Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
3.de besloten vennootschap TAPIJTWERELD INTERNATIONAL B.V.,
[gedaagde 3],
5.de besloten vennootschap INTERNATIONAL BUSINESS GENEMUIDEN B.V.,
[gedaagde 4], en
[gedaagde 5],
TAPIJTWERELD INTERNATIONAL B.V.,
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.De feiten
“ongebruikelijk veel signalen (…) die duiden op integriteitsvraagstukken. Een aantal zaken steken daarbij meerdere keren de kop op:
3.Het geschil
In de hoofdzaak
De kosten van SI worden door Tapijtwereld c.s. betwist omdat deze onvoldoende zijn gespecificeerd en niet voldoen aan de redelijkheidstoets.
4.De beoordeling
In de hoofdzaak
persoonlijk” bij Installatiebedrijf [familienaam] af te leveren. Tegen die achtergrond heeft niet alleen Tapijtwereld maar ook [gedaagde 3] zelf onrechtmatig jegens Installatiebedrijf [familienaam] gehandeld.
willens en wetens-betrokkenheid” er bij [gedaagde 5] niet lijkt te zijn. Gelet op die omstandigheden blijft het onduidelijk of [gedaagde 5] een rol speelde bij voormelde spookfacturen, en zo ja welke. De vorderingen van Installatiebedrijf [familienaam] jegens [gedaagde 5] zullen daarom worden afgewezen.
twee circuits”).
volstrekt duidelijk was wat er van elkaar werd verwacht” (conclusie van antwoord Tapijtwereld c.s., rnr. 35). Dit gold evenzeer voor [gedaagde 1] , IBG en [gedaagde 4] anderzijds. Nu er door IBG geen tapijt is geleverd, was het ook voor IBG (de verzender van de facturen en de ontvanger van de daarmee samenhangende gelden) evident dat er niet bestaande bestellingen door Installatiebedrijf [familienaam] werden betaald. Aldus wisten alle leden van zowel de eerste als de tweede groep dat hun groepsoptreden het gevaar schiep voor het ontstaan van schade die Installatiebedrijf [familienaam] daardoor heeft geleden en zijn zij daarvoor – zij het enkel binnen hun ‘eigen’ circuit – hoofdelijk aansprakelijk. Tegen die achtergrond treft het verweer van gedaagden dat Installatiebedrijf [familienaam] heeft nagelaten te stellen wie welk aandeel had in het complex van feiten dat tot schade heeft geleden, geen doel.
de facturen van 18 juni 2005 tot en met 28 november 2013 verjaard” (conclusie van antwoord Tapijtwereld c.s., rnr. 52), omdat de eerste sommatiebrief van Installatiebedrijf [familienaam] dateert van 7 december 2018. Tapijtwereld verwijst hierbij naar de verjaringstermijn van vijf jaren die aanvangt op de dag volgende op de dag waarop de benadeelde zowel met de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
de onderhavige materie” (dagvaarding, rnr. 60). Zoals hiervoor is geoordeeld hebben niet alle gedaagde partijen onrechtmatig jegens Installatiebedrijf [familienaam] gehandeld. Daarnaast verschilt zoals onder r.o. 4.26 tot en met r.o. 4.28 is geoordeeld, de mate van (hoofdelijke) aansprakelijkheid tussen gedaagden significant van elkaar. Tegen die achtergrond, en mede gelet op het – zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt – ogenschijnlijk willekeurig gekozen percentage van 75, heeft de rechtbank ook op dit punt behoefte aan meer toelichting.
5.De beslissing
woensdag 24 februari 2021voor het nemen van een akte door alle partijen over hetgeen vermeld is onder r.o. 4.39, waarna partijen op de rol van
woensdag 7 april 2021(kruislings) een antwoordakte kunnen nemen,