4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 3 september 2020 omstreeks 18.20 uur krijgt de politie de melding om te gaan naar de [adres 2] te Zwolle in verband met een schietpartij. Rond 18.30 uur wordt ter plaatse waargenomen dat er aan de bestuurderszijde van een personenauto een man op de grond ligt. Deze man zegt: "Ik ben [benadeelde] ". Hij zegt in zijn been te zijn geschoten. Hoofdagent [verbalisant 2] ziet dat er op het rechter bovenbeen van [benadeelde] een kleine ronde verwonding zit.Vervolgens is [benadeelde] met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
Op 6 september 2020 doet [benadeelde] aangifte. Hij verklaart onder meer, het navolgende:
…De laatste keer dat hij zijn heuptasje bewoog draaide hij zich om en haalde hij het wapen uit het tasje, draaide zich om naar mij en schoot rechtstreeks om mijn been. Ik denk dat de afstand tussen ons toen 10 centimeter was. Mijn bot is letterlijk kapot geschoten. ik was in shock. Ik viel op de grond en ik zag dat [verdachte] het wapen eerst nog op mijn broertje richtte en vervolgens op mij. Hierna ging hij weg”
Uit de letselverklaring van 5 oktober 2020, opgemaakt door de GGD IJsselland blijkt dat er bij [benadeelde] sprake is van een schotverwonding in het rechter bovenbeen waarbij het bovenbeenbot als gevolg van een inschot door een projectiel midden in de schacht in meerdere fragmenten is gebroken. De ingang van de schotverwonding is op de voorzijde van het rechter bovenbeen. Er is geen uitschotopening, want het projectiel is nog in het been aanwezig. Er is sprake van fors inwendig bloedverlies door beschadiging van het bot en zacht weefsel in het bovenbeen. Op 3 september 2020 is de wond gereinigd en is de kogel verwijderd waarna de gebroken botdelen operatief met een externe fixateur weer in de juiste stand zijn gezet en gefixeerd. Op 9 september 2020 is de externe fixateur verwijderd en is operatief een interne pen als fixatie ingebracht. Er zal een blijvend zichtbaar litteken overblijven.Op 24 november 2020 heeft forensisch arts W. Duijst gerapporteerd dat de ernst van het letsel en daarmee de noodzaak tot medisch ingrijpen is beoordeeld aan de hand van de AIS (Abbreviated Injury Score) methode. Het letsel is vastgesteld op 3 (ernstig). Daarbij is aangegeven dat het inwendig letsel bestaat uit verscheuring van het spierweefsel en een botbreuk met verschillende fragmenten.
De deskundige heeft opgemerkt dat met één schotverwonding in het been zonder bijkomend vaatletsel van betekenis en met een daarbij passende AIS-score van minder of gelijk aan 3 dit betekent dat de mortaliteit 0% is. Na een letsel van het bovenbeen waarbij het bot is beschadigd duurt genezing van het bot ca. 8-12 weken. Of volledig herstel van functie van het been zal optreden is afhankelijk van het al dan niet optreden van complicaties. De huid zal genezen met littekenvorming.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 14 december 2020, zakelijk weergegeven, het navolgende verklaard:
“… [benadeelde] was agressief naar mij toe en de vrouw probeerde dit te sussen. [benadeelde] duwde de vrouw weg en zijn broertje duwde mij weg. Ik zag dat [benadeelde] naar zijn heup reikte en een vuurwapen wilde trekken. Toen heb ik mijn vuurwapen uit mijn heuptas getrokken en hem gericht in zijn been geschoten. Ik stond misschien op 1 a 1,5 meter afstand. Ik schoot gericht en niet uit stress of angst. Ik stond op een afstand dat ik gericht kon schieten. Ik reageerde sneller.”
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op
3 september 2020 in Zwolle met een vuurwapen [benadeelde] in zijn been heeft geschoten. [benadeelde] heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte op relatief korte afstand gericht op het been van [benadeelde] heeft geschoten met een klein vuurwapen, hetgeen onder meer volgt uit de verklaringen van [benadeelde] en de verklaring van verdachte
(voorwaardelijk) opzet
Door verdachte is ontkend dat hij door met een vuurwapen op het been van [benadeelde] te schieten hem opzettelijk heeft willen doden. Van vol opzet is geen sprake.
Ten aanzien van de vraag of verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van [benadeelde] heeft aanvaard, overweegt de rechtbank dat het schieten met een vuurwapen op een persoon, een gedraging is die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als te zijn gericht op het intreden van de dood. De ernst van het letsel wat daarbij wordt veroorzaakt, is afhankelijk van diverse factoren waaronder het kaliber waarmee wordt geschoten, de snelheid van de kogel, de afstand waarvan wordt geschoten, de plaats waar het lichaam wordt geraakt en het aantal keren dat het lichaam wordt geraakt. De rechtbank is van oordeel dat door gericht te schieten met een klein kaliber op korte afstand op het been van [benadeelde] , een plek waar zich geen vitale organen bevinden, er niet een aanmerkelijke kans bestond op het intreden van de dood van [benadeelde] . Dit sluit ook aan bij de conclusie van W. Duijst dat de kans op mortaliteit ten gevolge van dit schietincident 0% was.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging doodslag op [benadeelde] .
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 3 september 2020 in Zwolle [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.