ECLI:NL:RBOVE:2020:4603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
08/089814-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man uit Enschede, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 29 maart 2019. De verdachte verleende geen voorrang aan een tegemoetkomende fietser bij een wegversmalling, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gereden, in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur en een rijontzegging van 6 maanden op. De feiten van de zaak werden vastgesteld op basis van getuigenverklaringen en het proces-verbaal van de politie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook onvoldoende had geanticipeerd op het gedrag van de fietser, wat leidde tot de aanrijding. Het letsel dat de fietser opliep, werd gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, wat de ernst van de zaak onderstreepte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/089814-20 (P)
Datum vonnis: 30 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
18 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.A. Schuring, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Enschede in de gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Usselo en/of gaande in de richting van de Landsteinerlaan, daarmede rijdende over de weg, de Boekelosestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte een op die weg (de Boekelosestraat) rijdende, toen dicht uit
tegenovergestelde richting genaderd zijnde fiets/er had waargenomen,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig(personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Boekelosestraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 60 a 70 kilometer per uur, althans gelet op de situatie een te hoge snelheid, een in die weg gelegen wegversmalling is genaderd en/of in strijd met een aldaar in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord F5 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: “Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting”, die wegversmalling is op en/of over gereden en/of is doorgegaan, terwijl die fiets/er, die uit tegenovergestelde richting hem, verdachte dicht genaderd was zich in of op die wegversmalling bevond en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die hem, verdachte toen dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Enschede in de gemeente Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Usselo en/of gaande in de richting van de Landsteinerlaan, vdaarmede rijdende over de weg, de Boekelosestraat,
terwijl hij, verdachte een op die weg(de Boekelosestraat) rijdende, toen dicht uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde fiets/er had waargenomen,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Boekelosestraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 60 a 70 kilometer per uur, althans gelet op de situatie een te hoge snelheid,
in strijd met een aldaar in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord F5 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: “Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting”, die wegversmalling is op en/of over gereden en/of is doorgegaan, terwijl die fiets/er, die uit tegenovergestelde richting hem, verdachte dicht genaderd was zich in of op die wegversmalling bevond en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die hem, verdachte toen dicht genaderd zijnde fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen en/of is hij, verdachte gebotst tegen een links van die weg (de Boekelosestraat) staande boom,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, als gevolg waarvan sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval veroorzaakt waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Het primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie dan ook bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich dusdanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft niet harder gereden dan ter plaatse is toegestaan, heeft mogelijk niet eens ten onrechte geen voorrang verleend en heeft dan slechts niet tijdig zijn auto tot stilstand kunnen brengen. Verdachte heeft het weggedrag van de tegemoetkomende fietser verkeerd ingeschat. Dit is onvoldoende voor een veroordeling inzake artikel 6 WVW en het subsidiair ten laste gelegde artikel 5 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Toegepast op deze zaak stelt de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 29 maart 2019, omstreeks 07:10 uur vond op de Boekelosestraat te Enschede een verkeersongeval plaats waarbij een bestuurder van een personenauto en een bestuurder van een fiets betrokken waren. Als gevolg hiervan heeft de fietser, [slachtoffer] , letsel bekomen. Verdachte is door het ongeval niet gewond geraakt.
Verdachte reed als bestuurder van een personenauto over de Boekelosestraat te Enschede, komende uit de richting van Usselo en gaande in de richting van Boekelo. De fietser kwam uit tegengestelde richting vanuit Boekelo en fietste in de richting van Usselo. Verdachte en de fietser ontmoetten elkaar op de Boekelosestraat bij een wegconstructie waarbij fietsers komende uit Boekelo middels bewegwijzering en tekens op het wegdek worden gedirigeerd van de rechterzijde naar de linkerzijde van de weg, alwaar een afzonderlijk fietspad ligt voor beide rijrichtingen. Het fietspad op het weggedeelte van het slachtoffer eindigt aan de rechterzijde op/bij voornoemde wegconstructie. Kort voor de wegconstructie staat vanuit de richting van Boekelo, waar de fietser vandaan kwam, het verkeersbord F6 (tegenligger moet wachten) en vanuit de richting Usselo, waar verdachte vandaan kwam, het verkeersbord F5 (tegenligger heeft voorrang). Op voornoemde wegconstructie botsten verdachte en de fietser frontaal op elkaar, waarna de fietser ten val kwam en de personenauto van verdachte tegen een boom tot stilstand kwam.
Het ongeval vond plaats buiten de bebouwde kom van Enschede en de ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 60 km/uur.
De verdachte heeft bij politie en ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij meerdere keren per week over de Boekelosestraat reed en ter plaatse bekend was met de verkeersituatie. Op het moment dat verdachte de wegversmalling naderde zag hij dat de fietser hem tegemoet kwam fietsen. Verdachte reed toen ongeveer 60 kilometer per uur. Verdachte zag dat de fietser niet op het fietspad, maar op het midden van de weg fietste en snel fietste. Verdachte ging er van uit dat de fietser opzij zou gaan naar het fietspad of links zou oversteken, maar dat deed de fietser niet. De fietser bleef in het midden van de weg fietsen. Verdachte kon niet meer op tijd remmen of de fietser ontwijken waardoor hij met een hoge snelheid in aanrijding kwam met de fietser en de fietser op de grond viel.
Beoordeling
Op het moment dat verdachte de wegversmalling naderde kwam de fietser, die verdachte had waargenomen, uit tegenovergestelde richting fietsen. De voorrangssituatie bij de wegversmalling wordt vanuit de rijrichting van verdachte geregeld door middel van het verkeersbord F5 dat bestuurders verbiedt om door te gaan bij naderend verkeer uit de tegenovergestelde richting. De fietser fietste op dat moment op het midden van de weg en was dus tegemoetkomend verkeer. Vervolgens heeft de verdachte een verkeerde keuze gemaakt en daarmee meerdere verkeersfouten, immers is verdachte met een behoorlijke snelheid, die hij niet tijdig en afdoende kon matigen, de wegversmalling en de fietser genaderd en is hij over de wegversmalling gereden, terwijl hij de fietser voor had moeten laten gaan. Verdachte heeft daarmee de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden.
De verdachte heeft in onvoldoende mate gelet op en geanticipeerd op het verkeersgedrag van de fietser en had zijn rijgedrag moeten aanpassen. Het gevaar om de fietser aan te rijden, heeft zich vervolgens verwezenlijkt. Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van de verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Het letsel dat door de fietser is opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De fietser heeft namelijk een botbreuk, post commotionele klachten en licht traumatisch hoofd en/of hersenletsel opgelopen, en is nog steeds bezig met revalideren.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is op de manier waarop het onder de bewezenverklaring is opgenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 maart 2019 te Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Usselo en gaande in de richting van de Landsteinerlaan, daarmede rijdende over de weg, de Boekelosestraat,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte een op die weg (de Boekelosestraat) rijdende, toen dicht uit
tegenovergestelde richting genaderd zijnde fietser had waargenomen,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg (de Boekelosestraat) kon overzien en waarover deze vrij was en
met een gelet op de situatie te hoge snelheid, een in die weg gelegen wegversmalling is genaderd en in strijd met een aldaar in zijn, verdachtes rijrichting gekeerd bord F5 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: “Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting”, die wegversmalling op en over is gereden en is doorgegaan, terwijl die fietser, die uit tegenovergestelde richting hem, verdachte dicht genaderd was en zich in of op die wegversmalling bevond en
in aanrijding is gekomen met die hem, verdachte toen dicht genaderd zijnde fiets en de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft bij deelname aan het verkeer met zijn personenauto een verkeerde keuze gemaakt door een verkeersbord te negeren en geen voorrang te verlenen waardoor er een aanrijding met een kwetsbare verkeersdeelnemer, te weten fietser [slachtoffer] , heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft het slachtoffer, die onderweg was naar zijn werk als chirurg, aangereden, met als gevolg dat hij ten val is gekomen waardoor hij ernstig gewond is geraakt en letsel heeft bekomen. Het ongeval zorgde ervoor dat het slachtoffer op de operatiekamer van het ziekenhuis terecht kwam. Niet als dienstdoend chirurg, maar als een zwaargewond patiënt. Dat het ongeval ingrijpende gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit de medische stukken van het ziekenhuis waarin onder meer het letsel en het revalidatietraject wordt beschreven. Het slachtoffer heeft elke dag nog veel pijn van het letsel en bewegen gaat na de vele operaties en revalidatie nog steeds moeizaam. Uit de aangrijpende schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de echtgenote van het slachtoffer is voorgelezen blijkt dat het hele gezin slachtoffer is geworden van het ongeval en dat het de vraag is of het slachtoffer zodanig zal herstellen dat hij zijn dagelijkse bezigheden weer op een normale manier kan oppakken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een ongeval als het onderhavige, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en zwaar lichamelijk letsel, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden onvoorwaardelijk.
Uit de documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen. Verdachte heeft verder ter zitting aangegeven het gebeurde zeer te betreuren.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om met betrekking tot de strafmaat en strafsoort niet af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2020.
Buiten staat
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer PL0600-2019136238. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 29 maart 2019 reed ik op de Boekelosestraat te Enschede. Ik kwam uit de richting van Usselo en reed in de richting van Boekelo. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. In die periode reed ik vier keer per week over deze weg. Ik was bekend met de wegsituatie. Op enig moment naderde ik een wegversmalling met een oversteekplaats voor fietsers. Ik zag op dat moment een fietser die mij tegemoet kwam rijden. Bij de wegversmalling wordt een snelheid van 60 kilometer per uur aangegeven en er staat een verkeersbord waarop een rode en een witte pijl staan. Ik dacht dat dit alleen voor gemotoriseerd verkeer gold. Ik was niet eerder een fietser tegemoet gekomen op de wegversmalling. Ik heb wel eens gezien dat fietsers ruim voor de wegversmalling schuin overstaken. De fietser reed snel en maakte geen gebruik van het fietspad, maar fietste op het midden van de weg. Ik remde van 80 kilometer per uur af naar ongeveer 60 kilometer per uur. Ik ging er van uit dat de fietser opzij zou gaan naar het fietspad of links zou oversteken, maar dat deed de fietser niet. De fietser bleef in het midden van de weg fietsen. Ik kon niet meer op tijd remmen of de fietser ontwijken en kwam in aanrijding met de fietser.
2.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant] , van 8 januari 2020, pagina’s 4 t/m 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Fietser [slachtoffer] reed op zijn elektrische fiets komende uit de richting van de Landsteinerlaan (vanuit dorp Boekelo) en ging in de richting van de Broekmaatweg (dorp Usselo). [verdachte] reed in personenauto, een grijze Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken] , eveneens over de Boekelosestraat komend uit de richting van de Broekmaatweg (dorp Usselo) en gaande in de richting van de Landsteinerlaan (dorp Boekelo). [slachtoffer] en [verdachte] ontmoetten elkaar bij een wegconstructie waarbij fietsers komende uit Boekelo middels bewegwijzering en tekens op het wegdek worden gedirigeerd van de rechterzijde naar de linkerzijde van de weg, alwaar een afzonderlijk fietspad ligt voor beide rijrichtingen. Het oorspronkelijke fietspad waarop [slachtoffer] fietste eindigt aan de rechterzijde op/bij voornoemde wegconstructie. Op voornoemde wegconstructie botsten fietser [slachtoffer] en automobilist [verdachte] frontaal op elkaar, waarna [slachtoffer] ten val kwam en het voertuig van [verdachte] tegen een boom tot stilstand kwam. [slachtoffer] bekwam als gevolg van deze aanrijding letsel en werd per ambulance vervoerd naar het Medisch Spectrum Twente in Enschede. Kort vóór voornoemde wegconstructie staat vanuit de richting Boekelo (fietser [slachtoffer] ) het verkeersbord F06 ('tegenligger moet wachten') en vanuit de richting Usselo (automobilist [verdachte] ) het verkeersbord F05 ('tegenligger heeft voorrang').
3.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 21 juni 2019, pagina’s 37 t/m 59 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
1.2
Beknopte ongevalsbeschrijving
Op vrijdag 29 maart 2019, omstreeks 07.10 uur, vond er op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Boekelosestraat te Enschede, een verkeersongeval plaats waarbij een
personenauto en een fietser waren betrokken. De bestuurder van de personenauto van het
merk Ford, type Focus reed op de Boekelosestraat, komende uit de richting van Usselo en
rijdend in de richting van Boekelo. De fietser, komende uit tegengestelde richting, kon de
personenauto niet meer ontwijken met een verkeersongeval als gevolg. De fietser is met
letsel naar het ziekenhuis gebracht. Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Personenauto Ford, kenteken [kenteken] . E-Bike Flyer.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Wij zagen het volgende:
• Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 60 km/h.
• Genoemde weg was voor het openbaar verkeer opengesteld.
2.2.4
Afwijkende verkeersmaatregelen
Een wegversmalling aan het begin van de 60 km/uur zone waarbij het verkeer wat vanuit
Usselo richting Boekelo rijdt het tegenovergestelde verkeer voor moet laten gaan. Hierbij zijn de borden F5 en F6 van toepassing.
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
De betrokken voertuigen hebben gereden zoals in dit proces-verbaal omschreven. De bestuurder van de Ford behoorde de fietser, welke uit de tegenovergestelde richting kwam, voor te laten bij het benaderen van de wegversmalling. De bestuurder van de Ford liet de fietser niet voorgaan. De fietser heeft naar links uitgeweken en kon een aanrijding met de Ford niet ontwijken. De fietser kwam met zijn fiets tegen de Ford en belandde vervolgens op het wegdek.
4.
Een schriftelijk bescheid van het Medisch Spectrum Twente, van 29 maart 2019, pagina’s 17 en 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de bevindingen van J.H. Kalsbeek, arts-assistent namens S. van Stigt, traumachirurg:
Betreft: dhr. [slachtoffer] . [geboortedatum 2] -1973. Op 29-03-2019 zagen wij bovengenoemde patiënt op de spoedeisende hulp. Conclusie: 45 jarige man betrokken bij HET auto vs fiets waarbij een proximale femurfractuur rechts. Beleid: Opname. Patiënt ging vlot na trauma opvang naar de operatiekamer voor fixatie van de femurfractuur. Postoperatief beleid via operateur. NB: Vlekkerige afwijkingen lever. DD cysten. Advies: TZT target echo lever.
5.
Een schriftelijk bescheid van het Medisch Spectrum Twente, van 29 maart 2019, pagina’s 21 en 22, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de bevindingen van B.C. Boer, arts- assistent heelkunde namens S. van Stigt, traumachirurg:
Betreft: dhr. [slachtoffer] . [geboortedatum 2] -1973. Bovengenoemde patiënt verbleef van 29-03-2019 tot en met 8-4-2019 op de chirurgische afdeling. Reden van opname: Proximate femurfractuur rechts. Interventies: Op 29-03-2019 werd na de gebruikelijke voorbereiding een repositie en een verlengde Gamma-nail fixatie verricht. De postoperatieve controlefoto liet een goede stand van de fractuur zien.
6.
Een schriftelijk bescheid van het Medisch Spectrum Twente, van 15 november 2019, pagina’s 23 en 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de bevindingen van J.P.M. van der Vegt, neuroloog;
Betreft: dhr. [slachtoffer] . [geboortedatum 2] -1973. Reden consult: Controle na hoog energetisch trauma met bijkomend trauma capitis en commotionele hoofdpijnklachten. Conclusie: 46 jarige patiënt met status na hoog energetisch trauma, met bijkomend trauma capitis en nu vooral aanhoudende post commotionele klachten, van hoofdpijn, geheugenklachten en prikkelgevoeligheid, met heel langzaam herstel. De forse pijnklachten in de rechter heup en het bemoeilijkte slaappatroon hierdoor helpen zeker niet mee in het herstel. Daarnaast wil ik met dit schrijven patiënt graag verwijzen naar de revalidatiearts van het Roessingh om mee te kijken naar mogelijkheden in begeleiding in belasting en belastbaarheid, ook in combinatie met de nog bestaande pijnklachten die voorlopig niet veel verbeterd kunnen worden en begeleiding in het cognitieve herstel en de verwerking van het gebeurde.