ECLI:NL:RBOVE:2020:4349

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
08/952081-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen teruggave van in beslag genomen auto in verband met verdenking van witwassen

In deze zaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een last tot teruggave van een in beslag genomen auto, een Audi RS3 Sportback. Klager heeft verklaard dat hij geen strafbare feiten heeft begaan en dat hij de auto met eigen geld heeft aangeschaft. De raadkamer van de Rechtbank Overijssel heeft op 16 december 2020 de zaak behandeld. De officier van justitie heeft echter betoogd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de auto op naam van klager is gezet met het doel om de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken, wat in strijd is met artikel 94a lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De raadkamer heeft vastgesteld dat er voldoende verdenkingen bestaan tegen een medeverdachte, [naam], die wordt verdacht van opiumwetdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het klaagschrift ongegrond is, omdat de inbeslaggenomen auto kan dienen als verhaalsobject voor een aan [naam] op te leggen geldboete of maatregel tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is openbaar uitgesproken en de raadkamer heeft de ongegrondheid van het klaagschrift bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952081-19 ( [naam] )
Klaagschriftnummer: 20/494
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552a Sv van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 4 november 2020, is op 6 november 2020 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, door mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94a Sv gelegd beslag op een auto, type Audi RS3 Sportback, met kenteken [kenteken] .
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over de voortduring van de inbeslagneming en het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 16 december 2020. Bij de behandeling zijn de officier van justitie, klager en de raadsman gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen klager.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Klager maakt bezwaar tegen het uitblijven van een last tot teruggave van de in beslag genomen auto. Klager heeft verklaard dat hij geen strafbare feiten heeft begaan. Klager heeft aangevoerd dat hij van jongs af aan al bevriend is met [naam] en dat [naam] met toestemming van klager wel eens gebruik heeft gemaakt van de auto. Klager stelt dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan witwassen en dat hij de auto met eigen geld heeft aangeschaft. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt niet ter zake van witwassen zal worden veroordeeld nu hij een concrete, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke en min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld waarmee de auto is aangeschaft in 2019. Bovendien stelt de raadsman dat ondanks herhaalde verzoeken daartoe aan het Openbaar Ministerie, door het Openbaar Ministerie nog steeds geen uitsluitsel is gegeven of aan klager als verdachte van witwassen een parketnummer is gekoppeld. Volgens klager en zijn raadsman is er geen sprake van het bemoeilijken of verhinderen van de uitwinning van de auto in het kader van een aan [naam] op te leggen geldboete of maatregel tot het betalen van een geldbedrag ter ontneming van het wederechtelijk verkregen voordeel nu de auto vanaf het begin eigendom is van klager na aankoop van die auto in Duitsland. Het feit dat [naam] van tijd tot tijd gebruik gemaakt heeft van de auto en met betrekking tot de auto contacten heeft onderhouden met een garagebedrijf, maakt dat niet anders. In het licht daarvan kan volgens de verdediging geen sprake zijn van uitwinning van de auto in het kader van een aan [naam] door de strafrechter op te leggen geldboete of maatregel tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, nu van een door de officier van justitie aangenomen schijnconstructie geen sprake is, zodat het beslag moet worden opgeheven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van de thans door klager gegeven verklaring sprake is van een niet geloofwaardige en niet aannemelijke verklaring over de aanschaf en de eigendom van de inbeslaggenomen auto. Gelet hierop kan de ten laste van [naam] onder klager inbeslaggenomen auto dienen als verhaalsobject voor een aan [naam] op te leggen geldboete of maatregel tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft voorts medegedeeld dat de strafzaak ter zake van overtreding van art. 420bis Sr tegen klager geregistreerd is onder parketnummer 08/730009-20.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv. De raadkamer dient te onderzoeken worden a) of er sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b) of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan medeverdachte [naam] een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De raadkamer stelt hierbij voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter draagt, zodat niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden.
Feiten en omstandigheden
Op 14 januari 2020 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde auto.
De rechter-commissaris heeft op 9 januari 2020 op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 103 Sv machtiging verleend tot het leggen van conservatoir beslag op voorwerpen tot bewaring van het recht tot verhaal van een naar aanleiding van strafbare feiten waarvan [naam] , geboren op [geboortedatum 2] en wonend te [adres 2] wordt verdacht, op te leggen geldboete en/of de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tot een maximum van € 351.976,= zegge driehonderdéénenvijftigduizendnegenhonderdzesenzeventig euro.
Vervolgens is op 14 januari 2020 onder klager [klager] beslag gelegd op voornoemde auto, merk Audi RS3 ten laste van [naam] .
Overwegingen
De raadkamer is vooreerst van oordeel dat er op basis van het dossier voldoende verdenkingen bestaan tegen [naam] ter zake van betrokkenheid bij enig strafbaar feit op grond waarvan het leggen van conservatoir beslag op de genoemde auto bij [klager] rechtmatig is. Klager [klager] heeft ter zitting aangevoerd dat hij de auto met eigen en eerlijk verdiend geld heeft aangeschaft en dat hij eigenaar is van de auto. Uit het onderzoek tot nu toe is naar voren gekomen dat de Audi RS3 met kenteken [kenteken] weliswaar op naam staat van
[klager] , maar dat het voertuig feitelijk als eigendom van verdachte [naam] moet worden aangemerkt. De auto heeft volgens Autotelexpro een handelswaarde van € 53.587,=.
Er zijn meerdere BVH mutaties geweest, waaruit blijkt dat verdachte [naam] de bestuurder is van de auto met kenteken [kenteken] . Verder blijkt uit tapgesprekken dat hij contact heeft met een autobedrijf en onder andere vraagt wat een stuurstang van een RS3 kost. [naam] belt met Kwikfit en stelt zichzelf voor als [klager] . Hij belt met een schadebedrijf over de schade aan de Audi RS3 en vraagt of hij een leenauto kan krijgen. Vervolgens belt hij op een later tijdstip met het schadebedrijf en vraagt naar de stand van zaken. Daarnaar gevraagd ter terechtzitting heeft [klager] verklaard dat hij de auto samen met (onder andere) [naam] in 2019 in Duitsland gekocht heeft voor een bedrag van € 40.000,= in contanten.
Uit de gevorderde gegevens bij de Belastingdienst blijkt dat klager [klager] niet beschikt over voldoende legale inkomsten en vermogen om dit voertuig te kunnen aanschaffen. Daaraan doet niet af de verklaring van klager ter zitting dat hij een goed lopende telecomwinkel runt in Nijverdal en in de afgelopen jaren veel geld heeft verdiend (soms zwart) en goed heeft kunnen sparen.
Gelet op de onderzoeksbevindingen is de raadkamer van oordeel dat de verklaringen van klager niet zonder meer verenigbaar zijn met de resultaten van het onderzoek. Voor zover klager heeft verklaard dat [naam] al jarenlang een goede vriend van hem is en daarom van tijd tot tijd de auto van klager mocht gebruiken, staat dit op gespannen voet met het feit dat [naam] aanwezig was bij de aankoop met contant geld van de auto in Duitsland en de bemoeienissen van [naam] met de auto waar het betreft de contacten met het garagebedrijf en Kwikfit.
Verdachte [naam] wordt verdacht van Opiumwetdelicten. Voor deze delicten kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv draagt een summier karakter.
Met inachtneming daarvan leidt de raadkamer uit de zich bij de stukken bevindende processen-verbaal van de politie af dat sprake is van voldoende verdenkingen jegens verdachte [naam] van betrokkenheid bij strafbare feiten ter zake van de Opiumwet. De inbeslagneming van de auto ten laste van [naam] onder klager [klager] is dan ook rechtmatig.
Gelet op de beschikbare stukken in het dossier is de raadkamer van oordeel dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, in de door de officier van justitie aanhangig te maken ontnemingsprocedure tegen [naam] , aan (de veroordeelde) [naam] een verplichting tot betaling van een geldboete en/of een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen waarvoor de inbeslaggenomen auto tot verhaal kan dienen.
Klager stelt eigenaar te zijn van de auto. Uit het strafdossier komt ook naar voren dat [naam] met toestemming van klager (zeer) regelmatig gebruik maakte van de auto en contacten met betrekking tot de auto onderhield met een garagebedrijf en Kwikfit, terwijl hij volgens de verklaring van klager ook aanwezig was bij de aankoop van de auto in Duitsland.
In het licht van de hiervoor gegeven feiten en omstandigheden is de raadkamer van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de auto op naam van klager is gezet met het kennelijke doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen terwijl klager dit ook wist, in elk geval redelijkerwijs kon vermoeden zoals bepaald in artikel 94a lid 4 Sv.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van
Z. Demir, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2020.