ECLI:NL:RBOVE:2020:4611

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
08/109960-19 en 08/223621-19 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor poging tot afpersing en diefstal met geweld

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 43-jarige vrouw uit Enschede, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en diefstal. De vrouw bedreigde een taxichauffeur met een mes om geld te verkrijgen voor haar drugsverslaving en stal ook van haar 85-jarige vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 27 maart 2018 in Enschede de taxichauffeur heeft bedreigd en geprobeerd heeft hem te dwingen tot afgifte van geld. Daarnaast heeft zij op 11 september 2019 in Hengelo geld en een bankpas van haar vader gestolen. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens moet zij een schadevergoeding van 1.260,45 euro betalen aan de benadeelde partij, de taxichauffeur. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar drugsverslaving en de erkenning van haar daden. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, maar heeft besloten om haar een kans te geven op rehabilitatie door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/109960-19 en 08/223621-19 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 30 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 januari 2020, 6 april 2020, 21 augustus 2020 en 18 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
  • het feit van de zaak met parketnummer 08/109960-19 als feit 1;
  • de feiten van de zaak met parketnummer 08/223621-19 als feiten 2 en 3.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 21 augustus 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:primair poging tot afpersing, subsidiair bedreiging en/of mishandeling;
feiten 2 en 3:(gekwalificeerde) diefstal.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 27 maart 2018 te Enschede op de openbare weg, de Hengelosestraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoorde en/of het teniet doen van een inschuld, (gezeten in een taxi achter de bestuurdersplaats, waarop die [slachtoffer 1] gezeten was) naar voren in de richting van die [slachtoffer 1] is gebogen/geleund/gegaan en/of met een (groot) mes, in de richting van, tot zeer dicht achter, die [slachtoffer 1] is gegaan en/of dat mes op geringe afstand van de keel en/of het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij) zeggende: “En nu moet jij eens goed luisteren”, althans woorden van dergelijke strekking en/of met voornoemd mes, een of meermalen die [slachtoffer 1] heeft gestoken, en/of een of meermalen heeft geschopt/getrapt tegen/op/in het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 maart 2018 te Enschede [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door naar voren in de richting van die [slachtoffer 1] te buigen/leunen/gaan en/of met een mes, althans een scherp puntig
voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 1] te gaan en/of voornoemd mes, althans scherp puntig voorwerp, op geringe afstand van die [slachtoffer 1] te houden;
en/of
zij op of omstreeks 27 maart 2018 te Enschede [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een mes, althans scherp puntig voorwerp, een of meermalen die [slachtoffer 1] te steken en/of een of meermalen te schoppen/trappen tegen/op/in het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2.
zij op of omstreeks 11 september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, een of meer geldbedrag(en), te weten ongeveer (in totaal) 100 euro, en/of een betaalpas/pinpas (van de ABN/AMRO-bank), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 11 september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, een of meer geldbedrag(en), te weten in elk geval een geldbedrag van ongeveer 31 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte de weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen en/of
verduisterde bankpas van voornoemde [slachtoffer 2] immers heeft zij, verdachte, (telkens) (zonder toestemming) (contactloos) betaald vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 2] en met deze bankpas (contactloos) goederen afgerekend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage van dit vonnis.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen is..
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 27 maart 2018 te Enschede op de openbare weg, de Hengelosestraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoorde, (gezeten in een taxi achter de bestuurdersplaats, waarop die [slachtoffer 1] gezeten was) naar voren in de richting van die [slachtoffer 1] is gebogen/geleund/gegaan en met een (groot) mes, in de richting van, tot zeer dicht achter, die [slachtoffer 1] is gegaan en dat mes op geringe afstand van de keel en het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en (daarbij) zeggende: “En nu moet jij eens goed luisteren”, en met voornoemd mes, meermalen die [slachtoffer 1] heeft gestoken, en meermalen heeft getrapt tegen/op/in het gezicht van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 11 september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een geldbedrag, te weten ongeveer (in totaal) 100 euro en een betaalpas/pinpas (van de ABN/AMRO-bank), die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op tijdstippen op 11 september 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een geldbedrag van ongeveer 31 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte het weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen bankpas van voornoemde [slachtoffer 2] immers heeft zij, verdachte, telkens (zonder toestemming) (contactloos) betaald vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 2] en met deze bankpas (contactloos) goederen afgerekend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot afpersing;
feit 2
het misdrijf: diefstal;
feit 3
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie te fors is en dat bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het tijdsverloop ten aanzien van feit 1 en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van de heer [slachtoffer 1] , die op dat moment zijn werk als taxichauffeur uitvoerde. Terwijl hij de taxi bestuurde heeft verdachte, die achter hem in de taxi zat, een groot mes bij zijn gezicht/keel gehouden, zodat hij haar geld zou geven waarvan zij drugs wilde kopen. Het moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest om al rijdend in een taxi, waardoor vluchten geen optie is, te worden bedreigd met een mes. Het slachtoffer heeft zichzelf geprobeerd te verdedigen, waarbij het tot een worsteling is gekomen. Daardoor heeft hij ook nog eens letsel opgelopen. De enorme impact die het delict op het slachtoffer heeft gehad, blijkt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Schrijnend is hoe het slachtoffer beschrijft dat hij een naar voorgevoel had bij verdachte, toen zij in de taxi stapte. Hij wilde echter niet te snel oordelen en heeft haar toch meegenomen. Verdachte heeft het vertrouwen wat hij haar op dat moment heeft gegeven, op grove wijze geschonden. Het slachtoffer is hierdoor onder meer het plezier in zijn werk kwijtgeraakt en is wantrouwend geworden naar potentiele klanten. Naast de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer, brengen misdrijven als deze ook in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Zij heeft haar (adoptie)vader van momenteel 85 jaar oud in zijn woning bestolen van contant geld en van zijn pinpas, waarmee zij vervolgens twee keer contactloos een betaling heeft verricht. Ook deze delicten heeft verdachte naar eigen zeggen gepleegd om te kunnen voorzien in haar drugsverslaving. Het slachtoffer heeft zich genoodzaakt gezien om aangifte te doen tegen zijn eigen dochter. Hij deed dat omdat hij wilde dat zijn dochter hulp zou krijgen. Zowel de diefstallen als de aangifte moeten voor het slachtoffer, mede gelet op zijn hoge leeftijd, zeer ingrijpend zijn geweest. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van de poging tot afpersing van de heer [slachtoffer 1] heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een winkeloverval met licht geweld/bedreiging. Dit betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. In dit geval is sprake van een poging, zodat de op te leggen straf met een derde moet worden verminderd. Strafvermeerderende factoren voor dit feit zijn het mes waarmee verdachte het slachtoffer heeft bedreigd, het feit dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen en zijn kwetsbare positie, omdat de poging tot afpersing plaatsvond terwijl hij een taxi bestuurde. Daarnaast heeft verdachte zich aan nog twee strafbare feiten, namelijk de diefstallen van haar vader, schuldig gemaakt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 20 november 2020, waaruit blijkt dat zij eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld. De laatste veroordeling dateert echter van 2013. De rechtbank houdt hier noch in het voordeel noch in het nadeel van verdachte rekening mee.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de “retourzending rapportageverzoek” van reclasseringswerker A.M. van Egmond van 4 november 2020. Ter terechtzitting van 21 augustus 2020 heeft verdachte verklaard dat zij haar medewerking wilde verlenen aan de totstandkoming van een reclasseringsrapportage. Ondanks bemoeienis van de begeleidster van verdachte is het wederom niet mogelijk gebleken om een reclasseringsadvies uit te brengen over verdachte, kort gezegd omdat zij de afspraken met de reclassering niet is nagekomen. Vanuit de betrokken hulpverlening blijken er zorgen te zijn omtrent verdachte, maar omdat de reclassering geen toestemming heeft van verdachte, kon hier geen verdere informatie over worden verkregen. Verder wordt opgemerkt dat de reclassering sterke twijfels heeft in hoeverre eventuele bijzondere voorwaarden uitvoerbaar zullen zijn.
Uit eerdere over verdachte opgestelde reclasseringsrapporten komt naar voren dat verdachte is belast met persoonlijkheidsproblematiek. In 2008 is er een pro justitia-rapportage opgesteld waarin gesproken wordt over borderline-problematiek, depressieve klachten en een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Ook volgt uit eerdere rapportages dat er aanwijzingen zijn voor problemen ten aanzien van het gebruik van cocaïne. Volgens verdachte is er, ondanks dat zij ook een lange periode clean is geweest, nog steeds sprake van een cocaïne (en crack)verslaving en zijn de onderhavige delicten gepleegd om in die verslaving te kunnen voorzien.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat zij ter zitting de volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar handelen. Zij heeft er blijk van gegeven dat zij de ernst van het door haar aan haar slachtoffers aangedane leed inziet. Ook heeft zij oprecht berouw getoond richting haar slachtoffers. Verdachte heeft aangegeven dat zij behandeld wil worden voor haar drugsverslaving. Kort voor de zitting heeft verdachte zelf het initiatief genomen voor een klinische opname bij het IMC in Zutphen. De persoonlijk begeleidster van verdachte, C. Lourens, is ter zitting als getuige-deskundige gehoord en heeft bevestigd dat het initiatief tot de opname in deze kliniek grotendeels vanuit verdachte zelf is gekomen. Ook houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat er meer dan tweeënhalf jaar verstreken is sinds verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing, waardoor zij geruime tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afloop van deze strafzaak.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden, waarvan de rechtbank vijf maanden voorwaardelijk zal opleggen, als stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarbij zal een proeftijd worden opgelegd van drie jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.260,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 15,85;
- parkeerkosten afspraak SHN € 2,30;
- opnemen verlofuren afspraak SHN € 20,43;
- kapotte trui € 69,95;
- overige beschadigde kleding € 151,92.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en het redelijk en billijk is om hiervoor een vergoeding toe te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gevorderde bedrag van € 1.000,-- redelijk en billijk is. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van in totaal € 1.260,45.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde poging tot afpersing rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 260,45, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 27 maart 2018.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van het gevorderde bedrag aan smartengeld van € 1.000,-- billijk.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 primair
het misdrijf: poging tot afpersing;
Feit 2
het misdrijf: diefstal;
Feit 3
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.260,45 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.260,45,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2020.
Buiten staat
Mr. P.A.M. Miltenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit de dossiers van de politie Eenheid Oost-Nederland district Twente met nummers PL0600-2018130457 en PL0600-2019407087. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 december 2020, inhoudende, de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 27 maart 2018, pagina’s 23 t/m 25, inhoudende de verklaring van aangever.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , met fotobijlage, van 27 maart 2018, pagina’s 26 t/m 31, inhoudende de verklaring van aangever.
Feiten 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 december 2020, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 12 september 2019, pagina’s 3 t/m 7, inhoudende de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door officier van justitie, van [slachtoffer 2] , van
12 september 2019, pagina’s 8 t/m 9, inhoudende de verklaring van aangever.