ECLI:NL:RBOVE:2020:4355

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
08.114225.19 (P) en 21.001340.17 (Tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een Range Rover in Zwolle met professionele uitvoering en betrokkenheid van meerdere verdachten

Op 16 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, 27 en 29 jaar oud, die op 11 mei 2019 in Zwolle een Range Rover hebben gestolen. De diefstal vond plaats tussen middernacht en 05:19 uur, waarbij de auto op professionele wijze werd weggenomen bij het huis van het slachtoffer. De verdachten verwijderden de GSM-antenne van de auto om het track&trace-systeem uit te schakelen en brachten de auto naar een loods in Emmeloord. Dankzij een tijdige melding kon de politie de auto en de verdachten aanhouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal, waarbij de 29-jarige verdachte ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken moet uitzitten uit een eerdere veroordeling. De rechtbank legde aan beide verdachten een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, het slachtoffer van de diefstal. De rechtbank overwoog dat de diefstal op professionele wijze was gepleegd en dat er sprake was van recidive, wat de strafmaat beïnvloedde. De verdediging had verzocht om vrijspraak, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.114225.19 (P) en 21.001340.17 (Tul)
Datum vonnis: 16 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende te: [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Guest en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 11 mei 2019 in Zwolle, al dan niet samen met een ander of anderen, een auto (Range Rover) en een kentekenbewijs heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto, al dan niet samen met een ander of anderen, heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Zwolle in elk geval in Nederland, tussen 00.00 en 05.19 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een auto (een Range Rover type Velar) met het kenteken [kenteken] en/of
- het kentekenbewijs behorend bij voornoemde Range Rover type Velar met het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

(artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Zwolle en/of Emmeloord in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (een Range Rover type Velar) met het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of de medeverdachten ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht.)

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zaterdag 11 mei 2019 vond er tussen 00:00 en 05:19 uur, een diefstal van een personenauto plaats. De auto, een Range Rover, voorzien van kenteken [kenteken] , stond geparkeerd aan de [adres 1] te Zwolle. De eigenaar van de auto werd op zaterdag 11 mei 2019 omstreeks 05:19 uur ingelicht door het Tracking Call Centre dat zijn auto een automatische diefstal waarschuwing had geactiveerd. Vervolgens werd er omstreeks 05:25 uur een melding uitgegeven door de centrale meldkamer Flevoland. Volgens deze melding was er een track en trace signaal opgevangen van de gestolen Range Rover op de [straat 1] , kruisende met de [straat 2] te Emmeloord. Direct hierop werd de locatie [adres 2] te Emmeloord doorgegeven alwaar de Range Rover zich zou bevinden. Vervolgens heeft de politie de gestolen Range Rover op deze locatie in een loods aangetroffen. In deze loods waren meerdere personen aanwezig, waaronder verdachte. Hij is samen met nog twee anderen op verdenking van autodiefstal aangehouden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling gevorderd van het primair ten laste gelegde feit, te weten de diefstal in vereniging gepleegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De enkele omstandigheid dat verdachte in de gestolen auto heeft gezeten en zijn aanwezigheid in de loods, leveren geen enkele aanwijzing op dat verdachte zich aan de autodiefstal schuldig heeft gemaakt, dan wel dat hij daar enige bijdrage aan heeft geleverd.
Daarbij bestrijdt verdachte dat hij het kentekenbewijs van de Range Rover bij zich heeft gedragen. Indien de rechtbank uit de verklaringen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afleidt dat dit wel het geval is geweest, en zij deze verklaring voor het bewijs wil bezigen, dan doet de verdediging (voorwaardelijk) het verzoek om deze verbalisanten als getuige te horen.
Wat betreft de opzetheling, is niet bewezen dat verdachte de daarvoor vereiste feitelijke zeggenschap over de auto heeft gehad. Evenmin is bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de primair ten laste gelegde feit als volgt [1] .
Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang. Bij die beoordeling kan een rol spelen of de betrokkene een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor dat voorhanden hebben. Voorts geldt dat in een geval als het onderhavige, waarin weliswaar met betrekking tot de toedracht van de diefstal niet is vastgesteld dat deze door medeplegers is begaan, maar dat zich wel kenmerkt door de omstandigheid dat kort na de diefstal de verdachte met een ander of anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan, het uitblijven van een aannemelijke verklaring voor die omstandigheden van belang kan zijn voor de vraag of sprake is van medeplegen [2] .
De rechtbank stelt, op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in dat kader het volgende vast.
Tussen het tijdstip waarop de Range Rover is gestolen, gerekend vanaf 0.00 uur (zijnde het tijdstip dat aangever naar bed is gegaan en heeft geconstateerd dat de Range Rover nog voor zijn woning stond), en het tijdstip waarop de Range Rover blijkens camerabeelden aankomt bij de loods in Emmeloord, om 04.22 uur [3] , zit een relatief kort tijdsbestek. Daarbij merkt de rechtbank op dat de afstand Zwolle-Emmeloord in ongeveer een half uur kan worden afgelegd. Vaststaat dat, op het moment dat de Range Rover bij de loods arriveert, verdachte als bijrijder in de auto aanwezig is [4] . Daarbij kan uit verkeersgegevens worden afgeleid dat verdachtes telefoon op 11 mei 2019 om 02:54 uur nog een paal aanstraalt in Zwolle, de plaats waar de Range Rover die nacht is gestolen, en vervolgens om 04:24 uur een paal aanstraalt op de Industrieweg te Emmeloord, de plaats waar de Range Rover naartoe is gereden [5] . Vervolgens is gebleken dat kort na de aankomst van de Range Rover bij de loods, om 4.45 uur een witte auto bij de loods arriveert met daarin medeverdachte [medeverdachte] [6] . Volgens gegevens van het Land Rover in Control Tracking Centre wordt de Range Rover om 05.13 uur onklaar gemaakt doordat de GSM antenne van de auto wordt verwijderd [7] . Op het moment dat de politie om 05.25 uur een inval doet in de loods, is zowel verdachte als [medeverdachte] in de loods aanwezig. Verbalisanten zien dat verdachte op dat moment van de auto wegloopt. Nadat verdachte is aangehouden wordt door de verbalisanten gezien dat een aantal pasjes en briefjes van de verdachte afvallen. De verbalisanten zien vervolgens dat bij deze pasjes en briefjes ook een kentekenbewijs van de gestolen Range Rover ligt [8] . De rechtbank leidt uit dit proces-verbaal af dat verdachte dit kentekenbewijs bij zich heeft gedragen. Verder wordt in de Range Rover op de middenconsole een zogeheten ‘carlock-jammer’ aangetroffen [9] . Dit apparaat verstoort het afsluitsignaal van de afstandsbediening van de auto. Na onderzoek is gebleken dat op de aan-uitknop het DNA van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. Het betreft een hoofdprofiel met een matchkans van 1:1 miljard, hetgeen zoveel wil zeggen dat de kans dat het profiel van een willekeurige andere persoon afkomstig is, 1:1 miljard bedraagt [10] . Uit deze bevindingen kan worden afgeleid dat [medeverdachte] aan de aan-uitknop van de ‘carlock jammer’ heeft gezeten. Gezien het feit dat er geen braakschade is geconstateerd aan de Range Rover, en de sleutels nog in bezit waren van aangever, is het zeer aannemelijk dat de ‘jammer’ bij het wegnemen van de Range Rover is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - er voor moet worden gehouden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de diefstal van de Range Rover (al dan niet met anderen) hebben gepleegd, tenzij zij voor deze feiten en omstandigheden een aannemelijke verklaring hebben.
De rechtbank overweegt in dat kader allereerst dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] wisselende verklaringen hebben afgelegd. Verdachte heeft eerst verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte] naar de loods is gereden en dat de Range Rover toen al in de loods aanwezig was [11] . Later heeft hij verklaard dat [medeverdachte] hem in zijn auto naar ’s Heerenbroek heeft gereden en dat hij daar naar de Range Rover is overgestapt [12] . Van daaruit zou hij als bijrijder naar de loods zijn gereden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft eerst verklaard dat hij met anderen in de witte auto naar de loods is gereden en daar is achtergelaten. In de loods zou hij toen verdachte hebben aangetroffen [13] . Nadat hij echter bij een volgend verhoor is geconfronteerd met de verklaring van verdachte, heeft hij bevestigd dat hij verdachte in ’s-Heerenbroek heeft afgezet. Behalve het feit dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] wisselend en inconsistent zijn, geven zij op belangrijke punten geen duidelijkheid. De vraag blijft waarom zij midden in de nacht in een loods aanwezig zijn waar zich ook een even daarvoor gestolen Range Rover bevindt. Daarbij heeft verdachte geen duidelijkheid gegeven over de vraag waarom hij als bijrijder in de Range Rover heeft gezeten en het kentekenbewijs van de Range Rover bij zich heeft gedragen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft daarbij een onvoldoende geloofwaardige verklaring gegeven voor het feit dat hij vlak na de Range Rover bij de loods is aangekomen. Ook over andere betrokkenen hebben verdachte en [medeverdachte] geen verklaring willen afleggen. De rechtbank concludeert dat de verklaringen die verdachte en [medeverdachte] voor het voorhanden hebben van de Range Rover -en de daarmee samenhangende feiten en omstandigheden- hebben gegeven, niet aannemelijk zijn.
Gelet op het ontbreken van een dergelijke aannemelijke verklaring voor de hierboven geschetste feiten en omstandigheden terwijl contra-indicaties voor medeplegen ontbreken,acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal van die Range Rover en het daarbij behorende kentekenbewijs. Uit de genoemde feiten en omstandigheden is gebleken dat van een gezamenlijk plan en (in ieder geval) een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] sprake is geweest tot het stelen van de Range Rover.
De verdediging heeft (voorwaardelijk) verzocht de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] te horen over het kentekenbewijs van de Range Rover dat bij verdachtes pasjes en briefjes zou zijn aangetroffen. De rechtbank toetst het verzoek aan het noodzakelijkheidscriterium. Er zijn geen aanknopingspunten die maken dat de verklaringen van de verbalisanten onbetrouwbaar, onvolledig of inconsistent zijn. De verdediging heeft hiertoe ook onvoldoende aangevoerd. De rechtbank acht zich door het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht waardoor haar de noodzakelijkheid van het gevraagde verhoor niet is gebleken. Het (voorwaardelijk) verzoek wordt aldus afgewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2019 te Zwolle tussen 00.00 en 05.19 uur, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- een auto, een Range Rover type Velar, met het kenteken [kenteken] en
- het kentekenbewijs behorend bij voornoemde Range Rover type Velar met het kenteken [kenteken] , die aan een ander toebehoorden, te weten [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de richtlijnen van het openbaar ministerie, gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien verdachte niet wordt vrijgesproken, hem mede gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een Range Rover van aanzienlijke waarde. Gebleken is dat de diefstal op professionele wijze is gepleegd. Meerdere personen zijn bij de diefstal betrokken geweest of hebben deze mede mogelijk gemaakt. De Range Rover is in de nachtelijke uren gestolen en vervolgens aan het zicht onttrokken door deze in een loods onder te brengen. Daar is de GSM antenne van de auto verwijderd waardoor het track&trace systeem werd uitgeschakeld. Het is een geluk dat de locatie van de auto tijdig gesignaleerd kon worden waardoor verdachte en zijn mededader(s) gepakt konden worden en aangever de Range Rover heeft teruggekregen. Verdachte heeft met het plegen van dit feit geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin.
Verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie de laatste jaren vaker met politie en justitie in aanraking geweest, ook voor vermogensdelicten. Zo is hij in november 2018 veroordeeld voor onder meer het plegen van diefstal en verduistering tot een maand gevangenisstraf.
Reclassering Nederland heeft geen rapport over verdachte opgemaakt, omdat het niet is gelukt met hem in contact te komen. Door de verdediging is het rapport van het Leger des Heils van 30 januari 2020 ingebracht, betrekking hebbende op een andere zaak. Uit het rapport is het beeld ontstaan dat verdachte vindt dat hij geen hulp nodig heeft, wat hij ter zitting heeft bevestigd. Verdachte heeft sinds 1 oktober 2020 een full time baan en hij woont samen met zijn vriendin. Verder heeft hij gebroken met de medeverdachte. Verdachte heeft naar eigen zeggen zijn leven op de rit en wil zich niet meer met strafbare feiten inlaten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een diefstal van een auto, waarbij sprake is van recidive, geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop in deze zaak, aangezien het feit zich anderhalf jaar geleden heeft afgespeeld. Strafverhogend acht de rechtbank daarentegen dat de diefstal op professionele wijze is gepleegd. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het ondergaan van een gevangenisstraf consequenties voor verdachte persoonlijke leven zal hebben, is een voorwaardelijke straf niet aan de orde. Alles overwegende acht de rechtbank de gevorderde drie maanden gevangenisstraf passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 985,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- stopwatch/fluit € 30,-;
- zonnebril op sterkte € 350,-;
- IPad € 359,-
- Bakje kleingeld en portemonnee € 120,-
- bioscoopbonnen € 20,-
- stanleymessen € 6,66,-
- lenen auto van familie € 100,-
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gezien het feit dat vrijspraak is bepleit, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De verdediging in de zaak van de medeverdachte heeft de vordering betwist door te stellen dat er ook schadeposten zijn opgevoerd die niet in de aangifte zijn genoemd. De rechtbank heeft in die zaak geoordeeld dat alleen de in de aangifte genoemde schadeposten toegewezen zullen worden, nu daarvan aannemelijk is geworden dat deze schade is geleden. Het betreft de schadeposten stopwatch/fluit, bakje kleingeld en portemonnee, stanleymessen en het lenen van de auto van familie. Hoewel de verdediging in deze zaak de vordering niet heeft betwist, ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, aanleiding hetzelfde bedrag toe te wijzen als in de zaak van de medeverdachte is gedaan.
De rechtbank zal het gevorderde daarom hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 256,66, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij arrest van het gerechtshof van 17 november 2017 (parketnummer 21-001340-17) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken ten uitvoer wordt gelegd.
De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat de vordering eerder is aangebracht op de zitting van de meervoudige kamer van 29 januari 2019. Omdat het openbaar ministerie toen niet ontvankelijk is verklaard -zo blijkt uit de het meest recente uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte- is deze voorwaardelijke gevangenisstraf volgens de officier van justitie aldus nog niet eerder ten uitvoer gelegd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat verdachte deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds heeft ondergaan. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij de 10 weken gevangenisstraf in aansluiting op een andere detentie/hechtenis heeft uitgezeten vanaf november 2018 tot februari 2019.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering af te wijzen omdat toewijzing in dit geval niet proportioneel is. De verdediging heeft meer subsidiair verzocht de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in het verrichten van een werkstraf.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de justitiële documentatie blijkt niet dat de tenuitvoerlegging eerder door een rechtbank is bevolen. Nu ook de verdediging geen nadere informatie of onderbouwing heeft gegeven van wanneer of bij welk vonnis een rechtbank een beslissing heeft genomen ten aanzien van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze documentatie. Overigens blijkt uit de documentatie dat de verdachte in de door hem genoemde periode gedetineerd is geweest voor het onherroepelijke deel van genoemd arrest, te weten eveneens 10 weken gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank ziet geen reden om het verzoek tot afwijzing van de vordering of tot omzetting in een werkstraf te honoreren.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14g, 14h en 27 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 256,66(zegge: tweehonderd zesenvijftig euro en zesenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 256,66,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2017 met parketnummer 21-001340-17 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
10 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. F.E.J. Goffin en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020.
Buiten staat
Mr. Ter Haar en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2019377027. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 63 t/m 65. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 66 t/m 67.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 93 t/m 94. De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 139 t/m 140.
6.Zie proces-verbaal van bevindingen voetnoot 3.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
8.Het onder voetnoot 2 bedoelde proces-verbaal van bevindingen.
9.Een proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel, pagina 72 t/m 74. Een proces-verbaal forensisch onderzoek sporendrager, pagina 89.
10.Een aanvullend proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, nummer PL0600-2019205072. Een deskundige rapportage forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt door dr. M. Hidding, werkzaam bij de Maastricht Forensic Institute, gedateerd 22 november 2019.
11.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 158 t/m 163.
12.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 165 t/m 167.
13.Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 184 t/m 186. Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 189 t/m 191.