ECLI:NL:RBOVE:2020:4387

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
08-000336-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 33-jarige man uit Nijverdal, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 25 december 2018 in Albergen. De man, die onder invloed van alcohol verkeerde, veroorzaakte een aanrijding waarbij twee personen zwaar gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de feiten en de gevolgen van het gedrag van de verdachte te ernstig waren om te volstaan met een taakstraf of geldboete, zoals door de verdediging was bepleit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, evenals een rijontzegging van vier jaar. De rechtbank benadrukte het belang van preventie en het beïnvloeden van het rijgedrag van de verdachte om toekomstige verkeersongevallen te voorkomen. De verdachte had eerder verklaard dat hij zich niets kon herinneren van het ongeval en dat hij niet begreep waarom hij onder invloed van alcohol had gereden. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn psychische toestand en het feit dat hij een first offender was. De rechtbank concludeerde dat de straf passend was, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-000336-19 (P)
Datum vonnis: 18 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 04 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zodanig onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan, dan wel dat hij zodanig heeft gereden dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Albergen in de gemeente Tubbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Almelo en/of gaande in de richting Albergen,
daarmee rijdende op de weg, de Ootmarsumsestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
gezien verdachtes rijrichting naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend,
toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Albergen in de gemeente Tubbergen,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Almelo en/of gaande in de richting Albergen,
daarmee heeft gereden op de weg, de Ootmarsumsestraat en
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
gezien verdachtes rijrichting naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomen en/of
is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend,
toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Albergen, gemeente Tubbergen,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,98 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam gereden, als gevolg waarvan sprake is van ernstige schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een ongeval veroorzaakt waardoor aan slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en aan slachtoffer [slachtoffer 2] zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - overeenkomstig de inhoud van de door hem ter zitting overgelegde pleitnota - zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Volgens de raadsman is er sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte en levert dit aanmerkelijke schuld op in de zin van artikel 6 WVW.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit.
Op grond van het proces-verbaal op pagina 12 van het dossier, zijn de bloedmonsters voorzien van de SIN-stickers: TAAX 1549 NL (analyse) en TAAX 1550 NL (tegenonderzoek). Vervolgens zijn de bloedmonsters verpakt en verzegeld en is het bloedafnameformulier voorzien van de SIN-stickers TAAX 1550 NL (analyse) en TAAX 1551 NL (tegenonderzoek) (pagina 14). Door het NFI is onderzoek uitgevoerd aan TAAX 1548 NL (pagina 16). De strikte waarborgen rond het bloedonderzoek zijn daarmee niet volledig in acht genomen en er dient daarom vrijspraak te volgen. Subsidiair heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2020;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 26 december 2018, pagina 26;
  • de geneeskundige verklaring van ZGT, opgemaakt door Ten Cate, arts, van
7 maart 2019, pagina 28;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 26 december 2018, pagina 29;
  • het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, met foto’s, van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 22 februari 2019, pagina’s 70 tot en met 91;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 25 februari 2020, met proces-verbaalnummer PL0600-2018579596-33.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en daarmee ‘ernstige schuld’ heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen. Verdachte heeft dit feit bekend. Hoewel door de raadsman vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank met verwijzing naar onderstaande bewijsmotivering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2020;
  • het proces-verbaal van rijden onder invloed van verbalisant [verbalisant 4] van 13 juli 2019, pagina’s 12 tot en met 15;
  • het Rapport Alcohol in het verkeer van het NFI, met bijlage, van 10 januari 2019, pagina’s 16 tot en met 18.
De raadsman heeft gesteld dat het onderzoek van het NFI is uitgevoerd op het monster met SIN-nummer TAAX 1548 NL, terwijl het bloed van verdachte onder SIN-nummer TAAX 1549 NL is verpakt.
De rechtbank constateert dat blijkens het proces-verbaal op pagina 12 van het dossier, de bloedmonsters van verdachte zijn voorzien van de SIN-stickers: TAAX 1549 NL (analyse) en TAAX 1550 NL (tegenonderzoek). Uit het rapport Alcohol en drugs in het verkeer van het NFI [3] blijkt dat het bloed met de SIN-nummers TAAX 1549 NL en TAAX 1550 NL afkomstig is van het
bloedblokmet SIN-nummer TAAX 1548 NL. Uit dit rapport blijkt voorts duidelijk en onmiskenbaar dat het onderzoek naar ethanol is uitgevoerd op het monster met SIN-nummer TAAX 1549 NL. Gelet hierop ziet de rechtbank niet in welke waarborg rond het bloedonderzoek niet in acht genomen zou zijn. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Albergen in de gemeente Tubbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Almelo en
/ofgaande in de richting Albergen, daarmee rijdende op de weg, de Ootmarsumsestraat,
zeer,
althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol,
althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,niet ofin onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
gezien verdachtes rijrichting naar links heeft gestuurd en
/ofnaar links is gegaan en
/of geheel ofgedeeltelijk op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomen en
/of
is gebotst tegen, in elk gevalin aanrijding is gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.hij op
of omstreeks25 december 2018 te Albergen, gemeente Tubbergen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,98 milligram,
in elk geval hoger dan 0,5 milligram,alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6, 8 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het onder
1 primairen
2bewezenverklaarde levert op:
de
eendaadse samenloopvan de misdrijven: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan anderen zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet en overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is mede ten gevolge van het ongeval psychisch uit zijn evenwicht gebracht. Hij is tweemaal vrijwillig opgenomen geweest in verband met suïcidale en psychotische klachten. Sinds een paar maanden is er sprake van een stabiele leefsituatie, mede omdat verdachte goed is ingesteld op de medicatie.
De raadsman heeft verzocht om, gelet op het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is bereid en in staat om een taakstraf uit te voeren of een geldboete in termijnen te betalen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte first offender is en dat hij inmiddels weer fulltime aan het werk is in de auto-elektronica branche. Hij heeft een vast contract. Ten aanzien van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aan het verkeer deelgenomen terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol verkeerde. Daarbij heeft hij buitengewoon onberekenbaar en gevaarlijk gereden. Verdachte is met zijn voertuig op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen en heeft een aanrijding veroorzaakt met een voertuig dat zich op die weghelft bevond. De bestuurder van dit voertuig, [slachtoffer 1] , en een passagier [slachtoffer 2] hebben daardoor letsel opgelopen. Verdachte kan zich niets van het ongeval en de periode daarvoor herinneren, hij kan niet verklaren waarom hij onder invloed van alcohol in de auto is gestapt en weet niet hoe en waarom hij in Albergen terecht is gekomen. De rechtbank vindt dit zeer zorgelijk en rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
Het ongeval heeft grote gevolgen gehad voor de slachtoffers, zoals blijkt uit de medische stukken waarin het letsel van de slachtoffers wordt beschreven. Als gevolg van de aanrijding heeft slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit de medische stukken en de slachtofferverklaring blijkt dat hij op dit moment, bijna twee jaar na de aanrijding, nog steeds niet volledig is hersteld. [slachtoffer 1] heeft dit indringend onder woorden gebracht in zijn slachtofferverklaring die ter zitting door zijn dochter is voorgelezen. Ook heeft door de aanrijding [slachtoffer 2] lichamelijk letsel opgelopen. Er is bij hem sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Door verdachtes handelen is aan de slachtoffers leed toegebracht. Dat leed zal door strafoplegging niet ongedaan gemaakt kunnen worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW 1994 waarbij, zoals hier het geval is, sprake is van ernstige schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en sprake was van alcoholgebruik hoger dan 570 ug/l, een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
Verder heeft de rechtbank bij de straftoemeting acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 30 november 2020.
Daaruit blijkt dat verdachte door verschillende gebeurtenissen in zijn leven psychisch uit balans is geraakt. Hiervan was al sprake ten tijde van de onderhavige verdenking, maar dit werd nadien erger. Verdachte is in 2019 tweemaal vrijwillig opgenomen op de High Intensive Care (HIC) van Dimence in verband met suïcidale- en psychotische klachten. Uit de daar gestelde diagnostiek wordt gedacht aan depressie, als dan niet met psychotische kenmerken, PTSS en een autisme spectrum stoornis. De reclassering acht een gevangenisstraf contra-geïndiceerd en adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat hij veel spijt heeft van zijn verkeersgedrag en dat hij zich zijn verkeersgedrag ook aanrekent. Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard dat hij tot op heden dagelijks gebukt gaat onder de gevolgen van zijn handelen. Hij realiseert zich goed dat hetgeen hij ervaart in het niet valt bij hetgeen de slachtoffers moeten voelen en ervaren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een taakstraf of een geldboete zoals door de raadsman is bepleit. Daarvoor zijn de door verdachte gepleegde feiten en de gevolgen daarvan
te ernstig, zodat het vergeldende doel van straffen daaraan in de weg staat.
In deze zaak verdient naast dat doel het preventieve doel van straffen aandacht. Het is voor
de toekomst van belang dat verdachtes rijgedrag zodanig wordt beïnvloed dat de kans op
veroorzaking van verkeersongevallen door verdachte zo veel mogelijk wordt voorkomen.
De rechtbank zal derhalve aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van na te noemen duur. Dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om naar zijn werk te reizen maakt dit niet anders, verdachte zal daarvoor alternatief vervoer moeten zoeken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde oplevert:
de eendaadse samenloop van de misdrijven: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan anderen zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet en overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
vier jaren;
- met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is ook niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018579596. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018579596. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.het Rapport Alcohol in het verkeer van het NFI, met bijlage, van 10 januari 2019, pagina 16.