ECLI:NL:RBOVE:2020:4447

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
08/952501-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor mishandeling en afpersing van een oudere man in Enschede

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf mannen uit Enschede en Duitsland, die betrokken waren bij de mishandeling en afpersing van een oudere man. De hoofdverdachten, twee 21-jarige mannen uit Enschede en een 27-jarige man uit Duitsland, zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van 32 tot 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De mishandeling vond plaats op 8 augustus 2019, toen de mannen het slachtoffer, onder het voorwendsel van een afspraak met een vrouw, op een parkeerplaats bij een pannenkoekenrestaurant in Enschede overvallen. Het slachtoffer werd bedreigd met een mes, mishandeld en gedwongen om zijn bankgegevens en geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachten niet geloofwaardig waren in hun verdediging dat ze het slachtoffer alleen wilden aanspreken over een afspraak met een minderjarige vrouw. De rechtbank legde hogere straffen op dan door de officier van justitie was geëist, gezien de ernst van de feiten en de toenemende problematiek van 'pedojagen' in de samenleving. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952501-19 (P)
Datum vonnis: 22 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 december 2019, 3 maart 2020, 10 november 2020 en 8 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen of alleen:
feit 1:[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft mishandeld;
feit 2 primair:door (dreiging met) geweld goederen en geld van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2 subsidiair:door (dreiging met) geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen om goederen en geld af te staan;
feit 2 meer subsidiair:die [slachtoffer] heeft opgelicht;
feit 3:een geldbedrag van € 25.470,-- heeft witgewassen;
feit 4:een bedrag van € 100,-- heeft gestolen door zonder toestemming de pinpas en pincode van [slachtoffer] te gebruiken;
feit 5:heeft geprobeerd om een geldbedrag van € 9.500,-- te stelen door zonder toestemming de pinpas en de bijbehorende pincode van [slachtoffer] te gebruiken;
feit 6:[slachtoffer] van zijn vrijheid beroofd heeft (gehouden) door bij die [slachtoffer] in de auto te stappen, geruime tijd samen rond te rijden en hem tijdens het rondrijden een mes of een voorwerp dat daarop lijkt te tonen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1 .
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2019 tot en met 09 augustus
2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft mishandeld door:
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand
tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of stompen
en/of
-die [slachtoffer] bij de keel en/of nek te grijpen;
2 .
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2019 tot en met 09 augustus
2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een mobiele telefoon en/of
-een kentekenbewijs en/of
-een rijbewijs en/of
-een pinpas en/of
-een pincode en/of
-een geldbedrag van ongeveer 25470 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaderfs)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebbén verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen/geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse
sleutel,
door:
-zonder toestemming gebruik te maken van de pinpas en bijhorende pincode van
die [slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-die [slachtoffer] klem te rijden en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand
tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of stompen
en/of
-die [slachtoffer] bij de keel en/of nek te grijpen en/of
-(dreigend) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp aan die
[slachtoffer] te tonen en/of op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden
en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in zijn auto moet stappen,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-enkele uren met die [slachtoffer] rond te rijden door Enschede en/of
-(in de auto) meermalen, althans eenmaal (dreigend) tegen die [slachtoffer] te
zeggen dat ze, verdachten, zoveel mogelijk geld wilden hebben, althans woorden
van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze, verdachten, hem opensnijden
als hij niet aan de eisen voldoet en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als de transactie niet lukt
zij hem gaan drogeren en/of een insuline spuitje geven en/of knevelen en/of
in de achterbak gooien en/of (dreigend) tegen hem te zeggen dat hij het niet
zal overleven;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2019 tot en met 09 augustus
2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een mobiele telefoon en/of
-een kentekenbewijs en/of
-een rijbewijs en/of
-een pinpas en/of
-een pincode en/of
-een geldbedrag van ongeveer 25470 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde,
door:
-die [slachtoffer] klem te rijden en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist en/of vlakke hand
tegen zijn gezicht en/of hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of stompen
en/of
-die [slachtoffer] bij de keel en/of nek te grijpen en/of
-(dreigend) een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] te tonen en/of op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden
en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in zijn auto moet stappen,
althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-enkele uren met die [slachtoffer] rond te rijden door Enschede en/of
-(in de auto) meermalen, althans eenmaal (dreigend) tegen die [slachtoffer] te
zeggen dat ze, verdachten, zoveel mogelijk geld wilden hebben, althans woorden
van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze, verdachten, hem opensnijden
als hij met aan de eisen voldoet en/of
-(dreigend) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als de transactie niet lukt
zij hem gaan drogeren en/of een insuline spuitje geven en/of knevelen en/of
m de achterbak gooien en/of (dreigend) tegen hem te zeggen dat hij het niet
zal overleven;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het’verlenen van
een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten:
-een mobiele telefoon en/of
-een kentekenbewijs en/of
-een rijbewijs en/of
-een pinpas en/of
-een pincode en/of
-een geldbedrag van ongeveer 25000 euro,
door:
-een vals datingsaccount aan te maken onder de naam [alias] en/of
-(onder de pseudoniem [alias] ) op een datingssite en/of andere (social)
mediakanalen contact te leggen en/of onderhouden met die [slachtoffer] en/of
-(onder de pseudoniem [alias] ) via verschillende (social) mediakanalen seksueel
getinte berichten naar die [slachtoffer] te sturen en/of
-(onder de pseudoniem [alias] ) diverse foto's naar die [slachtoffer] te sturen,
waarbij hij, verdachte, gebruik maakt van foto's van een Franse vrouw en/of
-(onder de pseudoniem [alias] ) een afspraak met die [slachtoffer] te maken en/of
-naar die afspraak te gaan en/of
-tijdens die afspraak (onder andere door middel van diverse
geweldshandelingen) die [slachtoffer] diverse goederen en/of een geldbedrag
afhandig te maken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2019 tot en met 09 augustus
2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
een geldbedrag van (ongeveer) 25470 euro, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(eigen) misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een geldbedrag van ongeveer 100 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen/geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel,
door:
-zonder toestemming gebruik te maken van de pinpas en bijhorende pincode van
die [slachtoffer] ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019
te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
-een geldbedrag van ongeveer 9500 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door
middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel,
-zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de pinpas en bijhorende pincode
van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2019 tot en met 09 augustus
2019 te Ehschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden
door:
-bij die [slachtoffer] in het voertuig te stappen en/of
-geruime tijd met die [slachtoffer] rond te rijden en/of
-tijdens het rondrijden dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend
voorwerp aan die [slachtoffer] te tonen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 9 augustus 2019 ontvangt de politie van Rabobank Nederland een melding ongebruikelijke transactie, inhoudende dat een cliënt recent twee grote geldbedragen naar verschillende bankrekeningen heeft overgemaakt. Vervolgens bezoeken twee verbalisanten de eigenaar van de betreffende bankrekening, [slachtoffer] . De verbalisanten zien dat [slachtoffer] gewond is aan zijn gezicht en moeilijk beweegt. In aanwezigheid van de verbalisanten ontvangt [slachtoffer] een telefoontje, waarin [slachtoffer] door de beller wordt gesommeerd een blokkering van zijn bankrekening te verwijderen. Dan vertelt [slachtoffer] aan de verbalisanten over gebeurtenissen in de avond en nacht van 8 op 9 augustus 2019 en de aanleiding daartoe.
Vervolgens is door de politie onder de naam Oslo een onderzoek ingesteld. De vervolging voor de strafbare feiten in deze zaak en die van verdachtes medeverdachten zijn daarvan het gevolg. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten hierna bij de voornaam als volgt aanduiden: [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [verdachte] , verder [verdachte] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , verder [medeverdachte 4] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de verklaring van aangever [slachtoffer] betrouwbaar nu [slachtoffer] zijn eigen aandeel niet verhult, de verklaring consistent is en op meerdere essentiële punten wordt ondersteund door ander bewijs, zoals het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel, de camerabeelden van de parkeerplaats bij [pannenkoekenhuis] in Enschede en op onderdelen ook door de verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
De officier van justitie gaat er op grond van het dossier vanuit dat op de camerabeelden van [pannenkoekenhuis] zoals opgenomen in het dossier, de persoon aangeduid als NNM1 [medeverdachte 1] betreft, dat NNM2 (de persoon met mes en petje) [verdachte] is en dat [medeverdachte 2] de persoon is die is aangeduid als NNM3.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen, met dien verstande dat voor feit 2 primair vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van de wegnemingshandelingen en dat feit 2 subsidiair, de afpersing, kan worden bewezen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat ten aanzien van alle strafbare feiten sprake is van een gezamenlijke uitvoering en dat de bijdrage van ieder van de genoemde verdachten van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat sprake was van een vooropgezet plan waarbij [medeverdachte 1] [slachtoffer] naar de locatie heeft gelokt om hem geld afhandig te maken, terwijl [medeverdachte 2] wist van dit plan, dat [medeverdachte 1] en [verdachte] van meet af aan betrokken zijn bij de situatie en dat zij degenen zij die op de parkeerplaats bij het pannenkoekenrestaurant gezamenlijk geweld hebben uitgeoefend op [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] is geslagen, geschopt en bij de keel is gegrepen en waarbij [verdachte] [slachtoffer] ook met een mes heeft bedreigd. [medeverdachte 2] was vrij snel ter plaatse en ging, nadat hij had gezien dat [slachtoffer] zwaar was toegetakeld, met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [slachtoffer] in de auto van [slachtoffer] zitten. Daar hebben zij gezamenlijk [slachtoffer] gedwongen om zijn telefoon, bankpas, rijbewijs en kentekenbewijs af te geven. Alle drie de verdachten hebben de goederen van [slachtoffer] vastgehouden. Vervolgens zijn door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gedurende de rit, diverse pogingen gedaan om het geld van [slachtoffer] tot hun beschikking te krijgen.
Ten aanzien van feit 3, het witwassen, heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat door (een van) de verdachten geld is overgeboekt vanaf de rekening van [slachtoffer] naar de rekeningen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en dat dit een gezamenlijk plan is geweest waarna [medeverdachte 1] contact heeft gezocht met [medeverdachte 3] . Geen van de verdachten heeft zich op enig moment gedistantieerd. Toen pinnen niet lukte, hebben de verdachten er voor gezorgd alsnog over het geld van [slachtoffer] te kunnen beschikken door het over te boeken. Tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] is na de overboeking een aantal maal telefonisch contact geweest. De telefoon van [medeverdachte 4] bevat instructies van [medeverdachte 2] om contact op te nemen met de bank en door in de omschrijving van de overboekingen ‘lening’ te zetten en het geld over te boeken naar rekeningen van derden is sprake van verhullen van eigen betrokkenheid, waarmee ten aanzien van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] het medeplegen van witwassen van gelden afkomstig uit eigen misdrijf is bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zijn bankpas aan deze verdachten heeft afgegeven en niet aan iemand anders en dat het aldus niet anders kan dan dat één van de verdachten het geldbedrag van € 100,-- bij de ABN AMRO bank heeft gepind en bij de Rabobank heeft geprobeerd te pinnen en dat dit, gezien de gegevens van de telefoon, zeer waarschijnlijk [verdachte] is geweest, waarmee medeplegen van diefstal van € 100,-- en poging daartoe door middel van valse sleutels kan worden bewezen.
Als redengevend voor de bewezenverklaring van feit 6 heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering waarbij [medeverdachte 1] de auto heeft bestuurd en het contact met [medeverdachte 3] heeft onderhouden, waarbij [verdachte] [slachtoffer] met het mes heeft bedreigd, [medeverdachte 2] samen met de anderen tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat [slachtoffer] in zijn auto moest stappen, waarna geruime tijd is rondgereden en waarbij [medeverdachte 2] onder meer de bankpas en de telefoon van [slachtoffer] bij zich heeft gehouden, nadat [slachtoffer] deze onder bedreiging van het mes had afgestaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van daderschap. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het alternatieve scenario dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de initiatiefnemers zijn geweest en de regie hebben gehad, veel aannemelijker is dan het scenario zoals dat in het dossier wordt beschreven. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] beschikten vrijwel onmiddellijk over het geld, althans zijn verantwoordelijk voor het overmaken van geldbedragen naar hun eigen rekeningen. [verdachte] heeft slechts een laptop gebracht.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van de tenlastegelegde feiten geen sprake is van medeplegen, maar dat verdachte mogelijk wel veroordeeld kan worden voor medeplichtigheid, hetgeen niet is tenlastegelegd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.4.1
Identificatie
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord is, of de personen tegen wie door het Openbaar Ministerie in het onderzoek Oslo vervolging is ingesteld, te identificeren zijn als de personen op de camerabeelden van kinderboerderij “ [kinderboerderij] ”, gelegen naast het [pannenkoekenhuis] in Enschede. Als deze verdachten kunnen worden geïdentificeerd als de personen op de camerabeelden, dan dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid kan worden gekwalificeerd.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden. De andere vragen beantwoordt de rechtbank daarna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij bij restaurant [pannenkoekenhuis] in Enschede is aangevallen door drie mannen. In zijn aangifte duidt [slachtoffer] deze mannen aan als NNM1, NNM2 en NNM3. Restaurant [pannenkoekenhuis] is gelegen naast kinderboerderij “ [kinderboerderij] ”, welk pand is voorzien van camerabewaking. Van de avond van 8 augustus 2019 zijn de camerabeelden van kinderboerderij “ [kinderboerderij] ” uitgekeken door de verbalisant die de mannen die op de beelden te zien zijn in het proces-verbaal aanduidt als NN2, NN3 en NN4.
Aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn deze camerabeelden getoond. Zij herkennen allebei de twee mannen bij [slachtoffer] als [medeverdachte 1] (persoon 1) en [verdachte] (persoon 2) en de man die later aan komt lopen als [medeverdachte 2] (persoon 3).
De rechtbank stelt vast dat de aanduiding met nummers van de personen in de aangifte van [slachtoffer] niet overeen komt met de aanduiding van de nummers van de personen op de camerabeelden door de verbalisant en ook niet met de aanduiding met nummers van de personen op de camerabeelden door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . De rechtbank geeft deze verschillende aanduidingen van de personen op de camerabeelden hieronder schematisch weer.
Verklaring [slachtoffer]
Proces-verbaal camerabeelden
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
NNM1
NN2
Persoon 2 is [verdachte]
NNM2
NN3
Persoon 1 is [medeverdachte 1]
NNM3
NN4
Persoon 3 is [medeverdachte 2]
heeft bij de politie verklaard dat hij Persoon 3 is, zoals ook door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] is verklaard. [verdachte] heeft ter zitting van 10 november 2020 verklaard dat hij in de nacht van 8 op 9 augustus 2019 in Enschede een laptop heeft gebracht.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] persoon 1 is die NNM2/NN3 wordt genoemd, dat [verdachte] persoon 2 is die NNM1/NN2 wordt genoemd en dat [medeverdachte 2] persoon 3 is die NNM3/NN4 wordt genoemd. De rechtbank stelt voorts vast dat [verdachte] die avond/nacht zwarte schoenen draagt met reflectie op de achterzijde en donkere kleding, waaronder een zwarte leren jas.
4.4.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] heeft sinds enige tijd zogeheten ‘chatcontact’ met een vrouw, die hij via een datingsite heeft leren kennen onder de naam [alias] . Op 8 augustus 2019 om 23.00 uur heeft [slachtoffer] met [alias] afgesproken op de parkeerplaats bij [pannenkoekenhuis] in Enschede. Nadat [slachtoffer] op de ontmoetingsplek is aangekomen, wacht hij buiten de auto op [alias] en appt haar dat hij er is. Kort daarop arriveert een scooter met daarop twee personen, die de scooter dusdanig voor [slachtoffer] parkeren dat [slachtoffer] klem staat. Beide mannen – [verdachte] en [medeverdachte 1] – stappen af. [verdachte] heeft een mes in zijn handen. [medeverdachte 1] spreekt [slachtoffer] aan en schreeuwt ‘je wilt mijn zusje te pakken nemen he?’. Ondertussen komt een auto aanrijden, die achterwaarts wordt ingeparkeerd voor de boom in plantsoen 2 en daarmee net in het zicht blijft staan van een van de camera’s van de kinderboerderij (Channel 1, voor rechts). Vervolgens wordt [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en [verdachte] geschopt en geslagen en hardhandig bij de keel en nek gepakt. [verdachte] trekt [slachtoffer] aan zijn nek mee in de richting van de schuur, terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer] in zijn rug trapt. [slachtoffer] komt naast de schuur ten val. Dan komt [medeverdachte 2] aanlopen, die uit de auto is gestapt die hij kort daarvoor voor de boom in plantsoen 2 heeft geparkeerd. [medeverdachte 2] gebaart dat ze mee moeten komen en hij helpt [slachtoffer] op te staan. Ze lopen terug naar de auto van [slachtoffer] . [slachtoffer] moet plaatsnemen in zijn auto. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] stappen ook in de auto van [slachtoffer] . Zij rijden door Enschede en stoppen verschillende keren. In de auto wordt meermalen geschreeuwd dat ze zoveel mogelijk geld van [slachtoffer] willen. Ook wordt hem een mes getoond. [slachtoffer] moet zijn pinpas, pincode, mobiele telefoon, kentekenbewijs en zijn rijbewijs afstaan. [slachtoffer] wordt gezegd dat hij aan de eisen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] moet voldoen, anders wordt hij opengesneden. Omstreeks half twaalf die avond wordt bij de ABN AMRO bank in Enschede door [verdachte] , die een integraalhelm draagt, twee keer geprobeerd een bedrag van € 2.000,00 te pinnen met de bankpas van [slachtoffer] . Wanneer dit niet lukt, probeert hij een bedrag van € 1.000,00 te pinnen. Dit lukt ook niet. Een opname van een bedrag van € 100,00 slaagt. Daarna wordt nog tevergeefs geprobeerd om € 500,00 te pinnen. Vervolgens rijden ze naar de Rabobank aan het Eeftink in Enschede. Ook daar probeert [verdachte] – wederom met integraalhelm – tot twee keer toe tevergeefs een bedrag van € 2.000,00 te pinnen. Weer terug in de auto overleggen de mannen in een buitenlandse taal met elkaar. [verdachte] en [medeverdachte 1] overleggen ook buiten de auto met elkaar. [verdachte] logt op zijn telefoon in op de bankrekening van [slachtoffer] . Tegen [slachtoffer] wordt gezegd dat als de transactie niet lukt, ze hem gaan drogeren of een insulinespuitje zullen geven en dat hij het niet zal overleven. Op enig moment stapt een vierde persoon in de auto met een laptop, die ook kort daarna weer uitstapt. Eerst wordt een bedrag van € 25.000,00 van de spaarrekening van [slachtoffer] naar zijn lopende rekening overgeboekt. Vervolgens wordt om half drie ’s nachts een bedrag van € 12.735,00 van de lopende rekening van [slachtoffer] naar de rekening van [medeverdachte 3] overgeboekt met als omschrijving ‘lening’, nadat daarover contact is geweest tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daarna wordt nogmaals eenzelfde bedrag van de lopende rekening van [slachtoffer] overgeboekt. Ditmaal naar de rekening van [medeverdachte 4] , ook met de omschrijving ‘lening’, nadat [medeverdachte 3] daarover contact heeft opgenomen met [medeverdachte 4] . Tegen [slachtoffer] wordt gezegd dat als de transactie niet lukt, ze [slachtoffer] zullen knevelen en in de achterbak zullen gooien. Om kwart over drie die nacht wordt door [medeverdachte 4] € 2.000,00 van zijn rekening gepind en om half 4 ’s nachts wordt door [medeverdachte 3] € 1.000,00 van zijn rekening gepind. Ook boekt [medeverdachte 3] € 3.500,00 over van zijn bankrekening naar de bankrekening van [verdachte] en boekt [medeverdachte 3] € 7.000,00 over van zijn bankrekening naar de bankrekening van [medeverdachte 1] . Omstreeks datzelfde tijdstip zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] teruggekeerd bij [pannenkoekenhuis] en laten ze [slachtoffer] weer gaan.
4.4.3
Alternatief scenario
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst inhoudende dat [verdachte] , behoudens het brengen van een laptop, geen aandeel heeft gehad in de tenlastegelegde feiten en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de initiatiefnemers zijn geweest en de regie hebben gevoerd.
De rechtbank komt op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hierboven vastgesteld, tot de conclusie dat het geschetste alternatief scenario, met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als initiatiefnemers en regievoerders, niet aannemelijk is geworden en op basis van de bewijsmiddelen uitgesloten is. De rechtbank verwerpt dit verweer.
4.4.4
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van kinderboerderij “ [kinderboerderij] ” alsmede op grond van de aangifte van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en [verdachte] is mishandeld. [slachtoffer] is door hen meermalen met gebalde vuist en vlakke hand tegen het gezicht en/of hoofd geslagen en/of gestompt en door hen bij de keel en in de nek is gegrepen. Dat gebeurde op dusdanig hardhandige wijze dat ook het grijpen bij de keel en nek heeft te gelden als mishandeling. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn daarbij betrokken geweest op zodanige wijze dat van medeplegen sprake is geweest.
De conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4.5
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat [slachtoffer] , door het door [medeverdachte 1] en [verdachte] uitgeoefende fysieke geweld en door de door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] voorafgaand aan en tijdens de autorit geuite bedreigingen met geweld, is gedwongen om zijn mobiele telefoon, kentekenbewijs, rijbewijs, pinpas met bijbehorende code en een geldbedrag van € 25.470,- aan deze drie verdachten af te geven. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van ‘wegnemen’ in de zin van artikel art. 312 Sr, maar van ‘afgifte’ in de zin van artikel 317 Sr.
De conclusie ten aanzien van feit 2 primair
Omdat geen sprake is geweest van wegnemingshandelingen in de zin van artikel 312 Sr, kan het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet worden bewezen. Van dit feit zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
De conclusie ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 subsidiair heeft begaan.
4.4.6
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 3
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt het volgende voorop.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 420bis Sr. Noch de tekst van artikel 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis staat eraan in de weg dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent niet dat elke gedraging die in artikel 420bis Sr, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’. Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Hetzelfde geldt onder omstandigheden ook voor het hier eveneens tenlastegelegde overdragen.
Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en in dit geval overdragen, die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 3 ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf (afpersing) en dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag. De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
[medeverdachte 2] heeft – met medeweten van [medeverdachte 1] en [verdachte] – contact opgenomen met [medeverdachte 3] . Hij heeft [medeverdachte 3] gevraagd diens rekening beschikbaar te stellen om daarop een geldbedrag te laten storten. [medeverdachte 3] op zijn beurt heeft met [medeverdachte 4] contact opgenomen met de vraag of hij op diens rekening een geldbedrag mocht overmaken. Vervolgens is er naar zowel de rekening van [medeverdachte 3] als naar die van [medeverdachte 4] een bedrag van € 12.735,00 overgemaakt met als omschrijving ‘lening’. Daarna hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] geprobeerd die bedragen te pinnen. Dat is voor een deel gelukt. Het was de bedoeling dat zij het gehele bedrag zouden pinnen (‘maximaal’) om dat af te staan aan of te delen met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Het geld was afkomstig van de rekening van aangever [slachtoffer] . Verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben dat geld door de onder 2. subsidiair bewezenverklaarde afpersing verkregen. [medeverdachte 3] is aan die afpersing medeplichtig geweest en [medeverdachte 4] heeft het bedrag geheeld. Zij hebben dat gedaan door ieder een bedrag van de rekening van [slachtoffer] over te laten maken naar hun eigen rekening, waardoor zij die bedragen hebben verworven en voorhanden hebben gehad. Vervolgens hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] daarvan opnames gedaan, hetgeen de rechtbank als overdragen kwalificeert. [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 4] voorafgaand aan de overboekingen om advies gevraagd. [medeverdachte 4] heeft voorafgaand aan de ontvangst van het geld op zijn beurt advies gevraagd bij een zekere “Leden”. Op grond van de Whatsapp-gesprekken en de verklaring die [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (over die gesprekken) hebben afgelegd, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zochten naar een manier om het geld zodanig over te maken, dat niet ontdekt zou worden dat het van misdrijf afkomstig was. Zij waren zich ervan bewust dat de bank bedragen boven een bepaalde grens verdacht zou vinden.
Dat het ook de bedoeling van [medeverdachte 1] was de herkomst van de gelden te verhullen, leidt de rechtbank af uit diens verklaring dat hij het geld niet op zijn eigen rekening wilde overmaken omdat zijn ouders het dan zouden ontdekken. Dat wordt door [medeverdachte 3] bevestigd. [medeverdachte 3] verklaart bovendien dat ook [verdachte] ouders heeft die zijn bankrekening controleren.
[medeverdachte 3] verklaart verder dat [medeverdachte 2] zei dat zijn vrouw zijn bankgegevens heeft en zij er dus achter zou komen als het geld op zijn rekening werd gestort. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook [medeverdachte 2] de (criminele herkomst van de) gelden heeft willen verbergen en verhullen. Dat leidt de rechtbank ook af uit het feit dat [medeverdachte 2] contact opnam met [medeverdachte 3] toen later de bankrekeningen werden geblokkeerd en [medeverdachte 3] vertelde dat hij tegen de bank moest zeggen dat het om een gift van een vriend ging.
De rechtbank is daarom van oordeel dat door zo te handelen, verdachte en zijn medeverdachten handelingen hebben verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de criminele herkomst van de gelden te verbergen of te verhullen. Alle verdachten in deze zaak zijn daarbij betrokken geweest op zodanige wijze dat van medeplegen sprake is geweest.
De conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 3 heeft begaan.
4.4.7
De overwegingen en conclusie van de rechtbank ten aanzien van de feiten 4 en 5
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor aan feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat de feiten onder 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Met de door [slachtoffer] onder dwang afgegeven pinpas en bijbehorende pincode zijn door verdachten diverse pogingen tot geldopnames gedaan, waarvan een opname van € 100,00 is gelukt en de opnames van in totaal € 9.500,00 zijn mislukt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ook bij de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten op zodanige wijze betrokken zijn geweest dat sprake is van medeplegen.
4.4.8
De overweging en conclusie van de rechtbank ten aanzien van feit 6
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor aan feiten en omstandigheden heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 6 heeft begaan.
Ook bij het onder 6 tenlastegelegde zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op zodanige wijze betrokken geweest dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist en/of vlakke hand tegen zijn gezicht en/of hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer] bij de keel en nek te grijpen;
2. subsidiair
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- een mobiele telefoon en
- een kentekenbewijs en
- een rijbewijs en
- een pinpas en
- een pincode en
- een geldbedrag van 25470 euro,
die aan die [slachtoffer] toebehoorden, door:
- die [slachtoffer] klem te rijden en
- die [slachtoffer] meermalen met gebalde vuist en/of vlakke hand tegen zijn gezicht en/of hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer] bij de keel en nek te grijpen en
- dreigend een mes aan die [slachtoffer] te tonen en
- dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in zijn auto moet stappen en
- enkele uren met die [slachtoffer] rond te rijden door Enschede en
- in de auto meermalen dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze, verdachten, zoveel mogelijk geld wilden hebben en
- dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze, verdachten, hem opensnijden als hij niet aan de eisen voldoet en
- dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als de transactie niet lukt zij hem gaan drogeren en een insuline spuitje geven en knevelen en in de achterbak gooien en dreigend tegen hem te zeggen dat hij het niet zal overleven;
3.
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 25470 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
4.
hij op 8 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 100 euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zonder toestemming - gebruik te maken van de pinpas en bijhorende pincode van die [slachtoffer] ;
5.
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een geldbedrag van 9500 euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
-zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de pinpas en bijhorende pincode
van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 8 augustus 2019 tot en met 9 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door:
- bij die [slachtoffer] in het voertuig te stappen en
- geruime tijd met die [slachtoffer] rond te rijden en
- tijdens het rondrijden dreigend een mes aan die [slachtoffer] te tonen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten, zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 282, 300, 311, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van mishandeling;
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
medeplegen van afpersing;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen;
feit 4
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 6
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
[medeverdachte 1] heeft op een datingsite een profiel aangemaakt en zich daar voorgedaan als een jonge vrouw. Hij heeft meermalen contact gehad met [slachtoffer] en uiteindelijk een afspraak voor een ontmoeting gemaakt. In de veronderstelling verkerend dat hij een afspraak had met een vrouw, is [slachtoffer] in de avond van 8 augustus 2019 naar een ietwat afgelegen parkeerplaats nabij een pannenkoekenhuis in de voor hem onbekende stad Enschede gereden. Daar trof [slachtoffer] niet de vrouw met wie hij afgesproken dacht te hebben, maar verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] die [slachtoffer] vrijwel direct hebben mishandeld door hem te slaan, te schoppen en bij de keel en nek te grijpen. Vervolgens is [slachtoffer] door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , die inmiddels ook ter plaatse was gekomen, gedwongen in zijn eigen auto te stappen en hebben de verdachten urenlang met [slachtoffer] in Enschede rondgereden. Tijdens deze rit hebben de verdachten [slachtoffer] onder bedreiging van geweld en een mes gedwongen om onder meer zijn telefoon, pinpas en bijbehorende pincode af te geven. Bovendien hebben de verdachten met de door de afpersing verkregen pinpas en pincode van de rekening van [slachtoffer] geld gepind en getracht te pinnen. Omdat zij deze pin-opbrengst onvoldoende vonden, hebben deze verdachten besloten de spaarrekening van [slachtoffer] te plunderen door, in overleg met twee anderen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , twee grote geldbedragen van in totaal ruim € 25.000,-- van de rekening van het slachtoffer over te boeken naar de rekeningen van deze [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Laatstgenoemden hebben nog diezelfde nacht een deel van het overgeboekte bedrag weer van hun rekeningen gepind en dit gepinde bedrag hebben de vijf verdachten enige dagen later onderling verdeeld.
De autorit en daarmee de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] heeft uren geduurd, vanaf ongeveer 23.30 uur tot ongeveer 03.30 uur. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat deze verschrikkelijke nachtelijke ervaring bij [slachtoffer] grote angsten teweeg heeft gebracht, waarmee hij tot op de dag van vandaag nog te kampen heeft. Ook heeft het hem bovendien behoorlijke financiële schade berokkend. Daarnaast heeft hij ten gevolge van de mishandeling letsel aan zijn gezicht en pijn aan zijn lichaam opgelopen.
De handelswijze van verdachten, zoals hiervoor beschreven, en de pogingen geheimhouding te bewerkstelligen door in te spelen op gevoelens van schaamte bij het slachtoffer over de door hem gemaakte afspraak via de datingssite, getuigen naar het oordeel van de rechtbank van een bijzonder kille en berekenende houding. Dat de verdachten zich vervolgens verschuilen achter de bewering dat zij [slachtoffer] slechts wilden aanspreken, omdat hij volgens hen met een minderjarige vrouw had afgesproken en hun ongeloofwaardige verhaal dat [slachtoffer] hen het geld zou hebben aangeboden om die afspraak geheim te houden en niet bij de politie te melden, maakt hun daden nog schrijnender. Een dergelijke vorm van gefingeerde eigenrichting kan niet worden getolereerd. Dat geldt temeer nu dergelijke, onwenselijke vormen van eigenrichting in toenemende mate aan de orde zijn in de samenleving. De rechtbank is daarom ook van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 september 2020, met uitzondering van een tweetal overtredingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, niet eerder met justitie in aanraking geweest. Dit heeft de rechtbank meegewogen bij de strafmaatoverwegingen.
De reclassering concludeert in haar advies van 27 oktober 2020 dat gedurende het schorsingstoezicht aandacht is besteed aan het psychosociaal functioneren, de verdenking, het sociaal netwerk, familie en werk en dat er geen actuele zorggebieden zijn die nadere aandacht behoeven. De reclassering ziet geen meerwaarde in voortzetting van het toezicht. De reclassering heeft opgetekend dat de preventieve hechtenis op verdachte een grote impact heeft gehad en heeft geleid tot stress-gerelateerde klachten, en ook dat een kortdurend behandelcontact bij Transfore heeft geholpen stress en spanningen beter te reguleren. Verdachte heeft een jaarcontract getekend bij een transportbedrijf. Een gevangenisstraf zal volgens de reclassering deze positieve ontwikkelingen niet ten goede komen.
De oplegging van een taakstraf is echter, gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten, naar het oordeel van de rechtbank een gepasseerd station. Alleen een gevangenisstraf is uit oogpunt van generale en speciale preventie en vergelding passend en geboden. De rechtbank ziet bovendien in de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, reden om een hogere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van een vrijheidsbenemende straf bij deze relatief jonge verdachte. Daarom zal de rechtbank een deel van die straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 36 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.42,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit het wederrechtelijk toegeëigende en nog niet terugbetaalde geldbedrag ter hoogte van € 3.042,56.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd en dat de vordering hoofdelijk wordt opgelegd aan ieder van de medeverdachten en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat [verdachte] alleen verantwoordelijk kan zijn voor het bedrag van € 3.500,-, dat dit bedrag terug moet worden betaald en dat de vordering verder niet aan de orde is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen (€ 8.042,56), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Hoofdelijkheid
Verdachte is naar burgerlijk recht met zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte voor het gehele bedrag aansprakelijk is. De
rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de
benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte/medeverdachten deze al
heeft/hebben betaald, en andersom.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van mishandeling;
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
medeplegen van afpersing;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen;
feit 4
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 6
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd
houden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , (feiten 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5 en 6) van een bedrag van € 8.042,56 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte hoofdelijk verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.042,56,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter en
mr. B.M. Hoek, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.