ECLI:NL:RBOVE:2020:4393

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
Awb 20/827
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend op te treden tegen evenementen op Twente Airport en stikstofdepositie berekeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Enschede om handhavend op te treden tegen het 'Onder de Radar Festival' en het 'Airforce Festival' op Twente Airport. Eiseressen, waaronder Stichting Lonnekerberg en omgeving, hebben handhavingsverzoeken ingediend, die door verweerder zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stikstofdepositie van de evenementen en de exploitatie van de evenementenlocatie niet significant is voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden, zoals berekend met de AERIUS Calculator. De rechtbank oordeelt dat de berekeningen correct zijn uitgevoerd en dat de stikstofdepositie per jaar mag worden berekend. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseressen verworpen, waaronder de stelling dat de evenementen als één project moeten worden beschouwd en dat cumulatieve effecten niet zijn onderzocht. De rechtbank concludeert dat de handhavingsverzoeken terecht zijn afgewezen en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/827

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1. Stichting Lonnekerberg en omgeving (StiL)te Enschede,
2. Stichting Lonneker Land (LL),te Lonneker,
3. Stichting Natuur- en Milieuraad Enschede (NME)te Enschede,
eiseressen,
gemachtigde: mr. D.G.J. Sanderink,
en
het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder,
gemachtigde: mr. V.A. Textor.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1.
De Strip BV, exploitant van Vliegveld Twenthe Evenementenlocatie (verder: VTE) en
[naam 1]eigenaar van VTE,
gemachtigde: mr. A.A. Freriks,
2.
het college van burgemeester en wethouders van Enschede,
gemachtigde: mr. M.A.A. Soppe.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseressen op 22 en 29 juli 2019 ingediende handhavingsverzoeken afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het gezamenlijke bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Namens eiseressen is tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 4 augustus 2020 hebben eiseressen de gronden van het beroep aangevuld.
Bij brief van 14 augustus 2020 heeft verweerder hierop een nadere schriftelijke reactie gegeven.
Op dezelfde datum heeft de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van Enschede een nadere memorie ingediend en meegedeeld dat hij zich bij de door verweerder gegeven reactie aansluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020.
Namens eiseressen zijn verschenen [naam 2] [naam 3] ,
en [naam 4] bijgestaan door hun gemachtigde voornoemd.
Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde, voornoemd. Namens verweerder was tevens aanwezig mr. N. Vollebergh.
Het college van burgemeester en wethouders van Enschede is verschenen bij zijn gemachtigde en M.B. van der Vegt, adviseur geluid en ruimte, en ing. T.E. Ruiter.
De Strip BV en [naam 1] vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verder was
[naam 5] directeur van VTE, aanwezig.
De rechtbank heeft het beroep gelijktijdig ter zitting behandeld met de beroepen geregistreerd bij de rechtbank onder de nummers AWB 20/1019 en 20/1020. De rechtbank doet in die beroepen afzonderlijk uitspraak.

Overwegingen

1. VTE stelt haar evenementenlocatie ter beschikking aan verschillende derden. Deze derden organiseren door het jaar heen evenementen van verscheidene aard op de evenementenlocatie.
2. Het handhavingsverzoek van 22 juli 2019 is gebaseerd op de stelling van eiseressen dat in strijd met artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) zonder Wnb-vergunningen het ‘Onder de Radar Festival’ en het ‘Airforce Festival’ op 27 juli 2019 respectievelijk 2-4 augustus 2019 zijn georganiseerd.
Bij brief van 29 juli 2019 is het handhavingsverzoek uitgebreid. In het verzoek is nu ook gesteld dat het exploiteren van Twente Airport als evenementenlocatie strijdig is met artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. De Wnb-vergunning zou volgens het verzoek nodig zijn, omdat de activiteiten op het terrein van Twente Airport leiden tot toename van stikstofdepositie op al overbelaste Natura 2000-gebieden.
3. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de handhavingsverzoeken moeten worden afgewezen, omdat geen sprake is van een overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Volgens verweerder blijkt uit berekeningen met AERIUS Calculator dat de stikstofdepositie van de beide festivals en van de exploitatie van VTE op de relevante Natura 2000 gebieden (Lonnekermeer en Landgoederen Oldenzaal) niet uitkomt boven de 0,00 mol/ha/jaar. Significante gevolgen voor de Natura 2000 gebieden zijn daarom uitgesloten, aldus verweerder.
4. Namens eiseressen is in beroep in de eerste plaats aangevoerd dat het bestreden besluit op een onjuiste uitleg en/of toepassing berust van het begrip “project” in de zin van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn en artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. De exploitatie van de evenementenlocatie en de evenementen en andere activiteiten die daar plaatsvinden hadden volgens eiseressen als één project moeten worden beoordeeld en niet als afzonderlijke projecten. Eiseressen voeren verder aan dat - ook als uitgegaan wordt van afzonderlijke projecten - verweerder in het bestreden besluit niet heeft aangetoond dat op grond van objectieve omstandigheden met zekerheid kan worden uitgesloten dat de activiteiten waartegen de handhavingsverzoeken zich richten afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied.
Het wettelijk kader
5. Artikel 6, derde lid, van Habitatrichtlijn (Hrl), bepaalt dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het (Natura 2000-)gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Verder bepaalt dit artikellid - voor zover hier van belang - dat de bevoegde nationale instanties slechts toestemming geven voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten.
Artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend verlenen indien is voldaan aan artikel 2.8.
Artikel 2.8, eerste lid, van de Wnb bepaalt dat voor een project als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, de aanvrager van de vergunning een passende beoordeling maakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. Het derde lid bepaalt dat gedeputeerde staten voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning verlenen, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Beoordeling van het beroep
B&W Enschede belanghebbende?
6. Ter zitting hebben eiseressen de vraag opgeworpen waarom de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van Enschede in de gelegenheid heeft gesteld als belanghebbende aan het geding deel te nemen.
Ingevolge artikel 8:26, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de uitkomst van de onderhavige procedure van direct belang is voor de eveneens bij deze rechtbank aanhangige beroepsprocedures van eiseressen met nummers AWB 20/1019 en AWB 20/1020 die gaan over door het college van burgemeester en wethouders van Enschede verleende omgevingsvergunningen voor het ‘Airforce Festival’ en het ‘Onder de Radar Festival’. In de drie procedures zijn door eiseressen nagenoeg gelijke beroepsgronden ingediend en eiseressen hebben de rechtbank ook zelf verzocht om de drie procedures vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk te behandelen. Op grond hiervan heeft de rechtbank het college van burgemeester en wethouders van Enschede ambtshalve in de gelegenheid gesteld aan het geding te nemen.
Eén project?
7. Eiseressen stellen zich op het standpunt dat de exploitatie van de evenementenlocatie en alle evenementen die daarop plaatsvinden als één project moeten worden gezien. De stikstofdepositie van de exploitatie van de locatie en alle evenementen die daar plaatsvinden dient dan ook tezamen te worden beoordeeld. Volgens eiseressen knipt verweerder het project ten onrechte op in kleine stukjes, waardoor de stikstofdepositie van elk afzonderlijk stukje niet boven de 0,00 mol/ha/jaar uitkomt. Hierdoor wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de totale stikstofdepositie van het gehele project.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (vergelijk de uitspraken van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2449, en 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1604) volgt dat een Wnb-vergunning betrekking moet hebben op alle activiteiten die tezamen één project vormen. Op die wijze is gewaarborgd dat de gevolgen van het hele project voor het Natura 2000-gebied bij de beoordeling van een vergunning worden betrokken. De beoordeling van de gevolgen van het gehele project dient uitgangspunt te zijn van de voortoets en de (eventuele) passende beoordeling. Het opknippen van één project in de zin dat voor een deel daarvan een vergunning is vereist en een deel is uitgezonderd van de vergunningplicht is daarmee niet in overeenstemming. Dit kan ook worden afgeleid uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin meermalen is geoordeeld dat een passende beoordeling betrekking heeft op alle aspecten van een project (zie bijvoorbeeld HvJ EU 13 april 2013, Sweetman, ECLI:EU:C:2013:220). Het opknippen van een project is dan ook in strijd met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de exploitatie van het evenemententerrein en de afzonderlijke evenementen die op dit terrein plaatsvinden elk een afzonderlijk project vormen en dat geen sprake is van het opknippen van één project in kleine stukjes. Daartoe is van belang dat tussen de evenementen geen sprake is van onlosmakelijke samenhang. De evenementen die op het terrein plaatsvinden zijn zeer verschillend van aard en worden steeds door andere partijen en in verschillende perioden uitgevoerd. Tussen de diverse partijen en de door hen georganiseerde evenementen bestaat geen enkele relatie. Ook de exploitatie van het terrein vormt geen project samen met een op het terrein te houden (willekeurig) evenement, nu het terrein niet noodzakelijk is om deze evenementen te kunnen laten plaatsvinden. De organisatie van de evenementen kan ook op een ander terrein plaatsvinden. Van onderlinge afhankelijkheid is dan ook geen sprake.
De beroepsgrond faalt.
Significante gevolgen uitgesloten?
8. Eiseressen voeren aan dat - ook als uitgegaan wordt van afzonderlijke projecten - verweerder in het bestreden besluit niet heeft aangetoond dat op grond van objectieve omstandigheden met zekerheid kan worden uitgesloten dat de activiteiten waartegen de handhavingsverzoeken zich richten afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied.
a. Is AERIUS Calculator geschikt om stikstofdepositie te berekenen?
8.1
Eiseressen voeren daartoe in de eerste plaats aan - onder verwijzing naar het Eindrapport ‘Meer meten, robuuster rekenen’ van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof van 15 juni 2020 - dat AERIUS Calculator niet geschikt is om stikstofdepositie mee te berekenen, zodat verweerder de conclusie dat significante gevolgen kunnen worden uitgesloten niet op berekeningen van de stikstofdepositie met AERIUS Calculator heeft kunnen baseren.
De rechtbank stelt vast dat in voormeld Eindrapport geconcludeerd wordt dat AERIUS Calculator, voor zover dat gebruikt wordt voor vergunningverlening, in zijn huidige vorm, niet doelgeschikt is. Daartoe wordt - onder meer en voor zover hier van belang - overwogen dat de betrouwbaarheid van de voorspelling door het hanteren van een zeer lage beoordelingsdrempel onvoldoende is en tot schijnzekerheid leidt.
Het Eindrapport vermeldt (op p. 14/15) evenwel ook het volgende:
“In de berekenketen tussen emissie en depositie bestaat een aantal onzekerheden: in de
beleidstoepassing van AERIUS Calculator worden kleine verschillen in concentraties en depositie berekend op basis van emissies van projecten. Daarbij wordt een zeer lage drempelwaarde gebruikt om vast te stellen of een project significant bijdraagt aan de depositie. Dit is een dusdanig lage waarde dat die meet-technisch niet aan te tonen is op enige afstand van een project. Dit levert schijnnauwkeurigheid op, omdat er onvoldoende informatie is om op de gevraagde ruimtelijke schaal de berekening met voldoende nauwkeurigheid uit te voeren. De onzekerheid in de berekening is veel hoger dan de gestelde drempelwaarde. Voor een beleidstoepassing is deze praktijk desondanks nodig, om te voorkomen dat veel kleine extra emissies bij elkaar opgeteld tot een grote stijging van
de depositie leiden. (…) Om toch aan de wens te voldoen dat er een beleidsinstrument voorhanden is, heeft het adviescollege het AERIUS-systeem gewogen aan de hand van de volgende criteria:
- Is er een risico dat door toepassing van AERIUS de stikstofdepositie op bepaalde Natura 2000-gebieden toeneemt, waardoor de instandhoudingsdoelen in gevaar komen? (…) Het adviescollege concludeert dat het gebruik van een beoordelingsdrempel van 0,005 mol/ha per jaar in een AERIUS-berekening suggereert dat alle bronnen die leiden tot die depositie goed in kaart zijn gebracht. Hiermee is de kans op een onverhoopte toename van de stikstofdepositie beperkt. Op dit aspect beoordeelt het adviescollege daarom dat de toepassing van de AERIUS-systematiek geen risico heeft op toename van de stikstofdepositie.”
En (op p. 16):
“Het adviescollege is niet in staat om een uitspraak te doen over het aantal cijfers achter de komma waarmee de depositieberekening wetenschappelijk nog verantwoord is. Dat vereist uitgebreider onderzoek naar de onzekerheden in de AERIUS-berekeningen. Het college adviseert vanuit het voorzorgsbeginsel om de toepassing van AERIUS in de beoordeling te koppelen aan het generieke stikstofbeleid dat als doel heeft om tot depositieverlaging te komen. Een grote verlaging van depositie door generiek beleid beschermt immers de natuur en verkleint de behoefte om de extra depositie, veroorzaakt door nieuwe projecten, met grote nauwkeurigheid in kaart te brengen. In de context van de uitspraak van de Raad van State is het advies om nu de grens van 0,005 mol/ha per jaar te blijven hanteren en die grens te verhogen afhankelijk van de mate van reductie van de overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) als gevolg van (gezekerd) generiek beleid. Als bijvoorbeeld
de overschrijding van de KDW in een Natura 2000-gebied gehalveerd wordt door generiek beleid, dan kan de grens van 0,005 mol/ha per jaar verruimd worden naar een hogere waarde en kan daarmee een project eerder vergund worden.”
De rechtbank constateert dat het Adviescollege - dat bestaat uit experts op het gebied van metingen en modellering van stikstofconcentraties en -deposities - weliswaar concludeert dat AERIUS Calculator niet doelgeschikt is, maar de specifieke vraag of er een risico is dat door toepassing van AERIUS Calculator de stikstofdepositie op bepaalde Natura 2000-gebieden toeneemt, waardoor de instandhoudingsdoelen in gevaar komen, ontkennend beantwoordt. Voorts wordt ook geadviseerd om de huidige grens van 0,005 mol/ha/jaar te blijven hanteren en die grens te verhogen afhankelijk van de mate van reductie van de overschrijding van de kritische depositiewaarde als gevolg van (gezekerd) generiek beleid.
Verweerder heeft gesteld, en eiseressen hebben dit niet betwist, dat AERIUS Calculator op dit moment het best beschikbare instrument is voor het doorrekenen van projecten op hun effecten op stikstofdepositie. AERIUS Calculator wordt ook nog regelmatig verbeterd, hetgeen blijkt uit het feit dat na de PAS-uitspraken van de Afdeling AERIUS Calculator 2019 is gelanceerd en daarna op 14 januari 2020 AERIUS Calculator 2019A. Vanaf
15 oktober 2020 is AERIUS Calculator 2020 beschikbaar, waarin de nieuwste wetenschappelijke inzichten en actuele data zijn verwerkt.
Dat bij het verkrijgen van de door artikel 6, lid 3, van de Habitatrichtlijn vereiste zekerheid van het best beschikbare instrument mag worden uitgegaan, blijkt onder meer uit het arrest van het Hof van Justitie van 7 september 2004, C-127/02, Kokkelvisserij, ECLI:EU:C:2004:482. Uit dit arrest volgt dat alle aspecten van een project moeten worden geïnventariseerd op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake. Er kan slechts toestemming voor een activiteit worden gegeven als de zekerheid is verkregen dat de activiteit geen schadelijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied. Dit is het geval wanneer er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. De rechtbank kan eiseressen dan ook niet volgen voor zover zij stellen dat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn vereist dat 100% zekerheid wordt verkregen.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat verweerder de stikstofdepositie met AERIUS Calculator heeft kunnen berekenen. De beroepsgrond faalt.
b. Is de juiste versie van AERIUS Calculator toegepast?
8.2
Eiseressen voeren aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte uitgaat van berekeningen die zijn gemaakt met AERIUS Calculator 2019. Op 14 januari 2020 is versie 2019A beschikbaar gekomen. Verweerder had op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht nieuwe berekeningen moeten maken met versie 2019A, aldus eiseressen.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder gesteld dat het uitvoeren van stikstofberekeningen met AERIUS Calculator 2019A pas op 24 maart 2020 (derhalve ná het bestreden besluit van 10 maart 2020) verplicht is gesteld en overigens dat de nieuwe versie voor de onderhavige situatie niet nauwkeuriger of geavanceerder is dan de vorige versie. Uit de Release Notes blijkt dat berekeningen met versie 2019 bij herberekening met versie 2019A leiden tot dezelfde depositiebijdragen, tenzij sprake is van bronnen met warmte-inhoud. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Daar komt bij dat verweerder vóór het nemen van het bestreden besluit wel berekeningen van VTE heeft ontvangen die gemaakt zijn met toepassing van versie 2019A; deze berekeningen lieten dezelfde uitkomst zien.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was de berekeningen met AERIUS Calculator 2019A aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen. Dit is immers pas vanaf 24 maart 2020 verplicht gesteld in artikel 2.1 van de Regeling natuurbescherming. De beroepsgrond faalt.
c. Grenswaarde van 0,005 mol/ha/jaar
8.3
Eiseressen voeren aan dat de berekening van de stikstofdepositie ten onrechte wordt afgerond op twee decimalen achter de komma. Deposities kleiner dan 0,005 mol/ha/jaar worden hierdoor ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken. Dit is volgens eiseressen in strijd met rechtspraak van de Afdeling waaruit volgt dat iedere toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden, hoe gering ook, tot de conclusie leidt dat een project significante gevolgen kan hebben, zodat een passende beoordeling moet worden gemaakt (vergelijk de uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1260, r.o. 8).
Verweerder heeft erop gewezen dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Spoedwet aanpak stikstof over de grenswaarde van 0,005 mol/ha/jaar het volgende heeft verklaard (Kamerstukken I, 2019-2020, 35 347, D, p. 40):
“Wetenschappelijke overwegingen zijn betrokken bij de vormgeving van rekenmethodes om depositie te berekenen. De berekende depositie wordt vervolgens ecologisch beoordeeld, waarbij wederom wetenschappelijke overwegingen gelden. Ten behoeve van de ecologische beoordeling rondt AERIUS Calculator de berekende depositiebijdrage van een individueel plan af op twee decimalen. Dit is voldoende precies om de ecologische effecten van stikstof te kunnen beoordelen, omdat kleinere bijdrages niet kunnen leiden tot een piek in de belasting van stikstof. Deze afronding betekent niet dat depositiebijdrages groter dan 0,00 per definitie een significant effect hebben. Voor de bepaling of een - op twee decimalen afgeronde - berekende bijdrage significant is, kunnen de aanwijzingen in de leidraad worden gevolgd. Daarbij moet ook worden gekeken naar cumulatieve effecten. Ik heb een onafhankelijk adviescollege gevraagd om mij te adviseren over de bestaande rekenmethodiek over de relatie tussen stikstofuitstoot en depositie en of die voldoende wetenschappelijke onderbouwing biedt voor het stikstofbeleid. ”
Het geraadpleegde adviescollege betreft het hiervoor onder 8.1 reeds aangehaalde Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof. Zoals eveneens hiervoor onder 8.1 al aangehaald, heeft dit Adviescollege geadviseerd de grenswaarde van 0,005 mol/ha/per jaar te blijven hanteren tot deze verhoogd kan worden. Volgens het Adviescollege is er bij het hanteren van deze grenswaarde geen risico op toename van de stikstofdepositie.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat er door de afronding op twee decimalen achter de komma relevante stikstofdepositie buiten beschouwing wordt gelaten. De verwijzing naar de aangehaalde uitspraak van de Afdeling maakt dit niet anders, nu de Afdeling zich in die uitspraak niet expliciet heeft uitgelaten over de onderhavige afrondingsproblematiek. De beroepsgrond faalt.
d. Stikstofdepositie berekenen voor looptijd project
8.4
Eiseressen stellen dat verweerder de stikstofdepositie voor het ‘Airforce Festival’ en het ‘Onder de Radar Festival’ ten onrechte per jaar heeft berekend in plaats van gedurende de looptijd van het project.
Verweerder heeft toegelicht dat AERIUS Calculator geen rekening houdt met een piekbelasting gedurende een evenement. Uitgangspunt is dat de depositiebijdrage van een project inzichtelijk wordt gemaakt voor de aaneengesloten 12 maanden waarvoor de depositie het hoogst is. Het is bij piekbelasting ook de vraag of de stikstofdepositie op kwetsbare habitattypen tijdens een evenement zo omvangrijk is dat er sprake is van een direct toxisch effect, aldus verweerder. In beginsel komt dat in Nederland niet voor en in deze zaak volgens verweerder al helemaal niet, gelet op de zeer minimale deposities die bij het ‘Airforce Festival’ en het ‘Onder de Radar Festival’ aan de orde zijn. Verweerder ziet niet in waarom deze wijze van berekenen in strijd zou zijn met de Habitatrichtlijn.
De rechtbank kan verweerder hierin volgen. De beroepsgrond faalt.
e. Stikstofpositie berekend met verkeerde rekenpunten?
8.5
Eiseressen stellen zich op het standpunt dat ten onrechte eigen rekenpunten zijn gebruikt bij de berekeningen in AERIUS Calculator in plaats van de optie “berekening op natuurgebieden”.
Verweerder heeft aangegeven dat het gebruik van eigen rekenpunten niet betekent dat geen worst case-benadering is gemaakt. De berekening met eigen rekenpunten heeft plaatsgevonden met de functie ‘automatisch plaatsen’. De rekenpunten zijn automatisch geplaatst op de meest nabij gelegen rand van het Natura 2000-gebied Lonnekermeer en op de rand van de voor stikstof gevoelige gebieden.
De rechtbank is van oordeel dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat door het gebruik van eigen rekenpunten het onderzoek onzorgvuldig is geweest dan wel dat zij daardoor in hun belangen zijn geschaad. In het dossier bevinden zich berekeningen van AERIUS Calculator waarbij wel “voor natuurgebieden” is geselecteerd. Ook bij deze berekeningen is het resultaat: uw berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jaar. De beroepsgrond faalt.
f. Cumulatieve effecten
8.6
Eiseressen stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijke cumulatieve effecten die het ‘Airforce Festival’ en het ‘Onder de Radar Festival’ in combinatie met andere projecten of plannen kunnen hebben.
De rechtbank overweegt dat indien een aangevraagd project op zichzelf geen effect kan hebben op een Natura 2000-gebied, een onderzoek naar cumulatieve effecten niet hoeft plaats te vinden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016, ELCI:NL:RVS:2016:1573). In de onderhavige zaak heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uitgesloten kan worden dat de afzonderlijke projecten significante gevolgen kunnen hebben voor de nabij gelegen Natura 2000-gebieden, omdat de stikstofbijdrage van ieder project 0,00 mol/ha/jaar is. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Een onderzoek naar cumulatieve effecten hoeft dan ook niet plaats te vinden. De beroepsgrond faalt.
Conclusie
9. Verweerder heeft de door eiseressen op 22 en 29 juli 2019 ingediende handhavings-verzoeken op goede gronden afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.W.M. Bunt en
mr. M.A. Heldeweg als leden, in aanwezigheid van C. Kuiper, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
De griffier is verhinderd voorzitter
de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.