ECLI:NL:RBOVE:2020:4470

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
08-108439-19 en 08-246478-19 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en mishandeling in relatie tot partner en politieagent

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 39-jarige man uit Beilen, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn voormalige partner, alsook mishandeling van een politieagent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 mei 2019 zijn partner met een mes heeft gestoken, wat resulteerde in een partiële klaplong. Daarnaast heeft hij op 12 oktober 2019 zijn partner in een auto mishandeld, waarbij hij haar een klap in het gezicht gaf, wat leidde tot het verlies van een voortand. De verdachte heeft ook een politieagent mishandeld en beledigd tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder zijn voormalige partner en de politieagent.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-108439-19 en 08-246478-19 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Datum vonnis: 22 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) op het adres [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Grave te Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 08-108439-19:
primair:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] te doden door haar met een mes te steken, of
subsidiair:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen door haar met een mes te steken;
in de zaak met parketnummer 08-246478-19:
feit 1 primair:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] te doden door haar keel dicht te knijpen, of
feit 1 subsidiair:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen door haar keel dicht te knijpen;
feit 2 primair:[slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld door haar al dan niet met een hard voorwerp in het gezicht te slaan, of
feit 2 subsidiair:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar te mishandelen door haar in het gezicht te slaan, of
feit 2 meer subsidiair:[slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan;
feit 3:twee personen heeft bedreigd;
feit 4:over een periode van enkele jaren meermalen [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 5:de politieagent [verbalisant 1] heeft mishandeld door hem in zijn vinger te bijten;
feit 6:de politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd;
feit 7:geweigerd heeft te voldoen aan een bevel van een opsporingsambtenaar.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-108439-19:
hij op of omstreeks 5 mei 2019 in de gemeente Enschede
ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
opzettelijk van het leven te beroven, een mes in een oksel, althans in het
bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 mei 2019 in de gemeente Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een mes in een
oksel, althans in het bovenlichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer: 08-246478-19:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, bij de keel heeft vastgegrepen en/of vervolgens de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, waarna die Van [slachtoffer 1] buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij de keel heeft vastgegrepen en/of vervolgens de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, waarna die Van [slachtoffer 1] buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken voortand
en/of een litteken in het gezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] -al dan niet met een hard voorwerp - tegen de mond, althans in het gezicht te slaan of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] – al dan niet met een hard voorwerp - tegen de mond, althans in het gezicht heeft geslagen of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] één of meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken voortand en/of een litteken in het gezicht, althans enig letsel ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[getuige] en/of [getuige 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die tegen die [getuige] en/of tegen die [getuige 4] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik onthoud jullie gezichten allemaal, ik ken je hond, ik krijg jullie te pakken, ik maak jullie allemaal af, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot 11 oktober 2019 in de gemeente Enschede
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , één of meermalen heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal op en/of tegen het hoofd en/of in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of tegen de rug te slaan en/of te stompen en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
5.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente Borne,
een politieambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [verbalisant 1] in de vinger te bijten;
6.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente Borne en/of te Hengelo, gemeente Hengelo
opzettelijk de politieambtenaren,te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "homofiel en/of julie zijn ratten van justitie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
7.
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente Borne
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten het besluit van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een politieambtenaar [verbalisant 3] , hulpofficier van justitie, zijnde een opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, nadat deze ambtenaar hem, verdachte, had bevolen mee te werken aan een onderzoek naar het gebruik van alcohol en/of middelen als bedoeld in artikel 3 van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers, hieraan geen
gevolg te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

parketnummer 08-108439-19
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dat volgt uit de aangifte van [slachtoffer 1] , de getuigenverklaringen, de letselrapportage en de opname van een telefonisch gesprek tussen [slachtoffer 1] en verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman ontbreekt het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken, zodat hij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. [slachtoffer 1] heeft immers verschillende verklaringen over het incident afgelegd, zodat deze als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt niet ondersteund door ander bewijs. Verdachte ontkent, er zijn geen getuigen die het incident hebben gezien en het telefonisch gesprek is niet door verdachte gevoerd. Voorts ontbreekt de opzet op zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 5 mei 2019 zijn verdachte en zijn toenmalige partner [slachtoffer 1] in de caravan van verdachte op een camping in Enschede. Op enig moment krijgen zij ruzie, wat uitloopt op een handgemeen. Wanneer verdachte langs [slachtoffer 1] de caravan uit loopt, steekt verdachte haar met een mes uit de keuken van de caravan onder haar rechteroksel. Verdachte loopt weg van de caravan en [slachtoffer 1] roept hem achterna: ‘je hebt me neergestoken’. [slachtoffer 1] rent naar de kantine van de camping en trekt ondertussen het mes uit haar oksel. Daar ziet zij de eigenaar van de camping en de eigenaar van het restaurant en worden de hulpdiensten ingeschakeld.
De forensisch arts Santing heeft [slachtoffer 1] onderzocht en een letselrapportage opgesteld over de wond onder de rechter oksel van [slachtoffer 1] . In die rapportage constateert hij dat er door inwerking van een scherp voorwerp letsel aan de longvliezen en de rechterlong is ontstaan en een partiële klaplong. De lengte van de wond is 7 á 8 cm terwijl de lengte van de huid tot long ongeveer 4 á 5 cm is. Wanneer het voorwerp 5 cm verder in het lichaam zou zijn gegaan, zou de rechterboezem van het hart zijn geraakt. Door de steek hadden verschillende levensgevaarlijke letsels kunnen ontstaan. De arts concludeert dat de steekwond naar alle waarschijnlijkheid niet door het slachtoffer zelf is toegebracht, gelet op de moeilijk bereikbare plek en richting van de wond: vanaf de oksel schuin naar beneden en naar voren richting navel.
[slachtoffer 1] heeft op 15 oktober 2019 aan de politie een geluidsfragment overlegd van een telefoongesprek tussen haar en, naar zij stelt, verdachte. In het gesprek spreekt [slachtoffer 1] haar gesprekspartner meermaals aan met ‘ [verdachte] ’ (de voornaam van verdachte) en wordt [slachtoffer 1] aangesproken met ‘meisje’ en een afkorting van haar voornaam: ‘ [slachtoffer 1] ’. In dit telefoongesprek wordt gesproken over de (toedracht van) het steekincident in de caravan en wat verdachte daarover heeft verklaard bij de politie. In dit gesprek verwijt [slachtoffer 1] haar gesprekspartner dat hij bij de politie onjuist heeft verklaard. De gesprekspartner zegt meermaals dat hij weet hoe het is gegaan, dat hij er spijt van heeft en dat hij niet trots op is wat er is gebeurd. Over de gebeurtenissen en zijn verklaring zegt hij onder meer dat hij zichzelf heeft schoongepraat, dat hij weet dat hij een verhaal moest vertellen en daarbij niet ver van de waarheid af moest gaan zitten en daarom het verhaal heeft omgedraaid, dat hij er een ongeluk van heeft gemaakt, dat hij weet dat hij het heeft gedaan, dat hij een mes in zijn hand had en vervolgens de caravan uit is gestormd en [slachtoffer 1] daarbij aan de kant heeft gegooid en dat hij bij justitie liever zijn bek houdt in plaats van zichzelf 10 of 12 of 20 jaar de bajes in te lullen.
De verbalisanten die het gesprek hebben uitgewerkt, herkennen de vrouwelijke stem op de opname als die van aangeefster [slachtoffer 1] . Van de mannelijke stem kunnen zij niet met zekerheid zeggen dat deze van verdachte is, maar dat de stem wel enkele gelijkenissen heeft met de stem die zij zich van verdachte herinneren van zijn verklaringen.
4.3.2
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen het primair tenlastegelegde feit – de poging doodslag – wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 1] heeft meermalen consistent en gedetailleerd verklaard over het incident. Haar verklaringen vinden steun in de letselinterpretatie van forensisch arts Santing en in voornoemd telefoongesprek. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de gesprekspartner van [slachtoffer 1] is in dit telefoongesprek. Niet alleen horen de verbalisanten gelijkenissen met de stem van verdachte, ook wordt hij tijdens het gesprek meermaals bij zijn voornaam genoemd en verklaart hij zeer gedetailleerd over het ten laste gelegde, terwijl alleen verdachte en [slachtoffer 1] daarbij aanwezig waren.
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst die het letsel van [slachtoffer 1] zou moeten verklaren, inhoudende dat [slachtoffer 1] onder invloed was en zij de weg versperde voor verdachte die de caravan uit wilde. [slachtoffer 1] had daarbij een mes in haar handen en verdachte heeft haar aan de kant geduwd. Daarbij zou het mes dat zij in haar handen had, in haar oksel terecht zijn gekomen. De raadsman heeft in dit kader gewezen op eerdere e-mails van [slachtoffer 1] en de verklaring van campingeigenaar [eigenaar camping] , die zo’n vijftien minuten voor het steekincident [slachtoffer 1] en verdachte ruzie heeft zien maken en zag dat [slachtoffer 1] in de deuropening van de caravan stond.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat daar aan voorbij, omdat dat deze haaks staat op voorgenoemde bewijsmiddelen. Dat de campingeigenaar [slachtoffer 1] vijftien minuten voor het steekincident in de deuropening van de caravan zag staan, zegt niets over wat er daarna is gebeurd. Over de eerdere e-mails heeft [slachtoffer 1] verklaart dat deze onjuist zijn.
parketnummer 08-246478-19
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten telkens de primaire variant wettig en overtuigend bewezen is. Dat volgt uit de aangifte en de aard van het geconstateerde letsel alsmede – ten aanzien van feit 2 – uit de op een autospiegel aangetroffen forensische sporen van verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte dient voor het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken aangezien geen aangifte is gedaan en niet is gebleken dat betrokkenen door verdachtes uitlatingen bang zijn geworden.
De officier van justitie stelt dat ook feit 4 wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar gaat uit van de periode vanaf 13 april 2018. De officier van justitie wijst daarbij op de aangifte, het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel en de verklaring van haar dochter.
Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte zijn de feiten 5, 6 en 7 volgens de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de feiten 1, 2, 3 en 4 vrijgesproken dient te worden en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verklaringen van aangeefster met betrekking tot feit 1 zijn wispelturig en onbetrouwbaar en de verkleuringen op haar hals kunnen het gevolg zijn van wurgseks.
Wat feit 2 betreft heeft aangeefster tegenover getuige [getuige 1] verklaard dat het om een verkeersongeluk ging waardoor zij letsel heeft opgelopen, wat door verdachte bevestigd is. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat een afgebroken tand geen zwaar lichamelijk letsel is.
Bij feit 3 ontbreken de aangiftes en is er geen sprake van vrees en feit 4 ziet op een lange periode, waarin ook [slachtoffer 1] zich te buiten ging aan geweld, terwijl de gestelde feiten te onbepaald zijn.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
4.6.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 12 oktober 2019 rijden verdachte en [slachtoffer 1] in een gele Seat Arosa, met (valse) kentekenplaten [kenteken] . Op enig moment rijden zij naar de [adres 2] te Hengelo, om drugs te kopen. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] (bewoners van de [adres 2] ) verklaren dat verdachte boos is en schreeuwde en dat [slachtoffer 1] op dat moment geen letsel in haar gezicht heeft. De getuigen zien verdachte en [slachtoffer 1] wegrijden in een gele auto, waarbij verdachte de auto bestuurt en [slachtoffer 1] op de bijrijdersstoel zit. Op enig moment wordt verdachte boos en grijpt [slachtoffer 1] bij haar keel en slaat haar meerdere malen hard tegen haar hoofd en in haar gezicht, met zijn vuisten en met de binnenspiegel van de auto. [slachtoffer 1] roept het tussen hen afgesproken stopwoord voor geweld, maar verdachte blijft slaan. Vervolgens stapt [slachtoffer 1] de auto uit en vlucht weg. Getuige [getuige 1] treft [slachtoffer 1] onder het bloed aan. Getuigen [getuige] en [getuige 4] zien een vrouw met een bebloed hoofd aan de bijrijderskant uit een gele auto stappen en weglopen. [getuige 4] hoort [slachtoffer 1] zeggen ‘hij is knettergek, zijn naam is [verdachte] ’. De getuigen zien verdachte vanaf de bestuurdersstoel uit de auto stappen, naar hen toe lopen en horen hem zeggen dat hij hen (her)kent en hen af zal maken. Zij zien hem vervolgens weglopen.
Korte tijd later wordt verdachte aan de [adres 2] te Hengelo door de politie aangetroffen met kapotte en bebloede knokkels en een trui met rode vlekken. [slachtoffer 1] is ook ter plaatse en verklaart dat verdachte haar heeft mishandeld. Verdachte wordt aangehouden en meegenomen naar het politiebureau te Borne. Onderweg en in het politiebureau scheldt verdachte de agenten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] uit en noemt hen onder meer ‘homo’s’ en ‘ratten van justitie’. Bij de insluiting van verdachte in de ophoudkamer, werkt verdachte tegen. Agenten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] proberen verdachte onder controle te krijgen, waarbij verdachte [verbalisant 1] op enig moment in zijn vinger bijt. Diezelfde avond wordt verdachte door hulpofficier van justitie [verbalisant 3] bevolen om mee te werken aan een bloedproef in het kader van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers. Verdachte weigert dit.
Bij forensisch onderzoek aan voornoemde gele Seat Arosa, worden met name aan de bijrijderszijde meerdere op bloed gelijkende sporen gevonden, waaronder op het portier, de deurstijl, de dorpel en de zonneklep. De binnenspiegel van de auto ligt op de vloer voor de bijrijdersstoel en er zitten een haar en bloedsporen op. Ook wordt bloed aangetroffen op de middenconsole, handrem en versnellingspook. Na onderzoek concludeert het NFI dat op de rand van de rechterzijde van de binnenspiegel een DNA-mengprofiel zit met DNA van verdachte (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). Aan de linkerzijde van de binnenspiegel zit een bloedspoor met DNA van [slachtoffer 1] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).
[slachtoffer 1] is onderzocht door forensisch arts Schrooyen. Zij stelt in de letselrapportage vast dat [slachtoffer 1] bloeduitstortingen in gezicht en op voorhoofd heeft en dat er een snijtand uit haar gebit is. Ook worden er letsel in de mond en bloeduitstortingen in de hals aangetroffen. Schrooyen concludeert in de letselinterpretatie dat de parallelle blauwgrijze verkleuringen in de hals passend zijn bij een greep rond de hals, maar dat het onduidelijk is of de tijdelijke bewustzijnsvermindering van [slachtoffer 1] alleen toegeschreven kan worden aan de wurging. Op basis van aanvullende informatie van de tandarts wordt geconcludeerd dat het veel waarschijnlijker is dat het letsel is toegebracht door slaan en/of schoppen, al dan niet met een hard voorwerp, dan dat het slachtoffer met haar hoofd op het stuur is geklapt. In dat geval zou het letsel bestaan uit verschillende loszittende elementen (tanden). Bij [slachtoffer 1] is alleen de bovenste snijtand verdwenen en is letsel zichtbaar aan de binnenzijde van de bovenlip.
4.6.2
De conclusie van de rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] om het leven te brengen (primair) dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair) door haar bij haar keel te grijpen, deze dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden, als gevolg waarvan zij het bewustzijn verloor.
Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] bij haar keel te hebben gegrepen. Het dossier biedt onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij door het dichtknijpen van haar keel het bewustzijn heeft verloren, en dat dit tot zwaar lichamelijk letsel of zelfs haar dood had kunnen leiden. Op grond van de letselinterpretatie kan de rechtbank slechts vaststellen dat verdachte [slachtoffer 1] bij haar keel heeft gegrepen, nu bij haar huidletsels zijn waargenomen die passen bij een greep rond de hals. Dit huidletsel wordt volgens de letselinterpretatie echter bij een poging tot wurging naar ernst ingedeeld als ‘licht’. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat het wettig bewijs voor feit 1 primair en subsidiair ontbreekt, zodat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
Feit 2
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, namelijk een gebroken voortand en/of een litteken in het gezicht, door haar al dan niet met een hard voorwerp in haar gezicht te slaan.
Nog afgezien van het feit dat bij [slachtoffer 1] een volledig verwijderde snijtand (tand en tandwortel) is vastgesteld en niet – zoals tenlastegelegd – een gebroken voortand, is in geval van een verwijderde, noch van een gebroken snijtand/voortand sprake van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier blijkt evenmin van een litteken in het gezicht van [slachtoffer 1] dat als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt zou moeten worden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft gepoogd om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar, al dan niet met een hard voorwerp, in haar gezicht te slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] eenmaal een ‘gigantische klap’ tegen haar hoofd heeft gegeven, maar ontkent ander geweld.
Op grond van de hierboven onder 4.6.1 genoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank dat het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in diverse (objectieve) bewijsmiddelen, waaronder de letselinterpretatie en het op de binnenspiegel aangetroffen bloed en DNA. De handelingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte daarmee tenminste bewust de aanmerkelijke kans op dergelijk letsel heeft aanvaard.
Feit 3
De rechtbank constateert dat uit het strafdossier niet blijkt dat de in de tenlastelegging genoemde getuigen [getuige] en [getuige 4] aangifte hebben gedaan van bedreiging, dan wel dat zij zich bedreigd hebben gevoeld door de uitlatingen van verdachte. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet bewezen kan worden verklaard en spreekt verdachte hiervan vrij.
Feit 4
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vast staat dat er tussen verdachte en [slachtoffer 1] sprake was van een turbulente relatie waarbij geweld over en weer (al dan niet ingegeven door overmatig drank- en/of drugsgebruik) aan de orde van de dag was. In de door de officier van justitie genoemde periode van bijna drie jaren zal er tussen verdachte en [slachtoffer 1] regelmatig sprake zijn geweest van geweld in de vorm van slaan en schoppen, maar de tenlastelegging is zodanig algemeen dat niet te preciseren is wanneer welke concrete mishandeling of incident is voorgevallen en welke rol verdachte en [slachtoffer 1] daarbij hebben gespeeld.
Feit 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 december 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] van 13 oktober 2019 (pagina’s 56 t/m 58).
Feit 6
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 december 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] van 13 oktober 2019 (pagina’s 56 en 57);
3. het proces-verbaal aangifte door [verbalisant 2] van 13 oktober 2019 (pagina 63).
Feit 7
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 december 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 3] van 12 oktober 2019 (pagina 131).
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-108439-19
primair
hij op
of omstreeks5 mei 2019 in de gemeente Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, een mes
in een oksel, althansin het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer: 08-246478-19
2. subsidiair
hij op
of omstreeks12 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1]
– al dan nietmet een hard voorwerp
- tegen de mond, althansin het gezicht heeft geslagen
of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op
of omstreeks12 oktober 2019 in de gemeente Borne,
een politieambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [verbalisant 1] in de vinger te bijten;
6.
hij op
of omstreeks12 oktober 2019 in de gemeente Borne en/of te Hengelo, gemeente Hengelo,
opzettelijk de politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "homofiel en
/of jullie zijn ratten van justitie"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
7.
hij op
of omstreeks12 oktober 2019 in de gemeente Borne,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten het besluit van de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers, gedaan door een politieambtenaar [verbalisant 3] , hulpofficier van justitie, zijnde een opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, nadat deze ambtenaar hem, verdachte, had bevolen mee te werken aan een onderzoek naar het gebruik van alcohol en/of middelen als bedoeld in artikel 3 van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers, hieraan geen
gevolg te geven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 184, 266, 267, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-108439-19 primair:
het misdrijf: poging tot doodslag;
parketnummer: 08-246478-19, feit 2 subsidiair:
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
parketnummer: 08-246478-19, feit 5:
het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer: 08-246478-19, feit 6:
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer: 08-246478-19, feit 7:
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd – uitgaande van een bewezenverklaring van de (primair) tenlastegelegde feiten, met uitzondering van feit 3 – tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest plus 20 dagen, zijnde totaal 164 dagen, aangezien verdachte op 28 december 2020 terecht kan in een kliniek, gecombineerd met een voorwaardelijke straf en onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en een poging zware mishandeling ten opzichte van zijn voormalige partner. Daarnaast heeft verdachte een politieagent mishandeld, twee politieagenten beledigd en geweigerd te voldoen aan een bevel van een hulpofficier van justitie. Alle delicten zijn gepleegd onder invloed van middelen, als gevolg waarvan verdachte iedere zelfbeheersing lijkt te verliezen en zijn agressiviteit alle grenzen overschrijdt. Verdachte laat zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen en de autoriteit van de politie. Dat anderen fysiek en geestelijk ernstig lijden onder zijn gewelddadige en onacceptabele gedrag lijkt verdachte niet of nauwelijks te kunnen deren. Het slachtoffer [slachtoffer 1] , zijn toenmalige partner en op dat moment pas bevallen van zijn kind, heeft de door hem toegebrachte messteek ternauwernood overleefd, aangezien zij een partiële klaplong heeft opgelopen en het mes haar hart bijna heeft geraakt. Verdachte heeft een half jaar later [slachtoffer 1] met een autospiegel hard in haar gezicht geslagen waardoor een volledige snijtand verwijderd is geraakt. [slachtoffer 1] zal de rest van haar leven geconfronteerd worden met de gevolgen van het geweld van verdachte in de vorm van een beschadigd gebit.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en zelfs probeert de oorzaak en schuld van haar ernstige verwondingen af te schuiven op het slachtoffer.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 10 november 2020 van 36 pagina’s blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor (partner)mishandeling. Wel is verdachte diverse keren veroordeeld voor rijden onder invloed en vermogensdelicten.
Over verdachte is op 31 augustus 2020 door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, een psychologisch rapport uitgebracht. De psycholoog constateert dat bij verdachte sprake is van een aandachtsdeficiëntiestoornis, een hyperactieve stoornis en forse verslavingsproblematiek, te weten in ernstig alcoholgebruik, in het gebruik van cannabis en het gebruik van cocaïne, die nu gedwongen in remissie zijn. De genoemde stoornissen leiden bij verdachte tot disfunctioneren op diverse levensgebieden zoals relaties, wonen, werk en financiën en tot problemen met politie en Justitie. Gelet op de doorwerking van genoemde stoornissen, adviseert de psycholoog om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Dit oordeel neemt de rechtbank over en maakt dit tot het hare.
Geadviseerd wordt om de behandeling uit te voeren in de vorm van een klinische opname binnen een stevig kader waar men gespecialiseerd is in verslavingszorg. Verder wordt geadviseerd om het huidige behandeltraject van verdachte bij IMG Beilen voort te zetten.
De reclassering schat in het op 24 november 2020 door reclasseringswerker M.D. Kefalas uitgebrachte reclasseringsrapport het recidiverisico in als hoog. De reclassering constateert dat verdachte nog nooit een hulpverleningstraject positief heeft afgerond. De reclassering adviseert als voorwaarden aan een (deels) voorwaardelijke straf een meldplicht bij de reclassering, de opname in een zorginstelling, een daaropvolgende ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast adviseert de reclassering een drugs- en alcoholverbod, een contact- en locatieverbod met elektronische controle (enkelband) en meewerken aan schuldhulpverlening.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie geenszins recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zelfs nu de rechtbank niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen acht. Voor deze feiten past naar het oordeel van de rechtbank enkel een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met artikel 63 Sr.
Om recidive te voorkomen en gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met dien verstande dat aan de klinische opname een tijdspanne van maximaal een jaar wordt verbonden, terwijl aan het contactverbod – gelet op de zoon die [slachtoffer 1] en verdachte delen en een mogelijke omgangsregeling – het toezicht van de reclassering wordt verbonden. De rechtbank acht een elektronische controle niet noodzakelijk en zal deze dan ook niet als bijzondere voorwaarde opnemen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.161,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade van in totaal € 3.661,18 bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico € 385,--;
- tandheelkundige behandeling € 1.587,18;
- toekomstige schade € 1.500,--;
- verlies van zelfredzaamheid € 189,--.
Wegens immateriële schade door de poging doodslag en de mishandeling wordt een bedrag van (respectievelijk € 5.000,-- en € 1.500,--) in totaal € 6.500,-- gevorderd.
[verbalisant 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van [slachtoffer 1] wat het immateriële bedrag betreft dient te worden gematigd tot € 3.000,--, terwijl deze overigens goed is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, inclusief de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [verbalisant 1] is geheel voor toewijzing vatbaar, eveneens met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] aan de hoge kant is en gematigd dient te worden. Dat geldt ook voor de vordering van [verbalisant 1] , nu hij tijdens het bijtincident snijwerende handschoenen droeg en er geen sprake was van een bijt- of open wond.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder de parketnummers 08-108439-19 en 08-246478-19 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De opgevoerde materiele schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De gevorderde immateriële schade leent zich – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – voor gedeeltelijke toewijzing van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen tot in totaal € 5.000,--. [slachtoffer 1] wordt voor het overige deel van haar vordering van immateriële schade niet ontvankelijk verklaard, zodat zij de vordering in zoverre kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van in totaal € 8.661,18, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het laatste strafbare feit is gepleegd (12 oktober 2019).
[verbalisant 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder het parketnummer 08-246478-19 onder 5 bewezen-verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [verbalisant 1] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door genoemde feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-246478-19 onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-108439-19 primair en onder parketnummer 08-246478-19 onder 2 subsidiair, onder 5, onder 6 en onder 7 tenlaste-gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-108439-19 primair:
het misdrijf: poging tot doodslag;
parketnummer: 08-246478-19, feit 2 subsidiair:
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
parketnummer: 08-246478-19, feit 5:
het misdrijf: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer: 08-246478-19, feit 6:
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer: 08-246478-19, feit 7:
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-108439-19 primair en onder parketnummer 08-246478-19 onder 2 subsidiair, onder 5, onder 6 en onder 7 bewezen-verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich meldt zich bij de reclassering van VNN Drenthe. De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen in het IMC te Beilen of een andere soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering en de hoofdbehandelaar een overgang naar andere kliniek, ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door het Forensisch ACT team (GGZ Drenthe) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- indien geïndiceerd door de reclassering en/of zijn hoofdbehandelaar, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De begeleiding van het IMC, reclassering of Forensisch ACT team, of soortgelijke instelling, zal de veroordeelde hierin ondersteunen. Mocht blijken dat dit niet toereikend is, zal de veroordeelde meewerken aan schuldhulpverlening, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering en begeleidende instanties inzicht in zijn financiën en schulden;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt. Enkel met toestemming van de reclassering kan contact plaatsvinden over het kind van [slachtoffer 1] en verdachte. De politie ziet zo nodig toe op handhaving van dit contactverbod;
- zich zo lang als de reclassering nodig acht zich niet in een straal van 500 meter van de [adres 3] bevindt, conform de kaart die hem ter hand wordt gesteld;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](met betrekking tot de feiten onder de parketnummers 08-108439-19 en 08-246478-19 onder 2 subsidiair): van een bedrag van € 8.661,18 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder de parketnummers 08-108439-19 en 08-246478-19 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.661,18,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
78dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 1], voor een deel van € 1.500,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[verbalisant 1](met betrekking tot het feit onder het parketnummer 08-246478-19 onder 5): van een bedrag van
€ 350,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder het parketnummer 08-246478-19 onder 5 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 350,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
7dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, voorzitter, mr. H. Stam en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
parketnummer 08-108439-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, Basisteam Enschede, met zaakregistratie-nummer PLO600-2019197175. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 mei 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 31 en 32:
Op 5 mei 2019 ontstond er een ruzie tussen [verdachte] en mij. Ik wilde weg uit de caravan in Enschede waarin [verdachte] en ik verbleven. Toen ik bij de deur van de caravan was hoorde ik dat [verdachte] van het aanrecht
een mes pakte, ik zag dat dit een titanium mes betrof welke uit het keukenblok van het aanrecht komt. Ik zag dat [verdachte] rechts langs mij heen liep en voelde dat [verdachte] mij met dit mes onder mijn rechter oksel stak. Ik ben direct weggerend naar de kantine van de camping om hulp te halen en tijdens het rennen heb ik het mes welke nog in mijn lichaam zat eruit getrokken, ik heb dit mes meegenomen naar de kantine.
2.
Een geschrift, te weten een rapport getiteld Letselrapportage – medisch forensisch onderzoek van R.C.A. Santing, forensisch arts, van 10 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Dit rapport betreft het letsel van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] .
• Er is sprake van een partiële klaplong aan de voorzijde van het rechterdeel van de borstkas. Deze bevinding leidt tot de conclusie dat de long is geraakt.
• Er heeft zich zowel in de oksel als op de plek waar de long is geraakt een bloeduitstorting gevormd.
• In de fissuur tussen de bovenste en onderste kwab van de rechterlong is wat meer vloeistof dan normaal te zien wijzend op toename van pleuravocht en of bloed, (pleuravocht is het vocht wat zich tussen het binnenste en buitenste longvlies bevindt).
• In de rechter middenkwab van de long is een zogenaamde matglas verdichting zichtbaar wat verdacht is voor letsel van het longweefsel.
Het mondelinge overleg met de radioloog en een tweede kritische beoordeling van de CT-scan heeft de volgende bevindingen opgeleverd:
• De steekrichting van de wond is vanaf de oksel schuin naar beneden en naar voren, ruwweg gesproken richting navel. Daarbij is de lengte van de huid tot aan de long ongeveer 4 tot 5 cm. De totale lengte van de wond wordt geschat op ongeveer 7 tot 8 cm.
Het letsel aan de longvliezen (klaplong) en de rechterlong betreft inwendig letsel. Dergelijk inwendig letsel past bij een penetrerende verwonding door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s).
Zowel de steekwond in de oksel als die in het been passen bij letsel veroorzaakt door een puntig en scherp voorwerp zoals een mes waarover zij verklaart te hebben aangetroffen in haar oksel.
De steekverwonding in de oksel, de klaplong en het longletsel kan met een scherp en puntig voorwerp zoals bijvoorbeeld een mes of lange schaar zijn veroorzaakt. Uit het overleg met de
radioloog is gebleken dat de lengte van het betreffende voorwerp tenminste 7 tot 8 cm zou moeten zijn geweest.
De steekwond in de oksel kan naar alle waarschijnlijk niet door het slachtoffer zelf zijn toegebracht. De wond bevindt zich daarvoor op een te moeilijk bereikbare plek en de richting
van de wond - naar voren en naar onderen - maakt het nog onwaarschijnlijker.
Daarenboven maakt de combinatie van de verschillende letsels het niet waarschijnlijk dat sprake is van zelf toegebracht letsel of van een val.
In het horizontale vlak is gestoken met een hoek van bij benadering 45 graden ten opzichte van een denkbeeldige horizontale lijn die van voor naar achter door het lichaam verloopt.
De hoek van de steekrichting is bepaald op basis van de informatie van de radioloog die heeft gesteld dat indien het voorwerp 5 cm verder in het lichaam zou zijn doorgedrongen de rechterboezem van het hart zou zijn geraakt.
Er had zich een spanningspneumothorax (klaplong waarbij spanning ontstaat door luchtophoping in de borstkas) kunnen ontwikkelen die in korte tijd tot ernstige ademhalings-moeilijkheden kan leiden en onbehandeld door verstikking tot de dood kan leiden. Wanneer de steekverwonding dieper was geweest, was de kans op een volledige klaplong aanmerkelijk groter geweest.
Er hadden slagaders of aders van de longen geraakt kunnen worden. Hoe dieper de wond zou
zijn geweest hoe groter het risico op letsel van grote structuren zoals bloedvaten en luchtwegen. Indien de verwonding in de oksel en borstkas 5 cm dieper zou zijn geweest, hadden de boezems, met name de rechterboezem van het hart, grote luchtwegen en grote bloedvaten geraakt kunnen worden. Dergelijke letsels kunnen in korte tijd tot de dood leiden.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 6 mei 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op de pagina 49:
Gisteren was ik aan het werk in het restaurant van de camping in Enschede. Rond 21.15 uur / 21.30 uur kwam er een vrouw bij mij. Ze zei: 'Fuck fuck volgens mij ben ik neergestoken.'
Ik zag dat er bloed op haar grijze trui zat bij haar rechterarm. Ze had haar hand onder de oksel. Ze had er geen mes in. Ze zei dat ze er een mes uitgehaald had, deze had ze in de hand. Het was een soort gekarteld steakmes met een grijs handvat.
Ze vroegen naar de daders naam, ze wilde de naam uiteindelijk wel zeggen. Ze zei [verdachte] .
Uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, Basisteam Twente Midden, met zaakregistratienummer PLO600-2019549577:
4.
het proces-verbaal van politie van 15 oktober 2019, betreffende een geluidsfragment tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] , zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 153 t/m. 164:
De gesprekken worden weergegeven in de vorm van:
Persoon 1 => vrouw = V
Persoon 2 => man = M
Door mij werd het navolgende bevonden:
M ...staat.... Lees mijn verklaring alstublieft eerst. Ik heb jou niks nie ... aangevallen, niks nie... Ik heb alleen mezelf schoon gepraat.
V Ik krijg te horen vanuit justitie dat gezegd: is [verdachte] weet niet wat er gebeurd is.
M Nee. Dit is niet waar. Ik heb gelijk...
V Nee, maar ik... ik ging er vanuit dat jij een psychose had gehad [verdachte] .
M Nee. Ik heb gelijk.... Ik heb,.... hmmmm, ik wou eerst niet verklaren
M [slachtoffer 1] ik heb mijzelf proberen vrij te lullen.
V Jij hebt mij gezegd dat je mij hebt neergestoken maar dat weet een ander niet.
M Ik weet het toch zelf. Ik weet dat toch zelf gek. Ik had dat mes in mijn hand [slachtoffer 1] . Ik had dat mes in hand. Dat zeg ik. Ik gooi jou van mij af. Ik ben die caravan uitgestormd en jij schreeuwt achter mij na maar ik dacht dat jij de boel.... Ik weet dat ik dat heb gedaan. Ik zeg je toch. Ik kan mezelf niet in de spiegel aan kijken.
V Jij lult mij zwart bij justitie omdat je je eigen hachje wilt redden
M Moet je luisteren als jij vast zit en of ik zit vast en ik hang zo'n lui verhaal op. Geloof maar...
V Wat voor lulverhaal dan..
M Nee nee, geloof maar. Ik heb alleen dingen omgedraaid.
M [slachtoffer 1] ik weet zelf ook hoe ik ben en ik maak een verhaal en ik weet dat ik niet ver van de waarheid af moet gaan zitten
V Nee dus je draait het maar om
M Ja
M Ik heb er een ongeluk van gemaakt
M Nee daar gaat het wel om want ik ben 100 procent eerlijk tegen jou.. en ik hoef niet met justitie te gaan praten want ik ga mezelf geen 10 of 12 jaar of 20 jaar de bajes in lullen...dan houd ik mijn bek dicht. KLAAR.
parketnummer: 08-246478-19
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, Basisteam Twente Midden, met zaak-registratienummer PLO600-2019549577. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 oktober 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 17 en 18:
Vandaag, 12 oktober 2019 was ik samen met mijn vriend [verdachte] aan het rondrijden. Wij reden in een gele Seat Arosa en [verdachte] reed. Op een gegeven moment reden wij in Hengelo, uit het niets kreeg ik toen een vuistslag met de linker gebalde vuist op mijn mond. Ik voelde toen direct dat mijn voortand er uit viel. Deze tand moet nu nog in de auto liggen. Nadat ik de klappen had gehad ben ik uit het voertuig gestapt. Ik ben toen van de auto weggelopen. Volgens mij is [verdachte] in de auto gebleven.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina 12:
Op zaterdag 12 oktober 2019 omstreeks 16:00 uur kregen wij de opdracht van de meldkamer om te gaan naar de [adres 4] te Hengelo, alwaar een vrouw met een bebloed gezicht was gezien door een getuige. Wij gingen ter plaatse en troffen aldaar een drietal personen. Wij zagen dat men stond ter hoogte van het [naam school] , en dat er op de weg een gele Seat stond voorzien van het kenteken [kenteken] . Wij zagen dat er niemand in dit voertuig zat.
Wij hoorden allen in grote lijnen het volgende verklaren:
Zojuist is er een vrouw met een bebloed gezicht uit de gele Seat gestapt en weggelopen stad uitwaarts. De vrouw had gezegd dat de man knettergek was. Tevens had de vrouw gezegd dat de man [verdachte] genaamd was. Toen de vrouw weggelopen was kwam er een man uit de auto vanaf de bestuurderszijde.
Wij gingen ter plaatse en zagen aan het begin van de [adres 2] de ons ambtshalve bekende [verdachte] zitten op een bankje. Wij zagen dat zijn knokkels kapot waren. Wij zagen dat er bloed op deze knokkels zaten. Wij zagen dat de Gunst een trui droeg met daarop rode vlekken die er uit zagen als bloed vlekken.
7.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 december 2020, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 12 oktober 2019 was ik samen [slachtoffer 1] in mijn gele Seat in Hengelo (O). Ik heb haar toen een gigantische klap tegen haar hoofd gegeven.
8.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] van 13 oktober 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op de pagina’s 23 en 24:
Toen wij gisteren met de auto van [verdachte] in Hengelo waren voelde ik hoe [verdachte] met iets zwarts tegen mijn hoofd aan het slaan was. Ik voelde hevige pijn aan mijn mond en aan mijn hoofd. Ik heb de enorme klap tegen mijn mond nog gevoeld. Ik voelde direct dat mijn tand er uit viel.
9.
Een geschrift, te weten een rapport getiteld Letselrapportage mevrouw [slachtoffer 1] , op 16 juni 2020 opgesteld door drs. A. J. Schrooyen forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14-10-2019 is mevrouw [slachtoffer 1] gezien op de SEH te Almelo voor de chirurgie.
Bevindingen: drukpijn op het linker jukbeen met forse bloeduitstorting. Bloeding onder het oogbindvlies. Eén voortand ontbreekt.
Conclusie: lichte hersenschudding, bloeding linker oog, ontbreken van één voortand.
Aanvullende informatie van de tandarts: het letsel van 1 tand die eruit is komt zelden voor.
Indien men met de tanden op een stuur of dashboard klapt, zal het letsel bestaan uit verschillende loszittende elementen die door de tandarts in lijn gezet en gefixeerd worden.
Context: bij mevrouw is 1 bovenste snijtand verdwenen. Aan de binnenzijde van de bovenlip is een witte verkleuring en zwelling zichtbaar, passend bij krachtig botsen van bovenlip tegen tand.
Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde letsels bij weging van de volgende hypothesen?
H1: Het letsel is veroorzaakt doordat het slachtoffer op het stuur is geklapt.
H2: Het letsel is toegebracht door slaan en/of schoppen; al dan niet met een hard voorwerp.
H3: Het letsel is toegebracht door slaan met een hard voorwerp.
Antwoord: Op grond van de kennis en ervaring van de tandarts, is Hypothese 2 veel waarschijnlijker dan Hypothese 1.
Hypothese 3 geeft geen aanvullende informatie.
10.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel van 23 oktober 2019, zakelijk weergegeven inhoudende op pagina’s 209 en 210:
Voertuig: personenauto Seat Arosa, geel, voorzien van kenteken [kenteken] ,
Tijdens het verrichte onderzoek in deze auto is door mij het navolgende waargenomen en bevonden.
Ik zag dat:
- met name aan de bijrijderszijde meerdere op bloed gelijkende sporen zichtbaar waren.
- op de vloer voor de bijrijdersstoel de binnenspiegel lag.
- de binnenspiegel normaliter met een kogelbevestiging aan de voorruit zat.
- op de binnenspiegel een haar zat en tijdens het veiligstellen zag ik dat aan de spiegelzijde een op bloed gelijkend spoor. Door mij is de binnenspiegel veilig gesteld.
[foto]
11.
Een geschrift, te weten een “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een mishandeling in Hengelo op 12 oktober 2019” van 9 december 2019, voor zover inhoudende op pagina’s 228 en 229, zakelijk weergegeven:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
AAME8038NL#01 een bemonstering van de rand van de rechterzijde van de spiegel.
AAME8038NL#02 een bemonstering met bloed van het onderste deel van de rand van de linkerzijde van de spiegel.
AAME8038NL#03 een bemonstering met bloed van het bovenste deel van de rand van de linkerzijde van de spiegel.
AAME8038NL#04 een bemonstering van een bloedspoor op de spiegel.
AAME8038NL#05 een bemonstering van een bloedspoor op de spiegel.
In Tabel 1 staan de DNA-profielen die zijn vergeleken met de DNA-profielen van de bemonsteringen.
[foto]
In Tabel 2 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Wordt een persoon - van wie het DNA-profiel is vergeleken – niet vermeld, dan is er geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van DNA van deze persoon in die bemonstering.
[foto]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte [verdachte] RAAT2342NL en DNA-mengprofiel AAME8038NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAME8038NL#01 bevat DNA van twee personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan verdachte [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAME8038NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijn-lijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

Voetnoten

1.Wanneer met betrekking tot de feiten 5, 6 en 7 wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, Basisteam Twente-Midden, met zaakregistratie-nummer PLO600-2019549577. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.