ECLI:NL:RBOVE:2020:4279

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
08-770217-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident in Enschede

Op 15 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 31 juli 2018 in Enschede, waarbij de verdachte een andere man met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, omdat hij met opzet en met veel kracht meerdere keren heeft gestoken, wat fatale gevolgen had kunnen hebben voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 2000 euro aan het slachtoffer betalen. De rechtbank heeft ook de noodweerclaim van de verdachte verworpen, omdat er geen bewijs was dat hij in een noodweersituatie verkeerde. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-770217-18 (P)
Datum vonnis: 15 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende op het adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van hetgeen door de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman
mr. K. Tunç, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 31 juli 2018 heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te steken met een mes.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 31 juli 2018 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een steekwapen, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes in/op/tegen de borst, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- meermalen althans eenmaal, met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een steekwapen, in de schouder en/of de arm en/of de borst, althans in het bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of terwijl verdachte bovenop die [slachtoffer] zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2018 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een steekwapen, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes in/op/tegen de borst, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
- meermalen althans eenmaal, met een (keuken)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een steekwapen, in de schouder en/of de arm en/of de borst, althans in het bovenlichaam, gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of terwijl verdachte bovenop die [slachtoffer] zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als van het subsidiair ten laste gelegde nu geen sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] . Dit blijkt, aldus de raadsman, genoegzaam uit de zeer beperkte ernst van het door [slachtoffer] opgelopen letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de het volgende vast.
Tussen verdachte en [slachtoffer] bestond al geruime tijd een conflict. Toen zij elkaar op
31 juli 2018 op de Oldenzaalsestraat in Enschede zagen rijden, zijn verdachte en [slachtoffer] langs de kant van de weg gestopt waarna zij beiden uit hun auto zijn gestapt. Verdachte was die dag in het zwart gekleed en hij had een zwart petje op zijn hoofd. [slachtoffer] was gekleed in een wit shirt. Het is tussen hen op straat tot een confrontatie gekomen. Verdachte heeft hierbij met een keukenmes meermalen stekende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer] en heeft [slachtoffer] met het mes geraakt in zijn lichaam.
Dit blijkt uit de aangifte van [slachtoffer] alsmede uit de processen-verbaal van verhoor van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Als gevolg van de messteken heeft [slachtoffer] een wond op zijn linker schouder en een wond op zijn linkerflank, ongeveer 10 centimeter onder de oksel, opgelopen. Op grond van de letselinformatie is bovendien komen vast te staan dat de stekende bewegingen van verdachte, bij [slachtoffer] een gebroken rib (Costa 5 fractuur) tot gevolg heeft gehad. Hieruit blijkt dat het steken met het mes met veel kracht gepaard is gegaan.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] . Het met veel kracht, meerdere malen, steken met een mes in het bovenlichaam - een bijzonder kwetsbaar deel van het lichaam - had fatale gevolgen kunnen hebben voor het slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht waren op de voltooiing van het delict, dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet op het voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven.
De rechtbank acht dan ook de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2018 in de gemeente Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen met een keukenmes, stekende bewegingen heeft gemaakt in
de richting van die [slachtoffer] en
- meermalen met een keukenmes in het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Noodweerverweer
5.1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat verdachte, wanneer hij niet wordt vrijgesproken, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is geweest van noodweer. Verdachte is aangevallen door [slachtoffer] . Verdachte zag dat [slachtoffer] een baksteen in zijn handen had, daarna is verdachte naar zijn auto gelopen en heeft daar een mes gepakt om [slachtoffer] op afstand te houden.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gestelde noodweersituatie geen steun vindt in het dossier.
5.3
De beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake moet zijn geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke, aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij de verdediging noodzakelijk en proportioneel moet zijn.
De rechtbank gaat, zoals hiervoor is overwogen, voor de feitelijke gang van zaken uit van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . De namens verdachte geschetste omstandigheden waaronder het ten laste gelegde zou hebben plaatsgevonden, vinden geen steun in het dossier. Niet [slachtoffer] , maar verdachte wordt door de getuigen aangeduid als de agressor. Geen van de getuigen beschrijft een situatie waarin verdachte op zodanige wijze door [slachtoffer] (met een steen) werd belaagd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het ontbreken van de noodweersituatie staat in de weg aan een geslaagd beroep op noodweer.
Het verweer wordt verworpen.
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor poging tot doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, passend bij de aard en de ernst van het letsel, kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf.
Bij het bepalen van de duur van de straf dient verder rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in zijn bovenlichaam te steken. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan twee steekwonden aan de linkerkant van zijn lichaam en een gebroken rib opgelopen. Dergelijke feiten leiden bij de slachtoffers hiervan vaak tot gevoelens van onveiligheid en angst. Dat het slachtoffer ook angst en pijn heeft geleden leest de rechtbank in de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding. Verder geldt dat steekincidenten in het algemeen ook in de maatschappij tot dergelijke gevoelens leiden. In het onderhavige geval temeer nu deze steekpartij op de openbare weg heeft plaatsgevonden en veel personen daarvan getuige zijn geweest. De rechtbank vindt het verontrustend dat verdachte was gewapend met meerdere messen en dat hij één van die messen ook daadwerkelijk tijdens de ruzie heeft gebruikt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een reclasseringsadvies van 7 oktober 2020, waaruit onder meer blijkt dat er geen sprake is van een delictpatroon met betrekking tot geweldsdelicten en dat verdachte zich sinds augustus 2018 heeft gehouden aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, waaronder het contactverbod met [slachtoffer] . Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat tussen het tijdstip waarop verdachte in verzekering is gesteld, namelijk op 31 juli 2018, en de einduitspraak op 15 december 2020, een onwenselijk lange tijd is verstreken.
In artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag Rechten van de Mens (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Tussen het moment van de inverzekeringstelling en de datum waarop het vonnis wordt gewezen, zijn in dit geval twee jaren, vier maanden en 15 dagen verstreken. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake. De redelijke termijn is met 4 maanden en 15 dagen overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben. Nu sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met minder dan zes maanden, zal de rechtbank een vermindering van 5% toepassen op de voorgenomen gevangenisstraf. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 26 maanden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van het in beslag genomen keukenmes.
De rechtbank is van oordeel dat dit keukenmes vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehoorde en het bewezenverklaarde feit met behulp hiervan is gepleegd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.780,--. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 780,-- met betrekking tot kleding, schoenen en een mobiele telefoon. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover die ziet op vergoeding van materiële schade, niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu deze schade niet is onderbouwd. Het deel van de vordering dat ziet op vergoeding van immateriële schade is evenmin onderbouwd en het gevorderde bedrag van € 5.000, -- lijkt uit de lucht gegrepen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op grond van de inhoud van het dossier, vast is komen te staan dat de benadeelde partij wel schade heeft geleden zodat de vordering kan worden toegewezen tot een nog door de rechtbank te schatten bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per 31 juli 2018.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het geval de rechtbank wel tot strafoplegging aan verdachte komt, stelt de raadsman dat de vordering moet worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing daarvan.
Dit geldt zowel voor het materiële als het immateriële deel van de schade. Bovendien is sprake van zodanige eigen schuld van de benadeelde partij dat een vergoeding van schade niet op zijn plaats is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost betreffende vergoeding van materiële schade is niet onderbouwd. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank zal een bedrag van € 2.000,-- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente per 31 juli 2018. De vordering wordt voor het overige (€ 3.000,--) afgewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 287 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.000,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af ten aanzien van het meer of anders gevorderde bedrag aan immateriële schade (te weten € 3.000,--);
- veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor het bedrag van € 780,-- (materiële schade) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een keukenmes.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2020.
Buiten staat
Mrs. M.A.H. Heijink en M.W. Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het proces-verbaal PL0600-2019027814 Z van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Enschede. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1. Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 14 en 15, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
De afgelopen jaren word ik bedreigd door [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] achter mij reed in de auto. Hij heeft mij met zijn auto ingehaald en ik stapte uit. Ik liep naar hem toe. Hij heeft mij twee keer gestoken. De eerste keer was in mijn schouder en de tweede keer onder mijn oksel. Voordat hij mij stak zei hij: “Ik ga jou doodmaken”.
2.
Het geschrift, te weten letselinformatie van Medisch Spectrum Twente, van 1 augustus 2018, opgemaakt door T.M. Gresnigt, arts-assistent namens dr. W.R. Hogeboom, traumachirurg, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Betreft: dhr. [slachtoffer]
[geboortedatum 2] -1983
[adres 2]
Op 31-07-2018 zagen wij bovengenoemde patiënt op de spoedeisende hulp.
Reden van komst: Steekwond thorax
Conclusie:
- Steekwond L schouder en L hemithorax zonder intrathoracale betrokkenheid, zonder aanwijzingen
voor plexus of vaatletsel.
- Costa 5 fractuur.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige, pagina 36 t/m 38, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan [adres 3] . Op 31 juli 2018 zag ik twee getinte mannen. Ik zag een man met een wit hemd vanaf de achterste auto in de richting van de voorste auto lopen. Ik zag een andere man met een zwarte pet in de nabijheid van de voorste auto staan. Ik hoorde dat beide mannen luid naar elkaar aan het schreeuwen waren. Op een gegeven moment zag ik dat beide mannen vlak bij de voorste auto bij elkaar kwamen. Ik zag dat beide mannen tegenover elkaar stonden. Ik zag dat beide mannen erg opgefokt naar elkaar reageerden. Dit maakte ik op uit het schreeuwen en de armgebaren die ze maakten. Ik zag vervolgens dat de man met het zwarte petje iets in zijn hand had wat glinsterde. Ik zag dat beide mannen met elkaar in gevecht raakten. Ik zag dat de man met de zwarte pet vervolgens kruislings met zijn mes zwaaide in de richting van de man met het witte hemd. Ik zag de man met het witte hemd zich afweerde met zijn armen. Vervolgens zag ik dat de man met de zwarte pet een steekbeweging maakte met zijn rechter arm met daarin het steekwapen. Ik zag dat de man met het witte hemd aan de linker zijde van zijn borst werd geraakt. Ik zag dat de man met de zwarte pet meerdere keren deze steekbeweging herhaalde. Tijdens het steken liep de man met witte shirt achterwaarts. Ik zag dat de man met het witte hemd achterover op de grond viel. Ik zag hierop dat de man met de zwarte pet er direct boven op zat. Ik zag op dat moment dat de man met de zwarte pet het mes nog in zijn hand had.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige pagina 40 t/m 42, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben zojuist getuige geweest van een incident aan de Oldenzaalsestraat te Enschede. Ik zag twee personen op de stoep staan ter hoogte van [naam] . Ik zag dat het twee mannen waren. Ik zag dat ze een woordenwisseling hadden. Ik zag dat aan hun gebaren. Terwijl wij er langs reden zag ik dat één van deze mannen een mes in zijn hand had. Ik kan de mannen als volgt omschrijven: de man met het mes had een donkere huidskleur, had een zwart petje op, droeg een zwart T-shirt en een zwarte korte broek, hij had een kort opgeknipt kapsel, normaal postuur, ongeveer 30 jaren oud, uitpuilende ogen. De andere man: ook donkere huidskleur, wit T-shirt, blauwe korte broek, minder kroezig haar dan de andere man, normaal postuur, ongeveer 30 jaar oud, maakte een rustige indruk. Ik kan het mes als volgt omschrijven: zwart handvat, lang puntig lemmet van zeker twintig centimeter zonder kartels, het lemmet glom en had een heel scherpe punt. Ik zag dat de man het mes langs zijn lichaam naar beneden hield. Ik zag dat ze met elkaar gingen vechten. Ik zag dat ze elkaar vast pakten. Ik zag dat de man die ik met het mes had gezien stekende bewegingen maakte. Ik zag dat de andere man probeerde de man af te weren met zijn armen. Ik zag dat de mannen doorgingen en dat ze kwamen te vallen. Ik zag dat de man die ik met het mes had gezien bovenop de andere man zat.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 77, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Welke kleding had je vandaag aan?
A: Ik had een zwarte jogging broek aan, zwart T-shirt en een zwart petje
V: Hoe heet de persoon met wie jij de ruzie hebt gehad?
A: [slachtoffer]
6. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 85 t/m 88, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik had het mes in mijn hand. Dit was een mes met een zwart handvat en het lemmet was ongeveer 10 centimeter lang.