ECLI:NL:RBOVE:2020:4602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
08/109670-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 83-jarige man uit Wierden, die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval. Op 10 december 2019 reed de man met zijn auto een 12-jarige jongen aan die op de Ypeloweg in Enter fietste. De jongen, die deel uitmaakte van een groep fietsers, overleed later aan zijn verwondingen. De verdachte verklaarde dat hij de groep fietsers niet had gezien en leverde direct na het ongeval zijn rijbewijs in. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en de omstandigheden van het ongeval, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en veroordeelde hem tot een taakstraf van 60 uur en een geldboete van 3000 euro. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij zijn rijbewijs had ingeleverd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/109670-20 (P)
Datum vonnis: 30 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1937 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. D.P. Kant, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] om het leven is gekomen, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Enter in de gemeente Wierden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Voorbroeksweg en/of gaande in de richting de Lemenkampsweg daarmede rijdende over de weg, de Ypeloweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het direct voor hem
gelegen weggedeelte van die weg (de Ypeloweg) en/of het zich daarop bevindende
verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Ypeloweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voor hem, verdachte uit op die weg (de Ypeloweg) stilstaande of langzaam rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een, althans een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Enter in de gemeente Wierden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Voorbroeksweg en/of gaande in de richting de Lemenkampsweg daarmede heeft gereden over de weg, de Ypeloweg en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Ypeloweg) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voor hem, verdachte uit op die weg (de Ypeloweg) stilstaande of langzaam rijdende fiets en/of de bestuurster van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gereden, als gevolg waarvan sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval veroorzaakt waardoor een ander is gedood. Het primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie dan ook bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de fietser niet heeft gezien. Voor een bewezenverklaring van aanmerkelijke schuld moet er meer zijn dan het enkele niet waarnemen van de fietser en dat meerdere is er in dit dossier niet. Verdachte moet dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Toegepast op deze zaak stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 10 december 2019, omstreeks 15:34 uur vond op de Ypeloweg, gelegen buiten de bebouwde kom van Enter, gemeente Wierden, een verkeersongeval plaats waarbij een bestuurder van een personenauto en een bestuurder van een fiets betrokken waren. De fietser, [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer) liep hierbij ernstige verwondingen op, waaraan hij de volgende dag is overleden. Verdachte is door het ongeval niet gewond geraakt.
Verdachte reed over de Ypeloweg, komende uit de richting van de Voorbroeksweg en gaande in de richting van de Lemenkampsweg. Het slachtoffer had over de Ypeloweg in dezelfde rijrichting gefietst. Voorafgaand aan de aanrijding had de fietser op de rijbaan stil gestaan. De auto van verdachte was aan de voorzijde en de rechterzijde beschadigd geraakt. De fiets van het slachtoffer was aan de achterzijde en rechterzijde beschadigd geraakt.
De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 60 km/uur. De wegsituatie betrof een rechte weg en er waren geen bijzondere verkeersmaatregelen van kracht. Het ongeval had na zonsopkomst (dag) plaats gevonden. Tijdens het ongeval was het droog. Het wegdek was deels droog en deels vochtig. Zowel de personenauto als de fiets verkeerden in voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel konden leiden tot of van invloed konden zijn op het ontstaan van het ongeval. Het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de personenauto van verdachte werd op generlei wijze belemmerd. Door verdachte werd de maximumsnelheid van 60 km/uur niet overschreden. Er zijn geen sporen aangetroffen die duiden op een abrupte uitwijkmanoeuvre van verdachte. Ook zijn er geen sporen op het wegdek aangetroffen die de exacte botsplaats nader kunnen duiden.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij meerdere keren per week over de Ypeloweg rijdt en ter plaatse bekend is. Verdachte heeft geen fietsers op de weg gezien en kan zich niet herinneren dat hij in botsing is gekomen met een fietser. Op enig moment hoorde verdachte een klap voor de auto. Toen verdachte uit de auto stapte zag hij dat hij in botsing was gekomen met het slachtoffer.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] blijkt dat deze getuigen samen met het slachtoffer in een groep fietsten van school naar huis. Het slachtoffer fietste samen met [getuige 1] achteraan.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij samen met het slachtoffer over de Ypeloweg fietste. [getuige 1] en het slachtoffer zijn op enig moment gestopt om hun jas dicht te doen en stonden toen stil op de weg. Op het moment dat zij op de fiets stapten om verder te fietsen, zag [getuige 1] een zwarte auto aan komen rijden. Uit de tegemoetkomende richting zag [getuige 1] een witte bus aan komen rijden. [getuige 1] hoorde plotseling een harde knal en zag dat het slachtoffer door de zwarte auto werd aangereden.
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij heeft gezien dat getuige [getuige 1] en het slachtoffer stil stonden op de Ypeloweg. Ze waren beiden bezig met hun jas. [getuige 2] hoorde iemand “pas op, auto” roepen en zag een zwarte auto hun richting op komen rijden. De auto reed vlak langs de stippellijn, maar bleef wel op zijn weggedeelte. [getuige 2] zag op dat moment dat het slachtoffer door de auto werd aangereden.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat het slachtoffer tijdens het fietsen is gestopt om zijn jas dicht te doen. [getuige 3] zag van achteren een zwarte auto aan komen rijden. De auto reed met twee wielen over de stippellijn van de fietsstrook en stuurde toen naar rechts. Iemand riep toen “pas op”. Op het moment dat de auto naar rechts stuurde werd het slachtoffer aangereden door de auto.
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard, dat het slachtoffer was gestopt om zijn jas dicht te doen. [getuige 4] zag een zwarte auto aan komen rijden. De auto reed dicht langs het slachtoffer en de andere fietsers. Op het moment dat de auto naast het slachtoffer reed stuurde de auto in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer werd toen aangereden door de auto.
Getuige [getuige 5] heeft bij de politie onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op de Ypeloweg een groep jongens op de weg stil heeft zien staan, waarbij de achterste jongen met zijn fiets dwars over de weg stond. Volgens de getuige is de Ypeloweg op dat punt een vrij brede weg waar twee personenauto's elkaar makkelijk kunnen passeren. Op het moment dat getuige de jongens passeerde zag zij uit de tegengestelde richting een auto komen. Deze auto moest afremmen omdat de auto’s de jongens niet gelijktijdig konden passeren. Op de terugweg zag getuige dat op exact dezelfde plek een ongeluk had plaatsgevonden als waar zij de jongens stil had zien staan.
Beoordeling
Verdachte heeft de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden door in onvoldoende mate te letten en te blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte en het zich daarop bevindende verkeer en door niet de snelheid van de door hem bestuurde auto zodanig te regelen dat hij in staat was de auto tijdig tot stilstand te brengen, waardoor hij in aanrijding is gekomen met het slachtoffer.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de genoemde getuigen. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. Dat de verklaringen niet volledig overeenkomen is, gelet op de impact van een zodanig ingrijpend gebeuren in combinatie met de jeugdige leeftijd van de getuigen niet onbegrijpelijk en maakt de verklaringen van de getuigen niet minder betrouwbaar. Bovendien komen de verklaringen op wezenlijke onderdelen overeen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte bij daglicht reed over de Ypeloweg, een nagenoeg rechte weg met vrij uitzicht over een grote afstand. Het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de personenauto van verdachte werd niet belemmerd. Verdachte reed niet harder dan de maximumsnelheid van 60 km/uur en was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse. Ook kan worden vastgesteld dat het slachtoffer deel uit maakte van een grotere groep fietsers en op enig moment stil heeft gestaan. Of dit op de fietssuggestiestrook is geweest of ook deels op het weggedeelte wordt niet duidelijk op basis van het dossier. Gelet op het verloop van de Ypeloweg, de overzichtelijkheid en de weersomstandigheden moet voor verdachte de grotere groep fietsers, onder wie het slachtoffer, reeds op grote afstand al zichtbaar zijn geweest. Verdachte verklaart de groep fietsers niet te hebben gezien. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit reeds dat verdachte niet gedurende één moment van onoplettendheid, maar gedurende langere tijd in onvoldoende mate heeft gelet op zijn weggedeelte en onvoldoende heeft geanticipeerd op het zich op dat weggedeelte bevindende verkeer en niet de snelheid van zijn auto zodanig heeft geregeld om, mocht dat nodig zijn, in staat te zijn de auto tot stilstand te brengen voor eventueel op de weg bevindend verkeer. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Het gevaar om het slachtoffer aan te rijden, heeft zich vervolgens verwezenlijkt.
Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van de verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
De rechtbank acht voorts bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat het slachtoffer als gevolg daarvan is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 december 2019 te Enter in de gemeente Wierden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Voorbroeksweg en gaande in de richting de Lemenkampsweg daarmede rijdende over de weg, de Ypeloweg,
aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het direct voor hem
gelegen weggedeelte van die weg (de Ypeloweg) en het zich daarop bevindende
verkeer en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Ypeloweg) kon overzien en waarover deze vrij was en is gebotst tegen, de voor hem, verdachte uit op die weg (de Ypeloweg) stilstaande fiets en de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een, althans een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een geldboete van € 1.000,- (bij niet volledige betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis).
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, een (voorwaardelijke) taakstraf een passende straf is. Verdachte heeft zijn rijbewijs na het ongeval ingeleverd en het tragische ongeval beïnvloedt ook dagelijks het leven van verdachte. Bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde is een voorwaardelijke geldboete een passende straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Bij deelname aan het verkeer kunnen verkeersfouten, ontstaan door kortdurende afleiding, onoplettendheid of een verkeerde inschatting, grote en soms fatale gevolgen hebben waardoor het leven van verkeersdeelnemers en hun naasten voor langere tijd of onomkeerbaar verandert. Verdachte heeft als verkeersdeelnemer een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een 12-jarige fietser is komen te overlijden. Daarmee is de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. Ook al heeft verdachte deze gevolgen van zijn handelen niet gewild, feit is dat door zijn toedoen een ander het leven is ontnomen. Verdachte zal die last verder moeten dragen. Het leed bij de nabestaanden zal ook door strafoplegging niet ongedaan gemaakt kunnen worden. De ouders van het slachtoffer hebben dit ter zitting indringend onder woorden gebracht in hun slachtofferverklaring. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het gemis dat zij en de andere nabestaanden hun leven lang nog zullen ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op de uitspraken ter zake van overtreding van artikel 6 WVW. Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder gekeken naar (min of meer) vergelijkbare gevallen waarin sprake is van aanmerkelijke schuld met een dodelijke afloop. Daarnaast heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW. Daarin is voor een geval waarin sprake is van aanmerkelijke schuld als oriëntatiepunt vermeld een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
De rechtbank houdt er rekening mee dat de verdachte er blijk van gegeven heeft geraakt te zijn door het gebeuren. Verdachte realiseert zich hoe zwaar het verlies is voor de nabestaanden. Ook houdt de rechtbank rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Verdachte is een inmiddels 83-jarige alleenstaande man. Twee keer per week gaat hij naar de zorgboerderij om onder de mensen te komen. Verdachte heeft na het ongeval zijn rijbewijs direct ingeleverd. Het rijbewijs van verdachte is inmiddels ongeldig verklaard. De rechtbank ziet in deze persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om met betrekking tot de strafmaat en strafsoort af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank komt daarbij tot een hogere geldboete als door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een geldboete van € 3.000,-- passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 23, 24 en 24c en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 3.000,-
(drieduizend euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2020.
Buiten staat
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer PLO600-2019550552. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 10 december 2019 reed ik als bestuurder van mijn auto over de Ypeloweg te Enter in de gemeente Wierden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 12 december 2019, pagina’s 53 t/m 56, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Het was die dag zonnig weer. Op een gegeven moment, op de Ypeloseweg, zei [slachtoffer] tegen mij; "wacht even, ik doe mijn jas even dicht". Vervolgens zijn [slachtoffer] en ik gestopt op de weg. Ik stond met mijn fiets tussen de benen en helemaal aan de
rechterkant van de weg, tegen de berm aan. [slachtoffer] stond iets links voor mij stil op de
weg. Tussen mij en [slachtoffer] zat een ruimte van ongeveer een fietslengte. [slachtoffer] stond met
zijn fiets tussen zijn benen op het gedeelte voor de fietsers. Op het moment dat ik achterom keek heb ik [slachtoffer] gezien, omdat hij schuin links voor mij stond. Ik zag dat [slachtoffer] begon met opstappen op zijn fiets. Ik zag dat hij op zijn zadel ging zitten. Ik zag dat hij nog niet met zijn voeten bij de trappers was. Nadat ik [slachtoffer] had gezien keek ik verder achterom en zag ik een zwarte auto achter ons rijden. Ik zag dat deze auto uit de richting van Almelo kwam en in de richting van Enter reed. Ik zag dat deze zwarte auto dicht bij ons was. Ik zag dat de afstand tussen de zwarte auto en [slachtoffer] ongeveer een (1) autolengte was. Ik zag dat deze zwarte auto achter ons aan de andere kant van de stippellijn reed. Hiermee bedoel ik op het gedeelte van de weg waar de auto's rijden. Ik keek hierna direct weer naar voren. In het laatste moment dat ik naar voren keek zag ik nog dat de zwarte auto instuurde in onze richting. Ik heb niet meer gezien dat hij van plaats veranderde op de weg. Op het moment dat ik naar voren keek en nadat ik de witte bus had gezien hoorde ik opeens een harde knal. Ik hoorde de harde knal direct links naast mij. Ik zag dat [slachtoffer] op de motorkap van de zwarte auto en tegen de voorruit van de zwarte auto kwam.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 12 december 2019, pagina’s 57 t/m 60, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Toen wij de Ypeloweg op fietsten, fietsten [getuige 4] en [slachtoffer] voorop. Daarachter fietste
ik samen met [getuige 3] . Achter ons fietste [getuige 1] . Hij fietste op dat moment alleen. Ik
zag dat [slachtoffer] zachter ging fietsen. Ik fietste binnendoor langs [slachtoffer] . [slachtoffer] sloot aan
bij [getuige 1] . Eerst hoorde ik [slachtoffer] nog wel praten, maar dat werd zachter. Daarom keek ik
achterom. Ik zag dat [getuige 1] en [slachtoffer] stil stonden. De rest is toen ook stil gaan staan.
Ik zag dat [getuige 1] aan de kant van de berm stond en [slachtoffer] aan de kant van de straat. Ik zag dat [getuige 1] met het stuur van zijn fiets richting Enter stond. Ik zag dat [slachtoffer] schuin stond. [getuige 1] en [slachtoffer] waren beiden met hun jas bezig. [slachtoffer] stond op dat moment met zijn fiets tussen zijn benen. Zijn gezicht was richting Enter en rug dus richting Almelo. Ik zag dat [slachtoffer] , korte tijd later, weer op het zadel zat om weg te fietsen. Ik bleef kijken in de richting van [slachtoffer] zodat ik tegelijk met hem kon gaan fietsen. Ik hoorde [getuige 4] toen roepen: "Pas op, auto". Hij kon zijn zin niet helemaal afmaken. De auto waar [getuige 4] het over had zag ik zelf ook aan komen rijden. Ik zag dat de auto dezelfde kant op ging als ons. Ik zag dat de auto vlak langs de stippellijn reed. Ik zag dat de auto op zijn gedeelte reed. Het was een zwarte Volkswagen. Ik zag dat [slachtoffer] werd geraakt door de zwarte auto.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , van 12 december 2019, pagina’s 62 t/m 64, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op een gegeven moment gingen we stil staan, omdat [slachtoffer] de jas dicht wilde doen. [getuige 1]
stond ook stil, naast [slachtoffer] . Ik, [getuige 4] en [getuige 2] fietsten even verder, omdat wij niet direct in de gaten hadden dat [slachtoffer] en [getuige 1] stopten. Ik keek even achterom en zag toen dat [slachtoffer] stopte. Ik stopte vervolgens tegelijk met [getuige 2] . [getuige 4] fietste even verder en stopte tussen mij en [getuige 1] in. Ik wist dat [slachtoffer] zijn jas dicht deed, omdat ik even achterom keek. Op het moment dat ik stopte en achterom keek zag dat [getuige 1] en [slachtoffer] de jas dicht deden. Ik zag dat zij allebei de fiets tussen de benen hadden. [getuige 1] en [slachtoffer] stonden naast elkaar. [getuige 1] stond
bij de berm aan de rechterkant van de weg. Ik denk dat hij ongeveer twintig centimeter van de weg kant af stond. De fiets van [getuige 1] stond recht, in het verlengde van de weg. De fiets van [slachtoffer] stond iets schuiner op de weg. [slachtoffer] stond naast [getuige 1] , bij de lijnen. Ik zag dat [getuige 1] en [slachtoffer] beide de jas dicht deden. Op het moment dat wij stil stonden zag ik dat een kleine zwarte auto aan kwam rijden van achter ons. De auto kwam uit de richting van Almelo en ging in de richting van Enter. Ik zag dat de zwarte auto in het midden van de weg reed. De zwarte auto reed niet op het fietspad. Ik zag dat de auto dichterbij kwam. Ik zag vervolgens dat de auto iets over de stippellijn ging met twee banden. Met de andere twee banden reed hij nog op de weg. Op het moment dat de zwarte auto naar binnen stuurde, dus over de lijn kwam, zat er ongeveer een lengte tussen [slachtoffer] en de auto. Ik hoorde toen nog [getuige 4] tegen [slachtoffer] zeggen; "pas op". Op het moment dat de auto naar rechts stuurde zag ik dat [slachtoffer] geraakt werd. Ik zag dat de zwarte auto na de aanrijding een stuurbeweging terug maakte, naar het midden van de weg. Op het moment dat de zwarte auto weer tot stilstand kwam stond hij midden op de weg. Hij stond niet meer op het fietspad.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , van 12 december 2019, pagina’s 66 en 67, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Maar ik zag dat [slachtoffer] afremde en zag dat hij zijn jas dicht deed. Ik nam aan dat [slachtoffer] het koud had. Ook [getuige 1] stopte. Ik zag ook dat [getuige 1] de jas dicht deed. Ik zag dit omdat ik een keer om keek. Ik stop dan ook. [slachtoffer] en [getuige 1] stonden achter me stil. De rest van de groep stond bij mij stil. Omdat ik achterom keek, zag ik in de verte, vanaf de kant van Wierden een zwarte auto
komen. Ik roep dan nog tegen [slachtoffer] "pas op er komt een auto
aan". Ik zie dat de zwarte auto dichterbij komt. Ik kijk dan nog steeds om. Ik zie dat de
zwarte auto heel dicht langs de jongens rijdt. Ik bedoel hiermee [getuige 1] , [getuige 2] en
[getuige 3] . Op het moment dat de auto naast [slachtoffer] rijdt lijkt het net of hij aan het
stuur trekt. Ik zie dat de auto naar [slachtoffer] rijdt. Ik zie dat de zwarte auto [slachtoffer] aanrijdt.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , van 12 december 2019, pagina’s 71 en 72, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op dinsdag 10 december 2019, tussen 15:20 uur en 15:25 uur, reed ik in een personenauto over de Ypeloweg te Enter. Ik zag een groep jongens met fietsen op de weg stil staan. Ik zag dat deze jongens een groep vormden, maar wel een behoorlijke lengte van de weg in beslag namen. Ik zag dat de jongens schooltassen bij zich hadden. De Ypeloweg is op dat punt een vrij brede weg waar twee (2) personenauto’s elkaar makkelijk kunnen passeren. Ik zag uit tegengestelde richting een kleine witte auto komen. Ik zag dat deze auto af moest remmen omdat wij de jongens niet gelijktijdig konden passeren.
7.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant] , van 28 maart 2020, pagina’s 2 t/m 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Soort weg Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Bebouwde kom Buiten
Lichtgesteldheid daglicht
Weersgesteldheid droog
Toestand van het wegdek droog
Wegsituatie rechte weg
Maximum snelheid 60 km per uur
8.
Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 19 februari 2020, pagina’s 9 t/m 35 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
1.2
Beknopte ongevalsomschrijving
Op dinsdag 10 december 2019, omstreeks 15:34 uur had op de Ypeloweg, gelegen buiten
de bebouwde kom van Enter, gemeente Wierden, een aanrijding plaatsgevonden tussen een
personenauto en een fiets. De personenauto had gereden over de Ypeloweg, komende uit de richting van de Voorbroeksweg en gaande in de richting van de Lemenkampsweg. Uit informatie van de collega’s ter plaatse bleek ons dat de fiets over de Ypeloweg in dezelfde rijrichting had gereden. De bestuurder van de fiets had voorafgaand aan de aanrijding op de rijbaan stil of nagenoeg stil gestaan. De bestuurder van de personenauto botste met de rechtervoorzijde van zijn personenauto tegen de achterzijde van de fiets. De bestuurder van de fiets liep hierbij ernstige verwondingen op, waaraan hij de volgende dag is overleden.
1.4
B. Beide voertuigen vertoonden, voor zover wij konden nagaan, geen gebreken die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
3.2.3
Schade en sporen op het voertuig
De Volkswagen was aan de voorzijde, de rechterzijde, de motorkap en de voorruit
beschadigd geraakt.
3.3.3
Schade en sporen op de fiets
De fiets was aan de achterzijde en de rechterzijde beschadigd geraakt.
4.1.3 Zichtbepalingen door voor- en zijruiten
Uit onderzoek bleek dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig niet werd belemmerd
4.1.4 Snelheidsberekening
Een snelheidsberekening was door ons met de beperkte gegevens niet te maken. Gezien de stopafstand van 33,9 meter en de afstand van circa 23,6 meter tussen de voorzijde van Volkswagen en het losgebroken fietsdeel in de rechter berm is het aannemelijk dat de bestuurder van de Volkswagen de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/h niet heeft overschreden en met een lagere snelheid heeft gereden.
5.2 Ongevalsoorzaak, toedracht en gevolg.
Volgens de verklaring van de bestuurder van de Volkswagen was hij met zijn voertuig
weggereden vanaf de Voorbroeksweg in de richting van de Ypeloweg. Bij de Ypeloweg
aangekomen sloeg hij linksaf, in de richting van Enter. Volgens de verklaringen van betrokkenen, fietste de fietser met vier jongens over de Ypeloweg, komende uit de richting van de Leemslagenweg, gaande in de richting van Enter. Op de Ypeloweg stopte de fietser, om zijn jas dicht te doen. Toen de fietser stilstond, of toen de fietser net weer wegfietste, kwam de Volkswagen in botsing met deze fietser. Wij troffen tijdens het onderzoek geen sporen aan die een indicatie gaven dat de bestuurder van de Volkswagen een abrupte uitwijkmanoeuvre had uitgevoerd. Wij troffen op het wegdek geen sporen aan, waaruit wij konden bepalen op welke plaats de fietser op de rijbaan heeft gestaan of gefietst. Wij troffen op het wegdek ook geen sporen aan, waaruit wij konden bepalen op welke plaats op de rijbaan de bestuurder van de Volkswagen had gereden op het moment van het ongeval. Uitgaande van het feit dat de losgebroken fietsdelen niet waren verplaatst, is het aannemelijk
dat de aanrijding tussen beide voertuigen voor de aangetroffen losgebroken fietsdelen in de
rechter berm heeft plaatsgevonden
9.
Het schouwverslag GGD Twente, opgemaakt door drs. A.A. van der Spaa, forensisch arts, van 11 december 2019, voor zover inhoudende als verslag van de arts:
[slachtoffer] . Geboren: [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] . Conclusie. Ernstig hersenletsel met uitgebreide bloedingen, niet verenigbaar met het leven. In verband met donatie van organen, is vandaag het hersendoodprotocol afgewerkt en is hij om 11:02 overleden verklaard. Overlijdensdatum: 11-12-2019.