 september 2020 is het verzoekschrift met bijlagen van de GI ingekomen bij de griffie.
Op 26 oktober 2020 zijn er twee e-mails met bijlagen van de advocaat binnengekomen bij de griffie.
Op 27 oktober 2020 is voorafgaand aan de zitting het verzoek ingekomen van ouders strekkende tot vervanging van LJ&R als GI. Dat verzoek is ingeschreven onder zaaknummer C/08/256343.
Op 27 oktober 2020 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Het verzoek van ouders tot vervanging van de GI is eveneens behandeld. Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaat
mr. P.C. Schouten, en mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI. De grootouders vaderszijde en oom en tante vaderszijde, die de pleegouders zijn van de kinderen en vooralsnog als informanten worden aangemerkt, zijn niet ter zitting verschenen.
De kinderrechter heeft het verzoek van ouders om bijzondere toegang tot de zitting te verlenen aan een journalist van het dagblad Twentsche Courant Tubantia afgewezen. De betrokken journalist had een gelijkluidend verzoek gedaan via de afdeling Communicatie van de rechtbank. Zittingen als deze vinden plaats met gesloten deuren om de privacy van kinderen en hun ouders / verzorgers te waarborgen. Op deze wettelijke regel kan slechts bij zeer bijzondere omstandigheden uitzondering worden gemaakt, in welk geval aan derden bijzondere toegang kan worden verleend. Van zo’n bijzondere omstandigheid is in deze casus niet gebleken, waardoor er voor een vertegenwoordiger van de pers geen plek in de zittingszaal kan zijn.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij grootouders vaderszijde en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verblijven bij
oom en tante vaderszijde.
Bij beschikking van 14 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengd tot 6 november 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 3 december 2019 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op het adres van grootouders vaderszijde en van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] op het adres van oom en tante vaderszijde tot 6 november 2020.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in een netwerkpleeggezin uitvoerbaar bij voorraad te verlengen voor de duur van een jaar. De nadere onderbouwing van de verzoeken blijkt uit de tekst van het verzoekschrift en uit de toelichting van het verzoek ter zitting. De GI is van mening dat nog steeds sprake is van factoren die de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigen en dat de doelen uit het plan van aanpak nog niet zijn behaald. Zij verwijst daarbij onder meer naar het advies dat door de GGZ Kliniek Drenthe in Beilen is gegeven na of in verband met de afgebroken gezinsbehandeling. De persoonlijke problematiek van de ouders is voorliggend en daar moet eerst aan gewerkt worden, voordat een gezinsbehandeling succesvol kan zijn. De GI vindt onder verwijzing naar waarneming van de GGD in juli 2020 dat het huis van de ouders ook na een opruimbeurt nog steeds te vol is met spullen om daarin op een acceptabele manier met de vier kinderen te kunnen wonen. Er is verbetering ten opzichte van een eerdere observatie, maar volgens de GI is het nog niet goed genoeg. De GGD concludeert dat het huis met een volledig draaiend gezin niet schoon te krijgen en te houden is. Dit punt zou oplosbaar moeten zijn, maar is nog niet opgelost en de GI vraagt zich af of dat de ouders wel gaat lukken. De GI is bezig om met behulp van het traject “2 the point” te (doen) onderzoeken wat er nodig is voor de kinderen en ouders om over te kunnen gaan tot het werken aan terugplaatsing van de kinderen. Dat traject is nog niet klaar. Het heeft vertraging opgelopen door onder meer de coronacrisis. Het perspectief kan daarom nog niet worden bepaald. De GI betwist gemotiveerd het verwijt dat haar door en namens de ouders wordt gemaakt over discriminatie van de ouders op grond van geloof.

Het standpunt van de ouders

Mr. Schouten heeft namens de ouders in de overgelegde stukken en met verwijzing naar onder meer een op 27 oktober 2020 in het dagblad Twentsche Courant Tubantia verschenen artikel betoogd dat en waarom in elk geval het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen in de pleeggezinnen moet worden afgewezen. Ter zitting heeft hij namens de ouders verweer gevoerd tegen het standpunt van de GI met betrekking tot de uithuisplaatsing. Voor de onderbouwing van dat verweer wordt verwezen naar het proces-verbaal dat is opgemaakt van de behandeling ter zitting. De ouders zijn ervan overtuigd dat de GI het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing heeft gedaan omdat de ouders een heidens geloof zouden aanhangen en dat zij daarom niet voor de kinderen zouden kunnen zorgen. Zij betwisten dat hun persoonlijke problematiek zodanig ernstig zou zijn dat zij niet samen weer voor de kinderen zouden kunnen zorgen. Met het standpunt van de GI over de staat van opgeruimdheid van hun woning zijn zij het niet eens. De woning is goed bewoonbaar voor ouders en kinderen. Ouders verzoeken de machtiging niet te verlengen en wensen dat de GI overgaat tot terugplaatsing.
Bij afzonderlijk verzoek hebben ouders verzocht het LJ&R als GI vanwege – kort samengevat - het gewraakte standpunt van de huidige GI over de geloofsovertuiging van de ouders, waarop het door de GI in deze casus gevoerde beleid is gebaseerd, te vervangen door een andere GI, waarbij de voorkeur van ouders uitgaat naar Stichting Jeugdbescherming Overijssel, hierna: JBOv, alwaar een jeugdzorgwerkster werkzaam zou zijn die zij nog kennen uit de tijd dat zij wijkcoach was, te weten mevrouw [C] . Op dat verzoek zal na een nog te bepalen nadere mondelinge behandeling ter zitting bij afzonderlijke beschikking worden beslist.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat nog niet kan worden vastgesteld dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voldoende zijn weggenomen. Er wordt nog voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Anders dan de ouders is de kinderrechter van oordeel dat de door de GI genoemde gronden aanwezig zijn die leiden tot de conclusie dat er nog sprake is van zodanig ernstige ontwikkelingsbedreigingen bij en voor de kinderen dat een kinderbeschermingsmaatregel en een plaatsing in pleeggezin nog nodig zijn. Daarbij wegen het advies en de taxatie van de GGZ Kliniek Drenthe te Beilen mee. Ouders moeten eerst werken aan hun eigen persoonlijke problemen voordat zij weer volledig voor de kinderen kunnen zorgen. Uit de informatie van de GGD blijkt vooralsnog genoegzaam dat de situatie in hun huis nog niet zodanig op orde is dat de kinderen daar goed kunnen wonen. De kinderrechter is het eens met de koers die de GI vaart om een onpartijdig onderzoek via het traject ‘2 the point’ te doen naar dat wat de kinderen nodig hebben om weer thuis te kunnen wonen en wat er van de ouders mag worden verwacht om de condities voor terugplaatsing te scheppen. Het perspectief van de kinderen moet met hulp van dat traject worden bepaald. Ter zitting is duidelijk geworden dat het nog enige tijd zal duren voordat het onderzoek is afgerond. Nu al vooruitlopen op de uitkomst daarvan door te werken richting terugplaatsing is niet in het belang van de kinderen. Eventuele terugplaatsing moet zorgvuldig gebeuren en met inachtneming van de uitkomsten van het onderzoek naar het perspectief. Nu zijn nog teveel factoren onduidelijk om de beslissing tot terugplaatsing te kunnen nemen. Nader onderzoek is nodig. In het komende jaar moet duidelijk worden of het perspectief van de kinderen bij ouders ligt en of ouders in staat zijn tot goed-genoeg ouderschap, of dat het nodig is om de kinderen in een perspectief biedend pleeggezin te laten wonen.
De kinderen verblijven in netwerkgezinnen waarmee de ouders goed contact hebben. De pleegouders en ouders regelen onderling en zonder tussenkomst van de GI de omgang tussen hen en de kinderen. Ouders bevestigen dat de kinderen bij hun grootouders en oom en tante op een goede en veilige plek verblijven. Daar is voldoende structuur, voorspelbaarheid en veiligheid. Tegenover de GI hebben ouders uitgesproken dat een eventuele terugkeer van de kinderen niet eerder zou moeten plaatsvinden dan tegen het einde van het schooljaar. Dat lijkt een verstandige visie.
Na de voortgezette behandeling in de zaak met nummer C/08/256343 zal de kinderrechter in die zaak in aanvulling op het navolgende nader overwegen en beslissen over de bezwaren van de ouders tegen LJ&R als GI, welke bezwaren zouden moeten leiden tot vervanging van de huidige GI.
Mevrouw [A] heeft op 27 oktober 2020 namens het LJ&R de grond voor de bezwaren tegen de GI gemotiveerd weersproken. Vooralsnog vertrouwt de kinderrechter erop dat de GI bij haar werk in deze casus zich enkel laat leiden door de opgestelde doelen om tot beëindiging van de gezagsbeperkende maatregel en de uithuisplaatsing te komen en dat zij derhalve aan de geloofsovertuiging van de ouders, in elk geval die van de moeder, geen enkel gewicht toekent. Mevrouw [A] heeft verzekerd dat die overtuiging van de ouders geen rol speelt bij haar werkwijze in dit dossier en de kinderrechter wil daarop vooralsnog vertrouwen. Een en ander neemt niet weg dat bij de ouders de twijfels daaromtrent mogelijk niet weggenomen kunnen worden. Of dat voldoende zwaarwegend is om over te gaan tot vervanging van de GI is een vraag die de kinderrechter ter nog nader te bepalen voortgezette behandeling wenst te bespreken met niet alleen de ouders en LJ&R, maar ook met de raad voor de kinderbescherming die aan de wieg van de ondertoezichtstelling heeft gestaan met een verzoek daartoe, waarbij zij LJ&R als GI heeft voorgesteld, met de door de ouders gewenste nieuwe GI, JBOv, en ook met alle pleegouders, die inmiddels bijna een jaar voor de kinderen zorgen en daarom over niet al te lange tijd als belanghebbenden aangemerkt behoren te worden. De visie van pleegouders op de vraag welke GI over de belangen van de kinderen moet waken behoort ook meegewogen te worden. Het verzoek tot vervanging GI was kort voor de zitting van 27 oktober 2020 ingediend en er was nog geen gelegenheid voor raad, JBOv en pleegouders om op dat verzoek te reageren.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter heeft overwogen of een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in de pleeggezinnen voor een kortere duur zou moeten worden bepaald en of er eerder dan over ongeveer een jaar zou moeten worden geëvalueerd. Hij gaat ervan uit dat de ouders er zelf of met hulp van anderen wel in zullen slagen om het huis over enige tijd toch zodanig op te ruimen dat de kinderen er volgens de GGD (en de GI) veilig en gezond zouden kunnen wonen. De ouders zullen echter ook nog aan de slag moeten met het werken aan hun eigen problemen, zoals de kliniek in Beilen heeft geadviseerd, en last but not least moet het traject van 2the point afgerond worden en de bevindingen en conclusies daarvan worden verwerkt in het plan van aanpak van de GI. Of dat nu LJ&R is of mogelijk JBOv gaat worden.
De kinderen zijn om gegronde redenen uit huis geplaatst. Tegen die beslissing is destijds geen hoger beroep ingesteld. Terugplaatsing kan geschieden zodra die redenen er niet meer zijn. Dat is nu nog niet het geval. Als de / een GI op enig moment in de komende ondertoezichtstellingsperiode van mening is dat terugkeer naar ouders mogelijk is dan vertrouwt de kinderrechter erop dat daartoe over wordt gegaan en dat van de machtiging niet langer gebruik wordt gemaakt dan nodig is. Dat hoeft dus niet per se een jaar te zijn. Mochten ouders van mening zijn dat de GI, nadat op de hiervoor genoemde punten huis, persoonlijke problemen ouders en 2the point duidelijkheid is verkregen, niet snel genoeg tot handelen overgaat dan bestaat in het kader van ondertoezichtstelling de mogelijkheid aan de kinderrechter te verzoeken de termijn van de machtiging te bekorten en op zo’n verzoek zal de kinderrechter dan eerder dan na ommekomst van een jaar beslissen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] tot 6 november 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op adres van grootouders vaderszijde tot 6 november 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] op het adres van oom en tante vaderszijde tot 6 november 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van K.K. van Haarst als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 november 2020.