ECLI:NL:RBOVE:2020:4492

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
08/036131-20 en 08/007968-17 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor wapenbezit, verkeersdelicten en heling

Op 23 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging van 6 maanden. De man werd beschuldigd van het negeren van een stopteken van de politie, waarbij hij met hoge snelheid door Zwolle reed en twee rode stoplichten negeerde. Tijdens de achtervolging werden in zijn auto twee vuurwapens aangetroffen, evenals munitie. Bij een doorzoeking van zijn woning werd een nabootsing van een wapen gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, het veroorzaken van gevaar op de weg en heling van een politiepas. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs dat door de politie was verzameld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte bij het opleggen van de straf. De verdachte had eerder voorwaardelijke straffen gekregen, maar had zich opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten, wat leidde tot de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/036131-20 en 08/007968-17 (TUL) (P)
VI nummer: 99/000447-36
Datum vonnis: 23 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee wapens, munitie (feit 1) en een nabootsing van een wapen (feit 2), het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg (feit 3) en heling van een politiepas (feit 4).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Zwolle, althans in Nederland, een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:-een pistool (serienummer: 000542), van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65mm Browning en/of-een pistool (serienummer: 000072), van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65mm Browning,zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:-94 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 7.65 mm Browning, heeft vervoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij of omstreeks 10 februari 2020 te Zwolle, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weteneen door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen (Beretta Cougar D 8000) gelijkend voorwerp, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Zwolle, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg(en) Westenholterallee en/of Hasselterdijk en/of Punterweg:-met een hoge snelheid van ongeveer 120 km/u op de Westenholterallee heeft gereden, terwijl daar een maximum snelheid van 70 km/u is toegestaan en/of-op de Westenholterallee (via een voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer) rechtdoor, door rood licht, heeft gereden en/of-op het kruispunt van de Westenholterallee met de Branderweg door rood licht heeft gereden en/of- met een hoge snelheid van ongeveer 120 km/u op de Punterweg heeft gereden, terwijl daar een maximum snelheid van 50 km/u is toegestaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;4.
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Zwolle, althans in Nederland, een goed, te weten een toegangspas voor de politiebureaus in het district Twente heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 6 januari 2020 werd door een jeugdagent van het social media team gezien dat op het Instagram account van verdachte een filmpje was geplaatst waarop te zien was dat de dochter van verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in haar hand vast had. Hierop werd besloten om verdachte buiten zijn woning aan te houden omdat een eerdere aanhouding van verdachte in zijn woning traumatisch was geweest voor zijn dochter. [2]
Op 10 februari 2020 zag de politie verdachte, als bestuurder van een auto, van het merk Volkswagen type Golf met het kenteken [kenteken] , rijden op de Westenholteallee in Zwolle. Ter controle van de Wegenverkeerswet 1994 en van de Wet Wapens en munitie kreeg verdachte een stopteken. Verdachte negeerde dit stopteken en reed weg, waarop de achtervolging werd ingezet. Verdachte reed vervolgens met ongeveer 120 km/u op de Westenholterallee, terwijl daar een maximumsnelheid van 70 km/u was toegestaan. Op de Westenholterallee, via een voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer, en op kruispunt van de Westenholterallee met de Branderweg negeerde verdachte rood licht. Voorts reed verdachte met een snelheid van ongeveer 120 km/u op de Punterweg terwijl daar een maximum snelheid van 50 km/u was toegestaan. [3]
Op de Cascadestraat in Zwolle bracht verdachte zijn auto tot stilstand en gooide hij een zwarte sporttas over een schutting. In deze tas bevonden zich twee pistolen van het merk Zoraki, model M906, kaliber 7.65mm Browning, voorzien van respectievelijk serienummer 000542 en 000072: vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en munitie.
Tevens werden 94 kogelpatronen van het merk Sellier&Bellot, van het kaliber 7.65 mm Browning aangetroffen en inbeslaggenomen. Deze kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4e, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en munitie. [4] Verdachte werd daarop aangehouden.
Op 11 februari 2020 vond in de woning van verdachte aan [adres 1] in Zwolle een doorzoeking plaats en werd in een slaapkamer een op een vuurwapengelijkend voorwerp aangetroffen. Het voorwerp betrof een pistool, had kenmerken van een Beretta Cougar D 8000 en bleek een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie te zijn. [5]
Ten slotte werd in de keukenlade een toegangspas voor de politiebureaus in het district Twente van de politie-eenheid Oost-Nederland aangetroffen. [6] N.W.J. Westerbeek, forensisch medewerker bij de politie, verklaarde hierover dat deze toegangspas waarschijnlijk op 28 oktober 2019 bij een klus op het woonwagenkamp aan [adres 2] in Zwolle was weggenomen. [7]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten ter terechtzitting heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de politiepas in zijn woning lag.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
Feit 1:
* het proces-verbaal van onderzoek wapen met nummer PL0600-2020063849-41 d.d. 21 juli 2020; [8]
* het proces-verbaal van onderzoek wapen met nummer PL0600-2020065890-62 d.d. 21 juli 2020; [9]
* het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 december 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 2:
* het proces-verbaal van binnentreding en doorzoeking d.d. 10 februari 2020; [10]
* het proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 11 februari 2020; [11]
* het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 december 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Feit 3:
* het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2020063849-3 d.d. 10 februari 2020; [12]
* het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0600-2020063849-6 d.d. 10 februari 2020; [13]
* het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 december 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte als bewoner in beginsel verantwoordelijk voor de goederen die zich in zijn woning bevinden. Vanwege dit vermoeden mag van verdachte, bij het aantreffen van de politiepas in zijn woning, welke woning hij op het moment van het aantreffen ook daadwerkelijk bewoont en waar hij verblijft, een redelijke verklaring worden gevergd. Verdachte heeft bij de politie een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en heeft pas ter terechtzitting van 15 december 2020 verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de in zijn woning aangetroffen politiepas. De politiepas is echter in de keuken in een lade, een plek die typisch behoort tot het privédomein van de bewoner, aangetroffen. Het kan niet anders dan dat verdachte wist dat de politiepas in zijn keukenlade lag. Deze feiten en omstandigheden doen veronderstellen dat een eventueel alternatief scenario, waarin zonder wetenschap van verdachte een ander de politiepas in de door hem bewoonde woning heeft geplaatst, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde moet worden geschoven. De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend kan worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 februari 2020 te Zwolle, meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:-een pistool (serienummer: 000542), van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65mm Browning en-een pistool (serienummer: 000072), van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65mm Browning,zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool enmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:-94 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 7.65 mm Browning, heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad;
2.
hij 10 februari 2020 te Zwolle, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een op een vuurwapen (Beretta Cougar D 8000) gelijkend voorwerp, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 10 februari 2020 te Zwolle, als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Golf met kenteken: [kenteken] ), daarmee rijdende op de wegen Westenholterallee en Hasselterdijk en Punterweg:-met een hoge snelheid van ongeveer 120 km/u op de Westenholterallee heeft gereden, terwijl daar een maximum snelheid van 70 km/u is toegestaan en-op de Westenholterallee (via een voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer) rechtdoor, door rood licht, heeft gereden en-op het kruispunt van de Westenholterallee met de Branderweg door rood licht heeft gereden en- met een hoge snelheid van ongeveer 120 km/u op de Punterweg heeft gereden, terwijl daar een maximum snelheid van 50 km/u is toegestaan, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd;4.
hij op 10 februari 2020 te Zwolle, een goed, te weten een toegangspas voor de politiebureaus in het district Twente voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13, 26, en 55 Wet Wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
Feit 2
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3
de overtreding:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 4
het misdrijf:opzetheling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake de feiten 1, 2 en 4 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, en ter zake feit 3 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een werkstraf op te leggen van 240 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Daartoe heeft de raadsman verwezen naar de oriëntatiepunten van het LOVS en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft geprobeerd om aan de politie te ontkomen nadat de politie hem een stopteken had gegeven ter controle van de Wegenverkeerswet 1994 en van de Wet Wapens en munitie. Verdachte heeft daarbij veel te hard gereden en heeft twee rode stoplichten genegeerd. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid voor zichzelf en anderen ernstig in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Verdachte bleek twee vuurwapens en munitie in een sporttas in zijn auto te hebben. Ook in zijn woning werd tijdens een doorzoeking een nabootsing van een wapen aangetroffen.
Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, waardoor het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving toeneemt. Daarnaast brengt de ongecontroleerde aanwezigheid van wapens en munitie in de samenleving een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Tegen het voorhanden hebben van (nabootsingen van) vuurwapens dient derhalve streng te worden opgetreden.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een politiepas, die eveneens tijdens de doorzoeking van zijn woning werd aangetroffen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Uit een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 7 december 2020 volgt dat verdachte samen met zijn familie op een woonwagenpark woont. Hij onderhoudt intensieve
familiebanden en voelt zich naar hen zeer loyaal. Bij verdachte is enige tijd geleden kanker
vastgesteld. Het welzijn van zijn familie is zijn grootste drijfveer om
niet opnieuw met justitie in aanraking te komen en hij probeert in het dagelijks leven keuzes te maken om nieuw justitiecontact voorkomen. Echter, nu verdachte is opgegroeid in een milieu waarbij er andere normen en waarden heersen dan de gemiddelde maatschappelijk geaccepteerde normen en waarden, vormt het sociale/familie netwerk van verdachte de grootste risicofactor voor toekomstig justitiecontact. Indien verdachte nieuw delictgedrag wil voorkomen dan wordt het (grotendeels) loskoppelen van dit netwerk noodzakelijk geacht. Daar hij zich tot op heden zeer verbonden voelt met dit milieu en zich hiertoe ook zeer loyaal voelt, is de kans dat hij (al dan niet op korte termijn) stappen zal ondernemen om zich uit zijn omgeving los te maken niet aannemelijk. Ingeschat wordt echter ook dat dit een bewuste keus is en dat het behouden van deze contacten niet vanuit onvermogen en/of beïnvloedbaarheid gebeurt. Verdachte is zich bewust van de consequenties van zijn gedrag, laat hierin ten aanzien van de reclassering niet het achterste van zijn tong zien en derhalve is er geen meerwaarde voor reclasseringsinterventies gericht op gedragsbeïnvloeding. Geadviseerd wordt een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten, en bij gebreke van dergelijke oriëntatiepunten (in geval van heling), op hetgeen in soortgelijke gevallen wordt opgelegd.
Gezien de ernst van de feiten 1, 2 en 4 in combinatie met het strafrechtelijk verleden van verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals verzocht door de raadsman. Daarvoor gaat het om te ernstige feiten.
De rechtbank is van oordeel dat wegens het rijgedrag van verdachte ook het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid aan de orde is. Zij vindt het rijgedrag van verdachte dusdanig gevaarzettend dat zij aan verdachte voor feit 3 een ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen.
Alles overziend zal aan verdachte voor de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde misdrijven een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, worden opgelegd en voor de onder 3 bewezen verklaarde overtreding een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de (voorwaardelijk opgelegde) gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

9.De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

De officier van justitie heeft de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gevorderd van een op 9 november 2015 door het Hof Arnhem-Leeuwarden opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten zou hebben gepleegd.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie te matigen gelet de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde verwijtbaar niet nageleefd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de vordering te matigen, nu hij wist dat hij in een voorwaardelijke invrijheidsstelling liep, maar er toch voor heeft gekozen om nieuwe strafbare feiten te plegen. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, te weten voor de duur van 150 dagen, moet worden ondergaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 62 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 2het misdrijf:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3de overtreding:overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4het misdrijf:opzetheling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 maanden;
-bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van feit 3:
- ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6
maanden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter Overijssel van 14 april 2017 met parketnummer 08/007968-17 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
-
wijst toede vordering tot (gedeeltelijke)
herroeping van de voorwaardelijke

invrijheidstelling;

- gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een
gedeelte,
groot 150 dagen, moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020.
Buiten staat
Mr. C.A. Peterszon, mr. K. Haar en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020065890. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 8 en 9, 19 en 20
3.Pagina 21 tot en met 25
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0600-2020065890-62, inhoudende proces-verbaal van onderzoek wapen, blad 1 tot en met 3;
5.Pagina 46 en 47
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0600-2020065890-64, inhoudende proces-verbaal van bevindingen, blad 1;
7.Pagina 85 en 86
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0600-2020065890-62, inhoudende proces-verbaal van onderzoek wapen, blad 1 tot en met 3;
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0600-2020063849-41, inhoudende proces-verbaal van onderzoek wapen, blad 1 tot en met 3;
10.Pagina 31 en 32
11.Pagina 46 en 47
12.Pagina 21 tot en met 23
13.Pagina 24 en 25