4.3Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan, zijn door verdachte bekend en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Aangeefster heeft verklaarddat verdachte haar in de periode van 28 januari 2019 tot en met 9 mei 2019 veelvuldig en via diverse kanalen berichten heeft gestuurd. Ook heeft hij in die periode haar familie, vrienden en werkgever benaderd en heeft hij bij haar ouders een map met informatie over aangeefster in de brievenbus gedaan en hen de mededeling gedaan dat er naaktfoto’s van aangeefster zouden zijn. Verdachte heeft ook via de wijkagent geprobeerd contact met aangeefster te krijgen en hij heeft aangeefster benaderd op een parkeerplaats. Ook is verdachte gezien bij het pand van de werkgever van aangeefster.
Aangeefster heeft verklaard dat zij in die periode verdachte herhaaldelijk heeft laten weten dat zij geen berichten meer van hem wilde ontvangen en dat zij geen prijs stelde op verder contact met hem.
Verdachte heeft ter zitting verklaarddat hij, nadat aangeefster hem op 28 januari 2019 had meegedeeld dat zij een tijdje afstand wilde nemen in hun relatie, aangeefster via
e-mailberichten heeft benaderd om tot een afwikkeling te komen van hun relatie. Verdachte wilde onder meer een schep terug die aangeefster nog in haar bezit zou hebben en hij wilde vergoeding van door hem gemaakte zorgkosten die door aangeefsters toedoen zouden zijn ontstaan. Aangezien de afwikkeling niet naar zijn tevredenheid verliep, heeft verdachte contact gezocht met de wijkagent met het verzoek om contact op te nemen met aangeefster. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de dochter van aangeefster via WhatsApp heeft benaderd, dat hij contact heeft gehad met een vriendin van aangeefster en dat hij telefonisch contact heeft gezocht met het kantoor waar aangeefster werkt omdat, nu zij niet (meer) reageerde op zijn correspondentie over de financiële afwikkeling van de relatie, dit een manier was om nog contact met haar te krijgen. Ook heeft hij haar werkgever een e-mail gestuurd met het bericht dat aangeefster op haar werk foto’s van zichzelf naar verdachte stuurde.
Verdachte heeft bekend dat hij een dossiermap met informatie over aangeefster in de brievenbus van haar ouders heeft gedaan. Verdachte heeft bekend daarbij de mededeling te hebben gedaan dat er naaktfoto’s van aangeefster zouden zijn.
De rechtbank is op grond van de verklaring van aangeefster en de diverse bijlagen die aangeefster aan de politie heeft verstrekt, in samenhang met de verklaring van verdachte ter terechtzitting over de door hem verstuurde berichten en het met derden gezochte contact, van oordeel dat verdachte opzettelijk e-mailberichten en WhatsAppberichten heeft gestuurd naar aangeefster, haar familieleden, vriendinnen, bekenden en haar werkgever en ook (met het kantoor van) haar werkgever heeft gebeld.
Gedurende een periode van zo’n drie maanden - waarbij de rechtbank als begindatum
28 januari 2019, zijnde de datum waarop aangeefster verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij de relatie wilde beëindigen, neemt - bleef verdachte stelselmatig contact zoeken met aangeefster en haar omgeving, ondanks het feit dat zij hem herhaaldelijk te verstaan had gegeven dat zij geen prijs meer stelde op contact. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangeefster stelselmatig lastig heeft gevallen door haar en anderen uit haar leefomgeving te benaderen. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De handelingen van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank te beoordelen als karakteristiek voor belaging. In dat kader merkt de rechtbank op dat het terugkrijgen van een gebruikte schep en het krijgen van betaling van minder dan € 60,-- ook voor verdachte geen wezenlijk belangrijke materiële zaak was. Het ging hem meer om het herstellen van “rechtvaardigheid” en dat zijn meerdere berichten over deze thema’s ook naar zijn zeggen ter zitting meer een uitdrukking van gekrenkt zijn waren; een uitdrukking van “zich onrechtvaardig behandeld/gebruikt en aan de kant gezet zijn” voelen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het maken van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en dat hij het oogmerk had om zijn handelingen door haar te laten dulden en om haar vrees aan te jagen. Verdachte is immers in de directe omgeving van het kantoor waar aangeefster werkt geweest en hij heeft haar op de parkeerplaats van een supermarkt benaderd. Door het gedurende een periode van drie maanden telkens sturen van berichten aan verschillende personen via verschillende kanalen of anderszins van informatie over aangeefster te voorzien, heeft aangeefster er niet voor kunnen kiezen om aan deze gedragingen van verdachte te ontkomen, zodat zij die telkens heeft moeten dulden en verdachte telkens inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, niet wetend wat verdachte telkens “hierna weer” zou doen jegens haar of mensen in haar omgeving
Het verweer van de verdediging dat het contact dat verdachte zocht moet worden gezien in het kader van de afronding en financiële afwikkeling van de relatie, wordt dan ook verworpen. Het contact ging beduidend verder dan dat. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het door de verdediging gevoerde verweer dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, nu verdachte tijdens zijn verhoor over de verdenking van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk niet (opnieuw) is gewezen op het recht op consultatie- en verhoorbijstand, overweegt de rechtbank het volgende.
Een niet aangehouden verdachte dient te worden gewezen op de tegen hem gerezen verdenking, zijn consultatierechten van een raadsman en op zijn recht op rechtsbijstand. Indien dat voorschrift niet is nageleefd levert dat in beginsel een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op.
Op grond van het dossier en het besprokene ter zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 augustus 2019 is uitgenodigd voor een verhoor door de politie. Aan verdachte is meegedeeld dat hij werd verdacht van belaging. Verdachte heeft ervoor gekozen om geen advocaat te consulteren, omdat hij daar de financiële middelen niet voor had. Uit het proces-verbaal dat van het verhoor is opgemaakt, blijkt niet dat verdachte erop is gewezen dat hij op die beslissing kan terugkomen. Tijdens het verhoor over de verdenking van belaging is verdachte op enig moment ook geconfronteerd met verdenkingen van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk. In de uitnodiging voor het verhoor is verdachte hierover niet geïnformeerd. Op het moment dat de verdenkingen van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk ter sprake kwamen is verdachte niet opnieuw gewezen op zijn recht om een raadsman te consulteren met betrekking tot de nieuwe verdenkingen.
De rechtbank is van oordeel dat door het niet opnieuw wijzen van verdachte op zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand daar waar hij wordt geconfronteerd met nieuwe verdenkingen, waarbij overigens sprake is van geheel nieuwe en andersoortige feiten, er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Deze andere feiten waren gelet op zijn beroep ook niet van ondergeschikte aard. Het gebruik maken van een op deze wijze verkregen verklaring levert een schending van het recht op een eerlijk proces op.
Het verweer van de verdediging slaagt in zoverre en het door dit verzuim verkregen bewijs, te weten de verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens het verhoor en de door hem opgestelde tijdlijn die hij voorafgaand aan het verhoor naar de politie heeft gestuurd, zal de rechtbank dan ook uitsluiten van het bewijs.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor overwogene en de ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 2.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] hebben verklaarddat de inloggegevens van verdachte zijn opgevraagd over de periode van 1 januari 2017 tot en met 8 mei 2019 en dat daar onderzoek naar is gedaan.
Verdachte heeft ter zitting verklaarddat hij in de ten laste gelegde periode in de politiesystemen, met behulp van zijn gebruikersnaam en wachtwoord, informatie heeft opgezocht in delen van servers van de politie. Verdachte heeft verklaard dat het ging om het bevragen van de systemen over informatie betreffende zichzelf, mevrouw [slachtoffer] , de heer [naam 1] , een incident waarbij de heer [naam 2] betrokken is geweest, een zware mishandeling bij “ [etablissement] ” in Hengelo, een steekpartij aan de [adres 2] in Hengelo en incidenten in het horecagebied in Hengelo.. Verdachte heeft verklaard dat hij de informatie vanuit privébelang heeft opgevraagd en niet voor zijn politiewerkzaamheden.
Verdachte heeft ook verklaard dat hij voor informatie over mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] de politiesystemen heeft geraadpleegd, maar dat dat in het kader van zijn politiewerkzaamheden is geweest.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met het hem toegekende politie-account vanuit privébelang gegevens heeft opgevraagd in de politiesystemen. Dat geldt ook voor de door verdachte geraadpleegde gegevens over mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] . Verdachte heeft immers op twee momenten de politiesystemen geraadpleegd voor informatie over [naam 3] en [naam 4] . De tweede keer, op 26 april 2019, was verdachte niet in dienst. Bovendien waren verdachtes werkzaamheden die ten behoeve van de arrestantenwacht.
Door ook buiten diensttijd de politiesystemen te raadplegen, heeft verdachte niet in overeenstemming met de reden waarom hij een account voor de politiesystemen heeft gekregen gehandeld en zich derhalve schuldig gemaakt aan misbruik van het hem toegekende account om de politiesystemen te raadplegen.