ECLI:NL:RBOVE:2020:4358

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
08/910004-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor grootschalige Marktplaatsoplichting met identiteitsfraude en witwassen

Op 17 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin vijf mannen zijn veroordeeld voor grootschalige oplichting via Marktplaats. De hoofdverdachte, een 25-jarige man zonder vaste woon- en verblijfplaats, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden en 2 weken, en moet een bedrag van 175.000 euro terugbetalen, het bedrag dat hij uit de oplichting heeft verkregen. De rechtbank oordeelde dat de hoofdverdachte aan het hoofd stond van een criminele organisatie die zich schuldig maakte aan identiteitsfraude en computervredebreuk. Hij benaderde slachtoffers via advertenties op Marktplaats, deed zich voor als koper of verkoper en wekte zo hun vertrouwen door bijvoorbeeld foto's van een identiteitskaart te sturen. Vervolgens werden slachtoffers op geraffineerde wijze opgelicht, waarbij bankcodes werden afgetroggeld onder dreiging van geweld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/910004-17 (P)
Datum vonnis: 17 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
27 oktober 2020, 30 oktober 2020, 3 november 2020 en 3 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. C.T. Tjauw-Foe en G.L.M. Verstegen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 27 oktober 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 22 november 2016 tot en met 2 februari 2017 zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen van geldbedragen, dan wel dat hij een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling van deze geldbedragen;
feit 2:in de periode van 6 januari 2017 tot en met 27 januari 2017 zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen van Apple MacBooks en/of een IPad, dan wel deze voorwerpen heeft geheeld;
feit 3:in de periode van 22 november 2016 tot en met 6 februari 2017 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 november 2016 tot en met 2 februari 2017, te Enschede en/of te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, (telkens) van een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen voorhanden had, terwijl hij wist dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en/of voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
- op 24 november 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 9500 euro) (aangifte 293, [aangever 1] , p.14400);
- op 4 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 3400 euro) (aangifte 312, [aangever 2] , p.14600);
- op 8 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2500 euro) (aangifte 317, [aangever 3] , p. 15600);
- op 13 en/of 14 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 5000 euro) (aangifte 323, [aangever 4] ,p.14800);
- op 24 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 5000 euro) (aangifte 341, [aangever 5] , p. 16000);
- op 9 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 10.900, althans 5000 euro) (aangifte 359, [aangever 6] , p.15200);
- op 21 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 4500 euro) (aangifte 372, [aangever 7] , p. 15400);
- op 2 februari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 7200 euro (aangifte 387, [aangever 8] , p. 15100);
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 november 2016 tot en met 2 februari 2017, te Enschede en/of te Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, (telkens) een goed, te weten de hierna te noemen geldbedragen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die geldbedragen (telkens) wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- op 24 november 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 9500 euro) (aangifte 293, [aangever 1] , p.14400);
- op 4 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 3400 euro) (aangifte 312, [aangever 2] , p.14600);
- op 8 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2500 euro) (aangifte 317, [aangever 3] , p. 15600);
- op 13 en/of 14 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 5000 euro) (aangifte 323, [aangever 4] ,p.14800);
- op 24 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 5000 euro) (aangifte 341, [aangever 5] , p. 16000);
- op 9 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 10.900, althans 5000 euro) (aangifte 359, [aangever 6] , p.15200);
- op 21 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 4500 euro) (aangifte 372, [aangever 7] , p. 15400);
- op 2 februari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 7200 euro (aangifte 387, [aangever 8] , p. 15100)
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 januari 2017 tot en met 27 januari 2017, te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) een voorwerp, te weten drie, althans een aantal, Apple Macbooks en/of een Ipad, heeft
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten drie, althans een aantal, Apple Macbooks en/of een Ipad gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(aangifte 354, [aangever 9] , p.16400)
(aangifte 356, [aangever 10] , p.16600)
(aangifte 376, [aangever 11] , p. 17100)
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 januari 2017 tot en met 27 januari 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
één of meer goederen, te weten drie, althans een aantal, Apple Macbooks en/of een Ipad
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(aangifte 354, [aangever 9] , p.16400)
(aangifte 356, [aangever 10] , p.16600)
(aangifte 376, [aangever 11] , p. 17100)
3.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2016 tot en met 06 februari 2017 te Enschede, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (oplichting in vereniging, computervredebreuk, witwassen, heling en/of één of meer andere misdrijven).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie zijn van mening dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde witwassen bewezen kan worden verklaard, maar niet het gewoontewitwassen.
De raadsman is van mening dat het onder 2 primair tenlastegelegde witwassen bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman bepleit dat [verdachte] geen deelnemer is geweest aan de organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband nu verschillende verdachten gedurende een zeer kort tijdsbestek sporadisch contact met [medeverdachte 1] hadden. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een bepaalde organisatiegraad. De pinners verschilden telkenmale. Ditzelfde geldt ook voor het afhalen van de spullen en het regelen van de bankpasjes. [verdachte] is betrokken geweest op enkele data maar deze incidentele bijdrages brengen nog niet met zich dat sprake is van ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr. Het onder 3 tenlastegelegde kan derhalve niet bewezen verklaard worden en [verdachte] dient dan ook van dit feit vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Onder 1 is aan [verdachte] primair (gewoonte)witwassen van een achttal geldbedragen ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 420ter Sr.
[verdachte] heeft bekend dat hij tegen betaling de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen heeft gepind. Hij wist dat die geldbedragen waren overgeboekt van bankrekeningen waarmee gefraudeerd was.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, voor zover dit het witwassen van de genoemde geldbedragen betreft, op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu [verdachte] dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage.
Ten aanzien van het gewoontewitwassen
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van incidenteel witwassen. Uit de duur en de frequentie van de door de verdachte gepleegde handelingen, te weten het acht maal pinnen van een geldbedrag in een periode van bijna tien weken, leidt de rechtbank af dat het witwassen door [verdachte] een structureel karakter heeft gehad. Dit leidt tot de conclusie dat hij van het witwassen van de hoeveelheden geld een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in de periode van 24 november 2016 tot en met 2 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen van in totaal € 48.000,--.
4.3.2
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Onder 2 is aan [verdachte] primair het medeplegen van witwassen van een drietal MacBooks en een IPad ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 420bis Sr.
[verdachte] heeft bekend dat hij de MacBooks en de IPad heeft opgehaald bij de betreffende elektronicazaken. Hij wist dat die MacBooks en die IPad waren betaald vanaf bankrekeningen waarmee gefraudeerd was.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu [verdachte] dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] het onder 2 primair ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ gepleegd heeft en spreekt hem van dit onderdeel vrij.
4.3.3
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
Onder 3 is [verdachte] deelneming aan een criminele organisatie, strafbaar gesteld in artikel 140 Sr, ten laste gelegd.
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Voor het bewijs van het oogmerk van de organisatie, te weten het plegen van misdrijven, zal onder andere betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
De bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 3
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezen verklaard dat [verdachte] zich in de periode van 24 november 2016 tot en met 2 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Ook heeft de rechtbank bewezen verklaard dat [verdachte] zich in de periode van 6 januari 2017 tot en met 27 januari 2017 schuldig heeft gemaakt aan witwassen, meermalen gepleegd. [verdachte] heeft met betrekking tot beide bewezenverklaarde feiten verklaard dat hij wist dat er werd ingebroken op de bankrekeningen van bepaalde personen en dat er op die manier bedragen werden overgeboekt naar rekeningen waar het geld vervolgens van werd afgehaald.
Uit het dossier blijkt de volgende werkwijze.
Een verkoper plaatst op Marktplaats een advertentie waarin hij een goed te koop aanbiedt en vermeldt daarbij zijn telefoonnummer. Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) reageert via WhatsApp op deze advertentie en bericht dat hij interesse heeft in het aangeboden goed. Hij gebruikt daarbij de naam van een andere persoon. Vervolgens komen [medeverdachte 1] en de koper een bedrag overeen. [medeverdachte 1] wekt op slinkse wijze het vertrouwen van de koper door hem via WhatsApp een kopie van een identiteitsbewijs en/of bankpasje (op naam van die andere persoon of van diens vrouw) toe te sturen. [medeverdachte 1] vraagt de verkoper een afbeelding van zijn identiteitskaart en bankpas terug te sturen. [medeverdachte 1] deelt mee dat hij het overeengekomen bedrag wil betalen via zijn zakelijke bankrekening en dat de verkoper deze betaling moet bevestigen. De verkoper laat zich door [medeverdachte 1] instrueren om de betaling te bevestigen. Op deze wijze ontfutselt [medeverdachte 1] alle noodzakelijke gegevens voor het mobielbankierenaccount van de verkoper. [medeverdachte 1] kan hierdoor het mobielbankierenaccount van de verkoper activeren op zijn telefoon en daarmee toegang krijgen tot de bankrekening van de verkoper. [medeverdachte 1] is in staat om, zonder toestemming van de verkoper, geldbedragen over te schrijven naar de bankrekening van een door [verdachte] , en de medeverdachten [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] (hierna respectievelijk [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ) geronselde katvanger. Deze katvangers hebben hun rekening, bankpasje en pincode tegen een geringe vergoeding ter beschikking gesteld. Bedragen die door [medeverdachte 1] worden overgeschreven worden direct na de overschrijving contant opgenomen bij een pinautomaat door [verdachte] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] en zij komen op deze manier in het bezit van het van de bankrekening overgemaakte geld. Ook betaalt [medeverdachte 1] vanaf de bankrekening van de verkoper goederen die hij online bestelt bij onder meer de Media Markt en BCC, waarbij hij laat weten dat de goederen opgehaald zullen worden. De online bestelde goederen worden kort na de bestelling opgehaald door [verdachte] of een door [verdachte] of [medeverdachte 1] geregelde katvanger.
[verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben aldus een faciliterende rol gespeeld bij het in het handen krijgen van de door (internet)oplichting verkregen geldbedragen en goederen.
Uit de bij de oplichting van de aangevers gevolgde werkwijze leidt de rechtbank af dat sprake was van een van tevoren afgesproken taakverdeling. In het kader van die werkwijze vonden in een kort tijdsbestek de volgende handelingen plaats:
- contact leggen met een aanbieder naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats;
- overhalen/betalen van een katvanger;
- regelen van de pas en bijbehorende pincode;
- verkrijgen van de inloggegevens van de aanbieder;
- overboeken van het geld van de rekening van de aanbieder naar de katvangersrekening;
- informeren van mededaders dat het geld op een rekening is gestort;
- binnen een uur (laten) opnemen van het geld, of
- bestellen van goederen bij webwinkels en het en het (laten) afhalen van die goederen.
Deze handelingen duiden op een samenwerkingsverband, waarbij de rollen van de deelnemers niet gelijk waren. Er bestond een bepaalde hiërarchie binnen het samenwerkingsverband, waarbij [medeverdachte 1] telkens de initiatiefnemer van de oplichtingen was en ook het contact met de aanbieders op Marktplaats onderhield. Voor het regelen van de benodigde bankpasjes, het pinnen van het geld van de rekeningen van de katvangers en het ophalen van online bestelde goederen schakelde [medeverdachte 1] zijn medeverdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in. Het bewijs voor deze handelingen worden op onderdelen ondersteund door meerdere tapgesprekken (tussen enerzijds [medeverdachte 1] en anderzijds [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ) en door verklaringen van de personen die hun bankpas ter beschikking hebben gesteld.
In de periode van 22 november 2016 tot en met 10 december 2016 heeft [medeverdachte 1] bij de oplichting gebruik gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en noemde hij zich [naam 1] .
Op 13 december 2016 heeft [medeverdachte 1] naar [verdachte] gebeld en hem meegedeeld dat hij ( [medeverdachte 1] ) niet actief kon gaan (de rechtbank leest: niet kon oplichten) omdat hij geen nieuw nummer meer had. [verdachte] had nog een hele doos Lyca simkaarten en heeft [medeverdachte 1] van een nieuw telefoonnummer ( [telefoonnummer 2] ) voorzien. [medeverdachte 1] heeft vanaf dat moment 14 december 2016 tot en met 7 januari 2017 bij de oplichtingen gebruik gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en noemde zich [naam 2] .
Op verzoek van [medeverdachte 1] heeft [verdachte] een “R-tje” (bankpas Rabobank) van een katvanger geregeld. Direct nadat het door oplichting verkregen geld op een bankrekening van een katvanger was geboekt door [medeverdachte 1] gaf [medeverdachte 1] [verdachte] een seintje dat hij naar de pinautomaat (“R”) moest. Vervolgens nam [verdachte] of een door hem ingeschakelde katvanger enkele minuten na de overboeking de bedragen met duizenden (kop) euro’s tegelijk op bij de pinautomaat. [verdachte] heeft bekend dat hij pasjes heeft geregeld. Ook heeft hij bekend dat hij tegen betaling (per keer 50, 100 of 150 euro) heeft gepind van rekeningen waarmee gefraudeerd was.
Op momenten dat er geen pinpas voorhanden was bestelde [medeverdachte 1] producten bij de BCC dan wel Media Markt, deze goederen werden betaald vanaf de bankrekening van de verkoper. [verdachte] regelde op verzoek van [medeverdachte 1] een katvanger om het product in de winkel af te halen. [medeverdachte 1] deelde [verdachte] mee dat het product klaar lag in de winkel en kreeg de opdracht het product af te halen. De goederen werden kort na de bestelling door [verdachte] of door een door [verdachte] geregelde katvanger afgehaald. Dit alles vereiste een strakke organisatie waarbij de leden van de criminele organisatie vrijwel constant met elkaar in verbinding stonden. De verdachten hadden rond de tijdstippen van de individuele oplichtingen dan ook steeds nauw contact met elkaar en stemden onderling af hoe te handelen voor en na de oplichtingen.
Uit het vorenstaande blijkt dat de samenwerking een duurzaam en gestructureerd karakter had, dat [verdachte] behoorde tot dit samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad en ondersteuning heeft geboden aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [verdachte] heeft verklaard dat hij wist dat het gepinde geld afkomstig was van (internet)oplichting en hij wist dan ook dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven.
Conclusie
Op grond van het voren overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] deel heeft uitgemaakt van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichting, computervredebreuk, identiteitsfraude en het witwassen van het daarmee verkregen geld.
Het onderdeel ‘en/of één of meer andere personen’
De officieren van justitie hebben ten aanzien van het onderdeel ‘en/of één of meer andere personen’ bij feit 3 ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat niet tot bewezenverklaring gerekwireerd wordt. De rechtbank leidt uit het standpunt van de officieren van justitie af dat het niet de bedoeling van het Openbaar Ministerie is (geweest) om de deelneming aan een criminele organisatie van meer personen dan de drie genoemde personen (naast [verdachte] ) ten laste te leggen. Om deze reden zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van dit onderdeel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 24 november 2016 tot en met 2 februari 2017, in Nederland, (telkens) van een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verhuld wie de rechthebbende op die geldbedragen was en heeft verhuld wie die geldbedragen voorhanden had en die geldbedragen heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
- op 24 november 2016 een hoeveelheid geld (in totaal € 9.500,--);
- op 4 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal € 3.400,--);
- op 8 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal € 2.500,--);
- op 14 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal € 5.000,--);
- op 24 december 2016 een hoeveelheid geld (in totaal € 5.000,--);
- op 9 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal € 10.900,--);
- op 21 januari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal € 4.500,--);
- op 2 februari 2017 een hoeveelheid geld (in totaal € 7.200,--);
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2. primair
hij in de periode van 06 januari 2017 tot en met 27 januari 2017, in Nederland, drie Apple Macbooks en een Ipad, heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij (telkens) wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij in de periode van 22 november 2016 tot en met 6 februari 2017 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (oplichting, computervredebreuk, witwassen en één ander misdrijf).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140, 420bis en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: gewoontewitwassen;
feit 2 primair
het misdrijf: witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn gelet op bijzondere omstandigheden. De officieren van justitie hebben wel acht geslagen op het lange tijdsverloop sinds de inverzekeringstelling en hebben hier rekening mee gehouden in de strafeis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de feiten 1 primair en 2 primair kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen en aan deelname aan een criminele organisatie.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zich op geraffineerde en gewetenloze wijze schuldig gemaakt aan Marktplaatsoplichtingen. [verdachte] vormde een belangrijke schakel in het geheel aan handelingen die tot het bewezen verklaarde (gewoonte)witwassen en deelname aan de criminele organisatie hebben geleid. [verdachte] is degene die samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , voorafgaand aan de oplichting door [medeverdachte 1] , katvangers ronselde die tegen een geringe vergoeding hun bankrekening, bankpas en pincode ter beschikking stelden. Zo nodig lieten [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] katvangers voorafgaand aan het pinnen hun opnamelimieten verhogen. Deze katvangers waren vaak kwetsbare personen met financiële problemen die de vergoeding goed konden gebruiken en de gevolgen voor lief namen. Bedragen die werden overgeschreven door [medeverdachte 1] werden direct na de overschrijving contant opgenomen bij een pinautomaat door [verdachte] of door een van de medeverdachten. Indien er geen bankpas van een katvanger beschikbaar was werden door [medeverdachte 1] goederen besteld die door hem werden betaald vanaf de bankrekeningen van aangevers. Bestelde goederen werden doorgaans door [verdachte] opgehaald, soms schakelde hij een ander daarvoor in. Dit alles vereiste een strakke organisatie waarbij de leden van de criminele organisatie vrijwel constant met elkaar in verbinding stonden.
[verdachte] heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de personen die hun bankrekening ter beschikking stelden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van [verdachte] van 6 oktober 2020, waaruit blijkt dat hij recent niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank neemt in aanmerking de inhoud van het over [verdachte] opgemaakte reclasseringsrapport van 9 oktober 2020.
Gelet op de ernst en de omvang van de feiten zoals hiervoor geschetst, is de rechtbank van oordeel dat de enige passende sanctie een gevangenisstraf is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf betrekt de rechtbank de straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken.
Omdat [verdachte] recent niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten en om hem ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In deze zaak is de redelijke termijn aangevangen op 6 februari 2017, de dag dat [verdachte] in verzekering is gesteld. Op 10 december 2019 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Op 27 oktober 2020 is de inhoudelijke behandeling aangevangen en de rechtbank doet uitspraak op 17 december 2020. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus ruim drie jaren en tien maanden. Een deel van deze tijdsduur, door de rechtbank begroot op tien maanden, is toe te schrijven aan de omstandigheid dat op verzoek van de verdediging getuigen zijn gehoord bij de rechter-commissaris. De redelijke termijn is dan ook met één jaar overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat door de op te leggen gevangenisstraf te verminderen met 10%. [1]
In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden, maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn een strafvermindering van een maand en twee weken toepassen en [verdachte] veroordelen tot een gevangenisstraf van dertien maanden en twee weken waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Feit 1
[aangever 7] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.578,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, afschrijving van de bankrekening als gevolg van oplichting.
Feit 2
[aangever 10] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 969,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, afschrijving van de bankrekening als gevolg van oplichting.
[aangever 9] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.572,60, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat voor een gedeelte uit materiële schade. Een bedrag van € 2.500,-- is aangewend als verlies van inkomsten, een bedrag van € 64,80 is aangewend als reiskosten voor een bezoek aan de geschillencommissie en een bedrag van € 7,80 is aangewend als reiskosten voor een bezoek aan het politiebureau. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de vordering van de benadeelde [aangever 9] niet-
ontvankelijk te verklaren nu de aard van de gevorderde kosten in een te ver verwijderd verband staat met de strafbare handelingen van [verdachte] en het geen rechtstreekse schade betreft.
De officieren van justitie hebben gevorderd de overige vorderingen toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officieren van justitie hebben verzocht om ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever 7] en [aangever 10] te bepalen dat [verdachte] voor die schade hoofdelijk aansprakelijk is, samen met [medeverdachte 1] .
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering inzake [aangever 9] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de aard van de gevorderde kosten in een te ver verwijderd verband staat met de strafbare handelingen van [verdachte] .
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank inzake de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 7] en [aangever 10] .
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair en 2 primair:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde schadeposten ten aanzien van de materiële schade zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot de volgende bedragen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd:
- [aangever 7] : € 4.578,20;
- [aangever 10] : € 969,--.
- [aangever 9] : € 72,60 (reiskosten).
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [aangever 9] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren nu op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte door het bewezen verklaarde handelen aan deze benadeelde partij rechtstreeks schade heeft toegebracht.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: gewoontewitwassen;
feit 2 primair
het misdrijf: witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden en 2 (twee) weken;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna genoemde benadeelde partijen van het hierna volgende bedrag:
- [aangever 7] (feit 1 primair):
€ 4.578,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- [aangever 10] (feit 2 primair):
€ 969,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- [aangever 9] (feit 2 primair):
€ 72,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2017;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van de hierna te noemen bedragenten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- [aangever 7] (feit 1 primair):
€ 4.578,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2017 / gijzeling voor de duur van
55 dagen– een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan –;
-[aangever 10] (feit 2 primair):
€ 969,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2017 / gijzeling voor de duur van
negentien (19) dagen– een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan –;
- [aangever 9] (feit 2 primair):
€ 72,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2017 / gijzeling voor de duur van
één (1) dag;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 9] voor een deel van € 5.500,--
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat en mr. S.R. Kuiper, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. In het geval wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit pagina’s uit het dossier van [verdachte] van de Politie Eenheid Oost-Nederland. Per bewijsmiddel wordt het betreffende subdossier aangeduid. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voor zover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, sessienummer en paginanummer.
Feit 1
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van [verdachte] als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 1]mede namens [aangever 1] Muziek van
25 november 2016, pag. 14410 tot en met 14414 van het subdossier MO02 PL0600-2016577902 (Map 21);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 1] ) van 16 februari 2017, pag. 14489 tot en met 14495 van het subdossier MO02 PL0600-2016577902 (Map 21);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 2]van 5 december 2016, pag. 14610 tot en met 14611 van het subdossier MO02 PL0600-2016606686 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 2] ) van 16 februari 2017, pag. 14623 tot en met 14631 van het subdossier MO02 PL0600-2016606686 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 3]van 15 december 2016, pag. 15613 tot en met 15614 van het subdossier MO02 PL0600-2016610516 (map 23);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 3] ) van 16 februari 2017, pag. 15677 tot en met 15681 van het subdossier MO02 PL0600-2016610516 (map 23);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 4]van 18 december 2016, pag. 14811 tot en met 14813 van het subdossier MO02 PL0600-2017069505 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 4] ) van 16 februari 2017, pag. 14883 tot en met 14893 van het subdossier MO02 PL0600-2017069505 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 5]van 28 december 2016, pag. 16010 tot en met 16013 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 5] ) van 14 maart 2017, pag. 16107 tot en met 16122 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 6]van 10 januari 2017, pag. 15211 tot en met 15218 van het subdossier MO02 PL0600-2017115136 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak Kuijper van der Duijn) van 16 februari 2017, pag. 15299 tot en met 15306 van het subdossier MO02 PL0600-2017115136 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 7]van 23 januari 2017, pag. 15409 tot en met 15411 van het subdossier MO02 PL0600-2017166439 (Map 23);
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 23 maart 2017, pag. 15482 tot en met 15491 van het subdossier MO02 PL0600-2017166439 (Map 23);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 8]van 3 februari 2017, pag. 15110 tot en met 15111 van het subdossier MO02 PL0600-2016606686 (Map 22);
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens de Rabobank (zaak [aangever 8] ) van 16 februari 2017, pag. 15152 tot en met 15163 van het subdossier MO02 PL0600-2016606686 (Map 22);
Feit 2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 9]van 9 januari 2017, pag. 16410 tot en met 16412 van het subdossier MO03 PL0600-2017035426 (Map 24);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 10]van 9 januari 2017, pag. 16611 tot en met 16612 van het subdossier MO03 PL0600-2017035399 (Map 24);
Het proces-verbaal van verhoor verdachte F. Tahir van 21 maart 2017, pag. 16729 tot en met 16730 van het subdossier MO03 PL0600-2017035399 (Map 24);
Het proces-verbaal van aangifte van
[aangever 11]van 20 januari 2017, pag. 17110 tot en met 17111 van het subdossier MO03 PL0600-2017050134 (Map 25);
Feit 3
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2020, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van [verdachte] :
Ik beken dat ik in opdracht van [medeverdachte 1] bankpasjes heb geregeld. Iedere keer als over [naam 4] wordt gesproken, gaat het over [medeverdachte 1] . Ook heb ik tegen een geringe vergoeding geldbedragen van de bankrekeningen gepind. Het is juist dat ik wist dat er werd ingebroken op de bankrekeningen van bepaalde personen en dat er op die manier bedragen werden overgeboekt naar rekeningen waar het geld vervolgens van werd afgehaald. Mijn telefoonnummer was in de ten laste gelegde periode [telefoonnummer 3] .
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 7 februari 2017, zakelijk weergegeven, voor zover van belang, inhoudende op pag. 1048 van het persoonsdossier (Map 2):
U noemt het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Dat is mijn telefoonnummer.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 16 februari 2017, zakelijk weergegeven, voor zover van belang, inhoudende op pag. 18048 van het zaaksdossier criminele organisatie (Map 27):
Ik heb aan [verdachte] gevraagd of hij pasjes kan regelen.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 6 april 2017, zakelijk weergegeven, voor zover van belang, inhoudende op pag. 14439 van het subdossier MO02 PL0600-2016577902 (Map 21):
Ik kan u verklaren dat het genoemde nummer (rechtbank: [telefoonnummer 5] ) eindigend op [telefoonnummer 5] mijn eigen telefoonnummer is.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 8 februari 2017, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 14072 van het persoonsdossier van [verdachte] (Map 21):
Ik heb wel eens pasjes geregeld. Ik weet dat ik er eentje bij mij had toen ik ben aangehouden. Die had ik via [naam 4] . Hij gaf het pasje aan mij en ik stopte het in mijn zak. Ik ken alleen de achternaam van de persoon van dat pasje, Pintore.
Een tapgesprek met sessienummer 88747, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16079 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 13 december 2016 om 03:27 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt he broer luister ik kan niet actief gaan ik heb geen nieuw nummer man jij hebt toch simkaart gekregen
[telefoonnummer 3] : zegt wat
[telefoonnummer 5] : zegt gebruik jij die simkaart die je vandaag hebt gekregen
[telefoonnummer 3] : zegt ik heb een hele doos Lyca
[telefoonnummer 5] : zegt heb je bij je thuis
[telefoonnummer 3] : zegt ja
[telefoonnummer 5] : zegt kun je eentje activeren en mij die nummer geven zodat ik de whatsapp daarop kan doen
[telefoonnummer 3] : zegt ja wacht even dan
[telefoonnummer 5] : zegt je moet wei in je telefoon doen he
[telefoonnummer 3] : zegt ja duh wacht wacht he even kijken he [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 5] : zegt ja
[telefoonnummer 3] : zegt is wel Lyca he
[telefoonnummer 5] : zegt maakt niet uit heb je ai bericht gedaan
[telefoonnummer 3] : zegt nee bijna wacht
[telefoonnummer 5] : zegt weetje hoe je de telefoonnummer kunt zien he
[telefoonnummer 3] : zegt hmm
[telefoonnummer 5] : zegt weetje hoe je de telefoonnummer kunt zien
[telefoonnummer 3] : zegt van deze
[telefoonnummer 5] : zegt ja
[telefoonnummer 3] : zegt nee moet je mij zo even zeggen
[telefoonnummer 5] : zegt nee ik weet toch niet wat het telefoonnummer is
[telefoonnummer 3] : zegt ja kan ik nou even kijken is geen probleem
[telefoonnummer 5] : zegt je moet *# 149#
[telefoonnummer 3] : zegt oke
[telefoonnummer 5] : zegt maar eerst activeren he
[telefoonnummer 3] : zegt hoe doe je dat ook al weer bij Lyca
[telefoonnummer 5] : zegt 1200 of 1244 staat toch op die ding man. Je moet wachten tot service komt eerst
Je hoort op de achtergrond: welkom bij Lyca
[telefoonnummer 3] : zegt He [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 5] : zegt ja
[telefoonnummer 3] : zegt service gebruik (onverstaanbaar) je kunt uitbellen
[telefoonnummer 5] : zegt ja oke doe *
[telefoonnummer 3] : zegt wacht even ik heb Lyca ooh hier man nummer is deze
[telefoonnummer 3] : zegt ik heb net bericht gekregen mijn nummer mijn lyca nummer is [telefoonnummer 2] kan dat
[telefoonnummer 5] : zegt wacht even ik stuur een smsje [telefoonnummer 2] heb je sms gekregen
[telefoonnummer 3] : zegt nee volgens mij niet wat heb je gestuurd ooh whatsapp bericht
[telefoonnummer 5] : zegt ja whatsapp code
[telefoonnummer 3] : zegt oke je whatsapp code is [code]
[telefoonnummer 5] : zegt is gelukt
[telefoonnummer 3] : zegt ja
[telefoonnummer 5] : zegt ik ga nu (onverstaanbaar)
[telefoonnummer 3] : zegt ik geef je morgen die hele doos ja
[telefoonnummer 5] : zegt he
[telefoonnummer 3] : zegt ik heb die hele doos Lyca
[telefoonnummer 5] : zegt is goed bro
[telefoonnummer 3] : zegt ik gooi die simkaart weg he
[telefoonnummer 5] : zegt ja gooi weg bedankt
[telefoonnummer 3] : zegt geen dank
Een tapgesprek met sessienummer 151696, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16093 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 24 december 2016 om 18:14 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt wacht even bro waar ben je
[telefoonnummer 3] : zegt ik ben nou bij de ik ga nou die shit verhogen
[telefoonnummer 5] : zegt dus je hebt hem al
[telefoonnummer 3] : zegt nee ik ben nu bij de onverstaanbaar ze geeft hem nou
[telefoonnummer 5] : zegt is goed snel
Een tapgesprek met sessienummer 151707, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16094 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 24 december 2016 om 18:27 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 3] : zegt oke [rekeningnummer] en de naam is [naam 5]
[telefoonnummer 5] : zegt oke wanneer ben je bij R-tje
[telefoonnummer 3] : zegt euh geef mij 5 minuten en dan ben ik daar
[telefoonnummer 5] : zegt oke rij maar
Een tapgesprek met sessienummer 151778, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16099 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 24 december 2016 om 19:25 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt waar ben je
[telefoonnummer 3] : zegt ik ben nou bij de bank
[telefoonnummer 5] : zegt pin vast een kop
[telefoonnummer 3] : zegt ja is goed
Een tapgesprek met sessienummer 151780, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16101 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 24 december 2016 om 19:27 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt heb je gepind
[telefoonnummer 3] : zegt ja
[telefoonnummer 5] : zegt heb je in je zak
[telefoonnummer 3] : zegt ja
[telefoonnummer 5] : zegt oke wacht even blijf daar he
[telefoonnummer 3] : zegt ja
[telefoonnummer 5] : zegt broer je moet weer gaan pinnen bro
[telefoonnummer 3] : zegt hoeveel
[telefoonnummer 5] : zegt hoeveel heb je net gepind
[telefoonnummer 3] : zegt 1000
[telefoonnummer 5] : zegt nou 4 kop snel
[telefoonnummer 3] : zegt jo
Een tapgesprek met sessienummer 151784, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16104 van het subdossier MO02 PL0600-2016626700 (map 24):
Datum: 24 december 2016 om 19:33 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt met wie ben jij eigenlijk
[telefoonnummer 3] : zegt met [naam 6] en zo
Een tapgesprek met sessienummer 222946, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16715 van het subdossier MO03 PL0600-2017035399 (Map 24):
Datum: 7 januari 2017 om 16:09 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : zegt dat [telefoonnummer 3] die (onverstaanbaar) moet bellen en naar BCC Hengelo.
[telefoonnummer 5] : stuurt [telefoonnummer 3] de scanbevestiging.
[telefoonnummer 5] : zegt dat hij haar vast moet bellen, dat ze klaar moet staan
Een tapgesprek met sessienummer 222956, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16716 van het subdossier MO03 PL0600-2017035399 (Map 24):
Datum: 7 januari 2017 om 16:22 uur
Beller: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 5] : vraagt waar [telefoonnummer 3] is
[telefoonnummer 3] : is onderweg naar haar
[telefoonnummer 5] : vraagt hoelang het nog duurt
[telefoonnummer 3] : zegt max 10 minuten
[telefoonnummer 5] : zegt dat het al klaar staat in Hengelo, een MacBook, en dat [telefoonnummer 3] daarna naar Deventer moet rijden voor de televisie
[telefoonnummer 3] : vraagt of dat ook op haar naam staat
[telefoonnummer 5] : zegt dat [telefoonnummer 3] toch de helft van alles krijgt, als [telefoonnummer 3] vraagt wat hij haar geeft
Een tapgesprek met sessienummer 223060, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 16721 van het subdossier MO03 PL0600-2017035399 (Map 24):
Datum: 7 januari 2017 om 16:22 uur
Beller: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 5] , [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 3] : zegt dat [telefoonnummer 5] die "dinge" moet sturen
[telefoonnummer 5] : vraagt of [telefoonnummer 3] wat moest laten zien in Apeldoorn
[telefoonnummer 3] : zegt dat hij de code moest laten zien
[telefoonnummer 5] : stuurt het
Een tapgesprek met sessienummer 7698, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 17994 van het zaakdossier criminele organisatie (map 27):
Datum: 19 januari 2017 om 18:12 uur
Beller: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 6] , no-hit
[telefoonnummer 6] : zegt hij een vriend uit Turkije heeft opgehaald, die eerst hier woonde.
Hij kon er gelijk 3 of 4 regelen en hij wil er ook 1 op zijn eigen naam doen.
[telefoonnummer 6] : vraagt of [telefoonnummer 3] dat wil of niet wil
[telefoonnummer 3] : maakt het niet uit
[telefoonnummer 6] : vraagt of [telefoonnummer 3] dat nog zelf doet, of niet meer zelf doet
[telefoonnummer 3] : vraagt of [telefoonnummer 6] de pasjes in zijn hand heeft
[telefoonnummer 6] : vraagt of [telefoonnummer 3] zelf doet
[telefoonnummer 3] : zegt dat ie met [medeverdachte 1] doet, [medeverdachte 1] opent, dan krijgt hij een beetje van [telefoonnummer 3] en als [telefoonnummer 3] opent, krijgt [medeverdachte 1] van [telefoonnummer 3] .
[telefoonnummer 3] : zegt dat ie met de anderen niet meer doet. Zij hebben alle connecties verneukt
[telefoonnummer 3] : zegt dat ie niks verkeerds heeft gedaan bij [telefoonnummer 6]
: zegt dat ie om 9 uur klaar is en probeert er dan eentje op te halen, en dan connect ie
[telefoonnummer 6] : zegt dat als ie er dus 1 heeft
[telefoonnummer 3] : gaat regelen
[telefoonnummer 3] : vertelt over ‘ [naam 7] ’ en anderen die ook dat doen. [telefoonnummer 3] zegt dat ze er wel in kunnen komen, maar ze kunnen er geen 4 of 5 kop uithalen
[telefoonnummer 3] zegt dat niemand dat kan
[telefoonnummer 3] : vertelt over [medeverdachte 3] , die heeft problemen met zijn neef, hij heeft het met het pasje van zijn neef gedaan, en die hadden ze 50% beloofd.
[telefoonnummer 3] : zegt dat de neef van [medeverdachte 3] problemen wilde maken, en dat [medeverdachte 3] niet weet wat ie doet
Een tapgesprek met sessienummer 22379, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 18005 van het zaakdossier criminele organisatie (map 27):
Datum: 22 januari 2017 om 0:58 uur
Beller: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 7] , [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 3] : vraagt of [medeverdachte 1] kan helpen, want hij heeft eentje open. [medeverdachte 1] wil weten wat.
[telefoonnummer 3] : zegt dat [medeverdachte 1] die laatste paar delen voor hem moet doen.
: vraagt of [telefoonnummer 3] de nummers stuurt
Een tapgesprek met sessienummer 25941, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 18006 van het zaakdossier criminele organisatie (map 27):
Datum: 22 januari 2017 om 20:22 uur
Beller: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 7] , [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 4] : ...(ntv).. heb jij in Hengelo die ding opgehaald?
[telefoonnummer 3] : Ja ja ja, ik heb, ik heb nog, ik heb die andere nog niet bericht. Moet ik ze allemaal berichten dan?
[telefoonnummer 4] : Bericht ze allemaal.
NNman4059: Allemaal?
[telefoonnummer 4] : ..(ntv)..ik heb ook zo vier, vijf stuks nu zo meteen.
[telefoonnummer 4] : Erretje (fon), gewoon uit jou zelf regelen, niet via via, kun jij regelen denk je? Dan pakken we meer.
[telefoonnummer 4] : Als je erretje (fon) kan regelen, pakken we meer.
[telefoonnummer 3] : Ja gaan we ook regelen bra, ik ga regelen.
Een tapgesprek met sessienummer 78339, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 18020 van het zaakdossier criminele organisatie (map 27):
Datum: 4 februari 2017 om 17:47 uur
Beller: [telefoonnummer 7] , [medeverdachte 1]
Gebelde: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
[telefoonnummer 3] : Jo
[medeverdachte 1] : Jo bro. Ik heb eentje die nog nooit die ding had.
[telefoonnummer 3] : Ja
[medeverdachte 1] : 6 k
[telefoonnummer 3] : Echt niet
[medeverdachte 1] ; ja nog nooit had die app
[telefoonnummer 3] : Ok Dus we moeten nu eentje hebben
[medeverdachte 1] : Ja snel eentje regelen
[telefoonnummer 3] : jalla is goed.
Een tapgesprek met sessienummer 78358, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 18022 van het zaakdossier criminele organisatie (map 27):
Datum: 4 februari 2017 om 18:37 uur
Beller: [telefoonnummer 3] , [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 7] , [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 3] : Snel snel hij heeft eentje. Hij komt nu met 5 minuten bij Twentehallen. Ik loop al naar Twentehallen.
: Jij hebt toch niets gezegd.
[telefoonnummer 3] : Bra dat is geen probleem, 1250
: jalla is goed.

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.