ECLI:NL:RBOVE:2020:4238

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
08/994533-18 (FP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van werkgevers bij arbeidsomstandigheden en gevolgen van onveilige testwerkzaamheden

Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee bedrijven die verantwoordelijk werden gehouden voor de dood van twee werknemers tijdens een risicovolle test. De rechtbank oordeelde dat beide bedrijven, waaronder een bedrijf uit Gouda, in strijd hebben gehandeld met de Arbeidsomstandighedenwet. De feiten vonden plaats op 17 mei 2018, toen tijdens een test van een prototype een zuigerstang losraakte en met hoge druk uit de cilinder schoot, wat leidde tot de fatale verwondingen van twee werknemers. De rechtbank concludeerde dat de bedrijven hun zorgplicht niet hebben nageleefd en opzettelijk hebben gehandeld door de risico's van de test niet adequaat in kaart te brengen en geen passende veiligheidsmaatregelen te treffen. De rechtbank legde een geldboete op van 60.000 euro aan het bedrijf uit Gouda en 30.000 euro aan het bedrijf uit Leeuwarden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om de veiligheid van hun werknemers te waarborgen en de noodzaak van adequate risicobeoordelingen en veiligheidsmaatregelen in risicovolle werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/994533-18 (FP) (P)
Datum vonnis: 14 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
gevestigd aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.V. van Overbeeke en van wat door verdachte en diens raadslieden mr. G.J.K. Elsen en mr. S.E. Rijnierse, advocaten te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als werkgever (met een ander) de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden, waardoor levensgevaar of gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid van vier werknemers ontstond of te verwachten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
verdachte op of omstreeks 17 mei 2018, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , althans alleen, als werkgever al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, immers heeft verdachte en/of haar mededader toen daar in een productiehal / fabriekshal aan de [adres 2] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van genoemde wet, door [naam 1] en/of [naam 2] , zijnde (een) werknemers(s) van verdachte en/of [naam 3] en/of [naam 4] zijnde (een) werknemer(s) van verdachtes medader, arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor (grote) afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder (hoge) druk lektesten werden uitgevoerd, terwijl niet was / werd voldaan aan
-artikel 3 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had / hadden verdachte en/of verdachtes mededader niet gezorgd voor de veiligheid en/of de gezondheid van die werknemers, althans een of meer van die werknemers, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, teneinde de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van die werknemers, althans een of meer van die werknemers, bij het onder (hoge) druk testen van Prototype 1 te voorkomen of te beperken, doeltreffende maatregelen getroffen die waren gericht op collectieve bescherming en/of
-artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had / hadden verdachte en/of verdachtes mededader bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet voldaan aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke risico's - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor (grote) afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder (hoge) druk lektesten
werden uitgevoerd, met zich brengen en / of
-artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had / hadden verdachte en/of verdachtes mededader nagelaten ervoor te zorgen dat die werknemers, althans een of meer van die werknemers doeltreffend werd(en) ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor (grote) afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder (hoge) druk lektesten werden uitgevoerd en/of de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico's te voorkomen of te beperken en / of
-artikel 3.17 Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had / hadden verdachte en/of verdachtes mededader nagelaten (dat) het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, te weten een zuiger die zich in Prototype 1 bevond, althans daarvan deel uitmaakte, werd voorkomen en / of indien dat niet mogelijk was zoveel mogelijk werd beperk, aangezien verdachte en/of verdachtes mededader geen maatregelen gericht op collectieve bescherming had / hadden genomen, terwijl daardoor, naar verdachte en/of verdachtes mededader wist / wisten of redelijkerwijs moest / moesten weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] , ontstond of te verwachten was;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
De toedracht
Op 17 mei 2018 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden in een productiehal van [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) aan de [adres 2] . Twee medewerkers van [medeverdachte] voerden samen met twee werknemers van [verdachte] (hierna: verdachte) testwerkzaamheden uit ten behoeve van prototypes van zogenoemde aandrijvingen/actuators voor grote afsluiters. Om te controleren of de afdichtingen van de zuiger in de cilinder van prototype 1 niet lekten, werd de luchtdruk onder de zuiger opgebouwd tot 11 bar en werd aan de bovenkant van deze zuiger op de afdichtingen zeepsop aangebracht. [naam 4] bediende de toevoer van luchtdruk en [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] keken in de cilinder op de bovenkant van de zuiger om te zien of de afdichtingen lekten. Terwijl zij dit deden, bezweek de verbinding koppelschijf - zuigerstang, waardoor de zuiger met grote kracht uit de cilinder is geschoten. [2] [naam 1] en [naam 2] werden hierbij door de zuiger aan hun hoofd geraakt. Beiden zijn als gevolg van het letsel dat zij daarbij opliepen overleden. [3] [naam 3] had zich net daarvoor omgedraaid en liep net als [naam 4] geen letsel op. [4]
Uit het deskundigenonderzoek is gebleken dat – hoewel de onderdelen van de prototypes op zichzelf sterk genoeg waren om de testdruk van 11 bar te weerstaan – de actuator heeft gefaald als gevolg van een overbelasting van de gecombineerde constructie van aluminium
slagbegrenzers en koppelschijf. [5] Door de perslucht die tegen de onderkant van de zuiger drukte, werd zoveel kracht op de aluminiumstaafjes uitgeoefend dat de staafjes vervormden. Hierdoor werd de koppelschijf opengedrukt en kon de zuiger uit de cilinder bewegen. [6]
De twee aluminiumstaafjes waren geen onderdeel van (het ontwerp van) de aandrijving.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met [medeverdachte] opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van de in de tenlastelegging opgenomen gedragingen, geformuleerd in het eerste en laatste gedachtestreepje, moet worden vrijgesproken, en dat het opzet en het medeplegen ten aanzien van alle ten laste gelegde gedragingen niet kan worden bewezen. De raadsman heeft hiertoe – kort samengevat – aangevoerd dat de lektest met prototype 1 van de aandrijving (conform de procedure) veilig en zonder risico’s kon worden uitgevoerd, waardoor verdachte er geen rekening mee hoefde te houden dat de uitgevoerde lektest een risico zou kunnen opleveren. Gelet hierop zijn voorafgaand aan deze test geen aparte risico’s geïnventariseerd en/of geëvalueerd, hoefde de lektest niet in een bunker plaats te vinden en was het nemen van andere (collectieve) beschermingsmaatregelen niet noodzakelijk. De raadsman heeft zich ten aanzien van het impliciet subsidiair ten laste gelegde met betrekking tot het niet voldoen aan artikel 5 en 8, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt verweten de Arbeidsomstandighedenwet respectievelijk het Arbeidsomstandighedenbesluit te hebben overtreden. Vast staat dat het bedrijfsongeval plaatsvond in de productiehal van [medeverdachte] , een arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. [naam 1] en [naam 2] waren ten tijde van het ongeval in dienst bij verdachte. [7] [naam 3] en [naam 4] waren in dienst bij [medeverdachte] en hielden zich voornamelijk bezig met ‘ [verdachte] -projecten’. [8]
De rechtbank overweegt dat verdachte sinds 2015 bezig was met de ontwikkeling van een nieuwe pneumatische aandrijving voor een door haar, samen met [medeverdachte] , te produceren afsluiting. Deze aandrijving is in de ontwikkelfase als “S15 aandrijving” aangeduid. [medeverdachte] heeft verdachte met haar expertise geholpen bij de ontwikkeling van het prototype en zou de beoogde productie van deze aandrijving gaan verzorgen. Ook leverde [medeverdachte] de onderdelen van dit prototype en faciliteerde zij de testwerkzaamheden door middel van het beschikbaar stellen van werkruimte en werknemers. [9] In het kader van de ontwikkeling van de nieuwe aandrijving S15 werd vaker bij [medeverdachte] getest. [10] Het afgelopen jaar hadden al zeker vijftig testen plaatsgevonden (met de opstelling van) het nieuwe prototype aandrijving. [11] De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verdachte en [medeverdachte] een gezamenlijk belang bij de testwerkzaamheden hadden en met het oog daarop binnen de door hen gekozen vervlochten bedrijfsvoering uitvoering gaven aan gezamenlijk beleid gericht op het tot stand brengen van tests als de onderhavige door over en weer werknemers, werkruimte en materiaal ter beschikking te stellen. De rechtbank concludeert dat verdachte in het kader van dit feitelijke samenwerkingsverband - voor wat betreft de verantwoordelijkheden neergelegd in de arbeidsomstandighedenwet - als (gezamenlijke) werkgever voor alle betrokken werknemers moet worden aangemerkt.
De specifieke overtredingen die verdachte worden verweten zijn in vier gedachtestreepjes opgenomen in de tenlastelegging die hierna zullen worden besproken. Voor een goede leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank bij de beoordeling de ten laste gelegde onderdelen in een andere volgorde bespreken.
De rechtbank stelt voorop dat testwerkzaamheden in de regel risicovolle werkzaamheden zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat het niet (alleen) gaat om welk onderdeel wordt getest, maar (ook) op de wijze waarop dit wordt gedaan. Het is daarbij evident dat het kijken in een open cilinder op een zuiger waaronder hoge druk wordt opgebouwd potentieel gevaar met zich meebrengt, een gevaar dat zich in dit geval ook heeft verwezenlijkt. Volgens veiligheidsdeskundige Van Eijk bestaat er bij een dergelijke test met overdruk een serieus risico dat er iets uit elkaar klapt of kapot knapt tijdens deze werkzaamheden, waardoor werknemers kunnen worden getroffen door uit elkaar vliegende delen. [12] Juist om die reden dienen op grond van de arbeidsomstandighedenregelgeving de risico’s in kaart te worden gebracht. Het is de plicht van de werkgever om werknemers van op de arbeidsplaats aanwezige risico’s te vrijwaren. Die zorgplicht houdt mede in dat de werkgever zijn werknemers moet beschermen tegen eigen fouten of onvoorzichtigheden. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer van de raadsman hieromtrent.
Artikel 5 en artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet
Verdachte wordt verweten dat niet werd voldaan aan artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, omdat verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet heeft voldaan aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie de specifieke risico’s van de werkzaamheden vast te leggen.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte in 2017 in een risico-inventarisatie en
-evaluatie (hierna: RI&E) heeft laten vastleggen welke risico’s het testen van aandrijvingen/actuators voor werknemers met zich meebrengt. De rechtbank stelt echter vast dat in deze beoordeling enkel de bedrijfslocatie in Gouda is meegenomen. [13] De rechtbank acht het – mede gezien de omstandigheid dat al vanaf 2015 regelmatig aandrijvingen bij [medeverdachte] werden getest en naar het oordeel van de rechtbank feitelijk sprake was van twee arbeidsplaatsen – onbegrijpelijk dat de RI&E enkel betrekking had op de locatie in Gouda. Verdachte heeft ter zitting erkend dat dit achteraf gezien wel had moeten gebeuren. [14] Nu de specifieke risico’s niet schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie zijn vastgelegd, kan dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend worden bewezen.
Op grond van artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet dienen werknemers tevoren te worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's en over te nemen maatregelen die deze risico's voorkomen of beperken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft nagelaten haar werknemers in te lichten over de uit te voeren testwerkzaamheden bij [medeverdachte] en de daaraan verbonden risico’s. Dit volgt uit de verklaring van [naam 4] en is namens verdachte niet weersproken. [15] Voorts is niet gebleken dat [naam 1] en [naam 2] , beiden ten tijde van het ongeval werkzaam op de afdeling Research & Development (hierna: R&D), voorlichting en instructies hebben gekregen over de specifieke risico’s van het testen van aandrijvingen/actuators met perslucht. [16] Gelet op het voorgaande kan ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend worden bewezen.
Artikel 3 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 3.17 Arbeidsomstandighedenbesluit.
Verdachte wordt verder verweten dat niet werd voldaan aan artikel 3, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, omdat verdachte niet heeft gezorgd voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe geen beleid heeft gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden.
Uit het onderzoek komt het beeld naar voren dat het projectteam van de S15 aandrijving, met [naam 1] aan het hoofd, door verdachte de vrije hand werd gelaten. Uit het dossier blijkt dat door [naam 1] een testprotocol van prototype 1 is opgesteld, maar dat hierin enkel staat beschreven wat er getest moet worden en hoe de onderdelen moeten worden samengesteld en opgebouwd. [17] Nog daargelaten dat dit protocol een ‘concept-status’ had en deze aldus niet door iemand anders dan de opsteller is gecontroleerd en goedgekeurd (terwijl dat volgens dit formulier wel had gemoeten), bestond er daarnaast geen protocol met veiligheidsmaatregelen waar de werknemers zich bij dergelijke testen aan moeten houden. [18] Uit de verklaring van [naam 5] , namens [medeverdachte] , blijkt bovendien dat er bij de test geen toezicht was, dat [naam 1] en [naam 2] toezicht hielden op hun eigen werkzaamheden, en dat gedurende het testen er geen gezagsrelatie was. [19] Voorts is gebleken dat het hoofd R&D onvoldoende op de hoogte was van de feitelijke testactiviteiten. Uit de verklaring van [naam 6] volgt immers dat niet met hem is besproken hoe het testen van de seals werd uitgevoerd. [20] Daarbij speelt een rol dat op prototype 1 aanpassingen waren gedaan die niet in het oorspronkelijke ontwerp stonden en ook niet in het concept-protocol van de testopstelling waren opgenomen. Voorts zijn daarbij bij een eerdere test onderdelen van het prototype 1 bij 8 bar kromgetrokken. De aanpassingen ten opzichte van het ontwerp, door het aanbrengen van twee aluminium staafjes die als slagbegrenzer hadden te dienen, hebben ertoe geleid dat er een puntbelasting heeft kunnen ontstaan waartegen de koppelschijf niet bestand is geweest. Er bestond bij verdachte geen beleid om deze aanpassingen pas door te voeren na goedkeuring van een leidinggevende. Ook hier liet verdachte haar werknemers de vrije hand. De rechtbank acht het juist voor een R&D afdeling – waar men doorgaans wil experimenteren met nieuwe onderdelen en in ontwikkeling zijnde producten – noodzakelijk om duidelijke veiligheidsregels te stellen en deze vervolgens ook te handhaven. Door het ontbreken van een beleid en toezicht hierop, is een grote vrijheid ontstaan, waardoor het mogelijk was om af te wijken van de testopstelling, met alle gevolgen van dien.
Verdachte wordt voorts verweten dat niet werd voldaan aan artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, omdat was nagelaten de arbeidsplaats zodanig te gebruiken dat het gevaar voor de veiligheid van de werknemers bij de werkzaamheden zoveel mogelijk werd voorkomen en het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen of zoveel mogelijk werd beperkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft nagelaten om collectieve maatregelen te treffen. Uit het deskundigenrapport blijkt dat – indien er sprake is van druktesten of lektesten met hoge drukken en/of het risico op grote vrijkomende krachten – het noodzakelijk is om veiligheidsmaatregelen te nemen. [21] Het direct kijken op de zuiger is daarbij niet wenselijk. In plaats daarvan kan gebruik worden gemaakt van cameramonitoring, waarbij de werknemers beschermd zijn door veiligheidsschermen. Deze testen worden volgens de deskundigen in een ideaal geval uitgevoerd in een bunker voor hogedruktesten. Verdachte beschikt intern over een dergelijke testfaciliteit. [22] Met de wetenschap dat verdachte een R&D afdeling heeft, die zich onder meer bezighoudt met het testen van grote apparaten onder hoge druk, had verdachte collectieve maatregelen moeten nemen waarbij werknemers fysiek zijn gescheiden van de risicovolle werkzaamheden en niet kunnen worden geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan. Verdachte heeft het daarentegen laten gebeuren dat dergelijke risicovolle testwerkzaamheden konden plaatsvinden in de productiehal bij [medeverdachte] , een open ruimte, zonder specifieke afschermingsmaatregelen, die voor alle werknemers op die locatie vrijelijk toegankelijk was.
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman, inhoudende dat de deksel in combinatie met (de tegenkracht van de) veren, zoals voorgeschreven in het (concept) testprotocol, als een afschermingsmaatregel diende. De deksel inclusief veren waren immers onderdeel van het ontwerp en dienden daarbij niet als veiligheidsmaatregel.
Op grond van het voorgaande kunnen ook deze onderdelen van de tenlastelegging wettig en overtuigend worden bewezen.
Toerekening aan verdachte en medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] in het kader van het feitelijke samenwerkingsverband als gezamenlijke werkgever voor alle betrokken werknemers moeten worden aangemerkt en dat binnen dit samenwerkingsverband gedragingen hebben plaatsgevonden die passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en dienstig zijn voor het uitgeoefende bedrijf. Verdachte heeft het handelen van de werknemers aanvaard en heeft onvoldoende maatregelen getroffen en onvoldoende aan haar zorgplicht voldaan, terwijl het in haar macht lag om dit wel te doen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ontstaan van het ongeval en de gevolgen daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat de samenwerking van verdachte en [medeverdachte] mede gericht was op de verwezenlijking van het grondfeit, zal zij verdachte van het onderdeel medeplegen vrijspreken. Met andere woorden, beide verdachten werkten wel samen, maar niet met de bedoeling samen de ten laste gelegde strafbare feiten te plegen. Uiteraard doet dat niet af aan de (strafrechtelijke) verantwoordelijkheid van de verdachten ieder voor zich.
Opzet
In het economisch strafrecht dient de term opzet te worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, in dit geval telkens een nalaten, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan. Voor een bewezenverklaring van opzettelijk handelen door verdachte is dan ook niet vereist dat verdachte wist dat haar werknemers de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop gebaseerde regelgeving overtraden.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte heeft nagelaten de genoemde zorgplichten na te leven. Gelet op hetgeen bij de individuele zorgplichten is overwogen en de omstandigheid dat de testwerkzaamheden in een R&D fase in de vervlochten bedrijfsvoering zoals hiervoor weergegeven plaatsvonden, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar medewerkers, waarop bij de feitelijke uitvoering van hun testwerkzaamheden op geen enkele wijze ook maar enige vorm van toezicht werd gehouden, de lektest volgens een door hun gekozen, achteraf onveilig gebleken, methode zouden uitvoeren. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk (in de zin van willens en wetens) heeft gehandeld/nagelaten.
Levensgevaar / ernstige gezondheidsschade van haar werknemers
Verdachte had redelijkerwijs moeten weten dat als gevolg van het nalaten de betreffende zorgplichten na te leven, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de werknemers ontstond of te verwachten was. De zorgplichten waren in dit geval gericht op de veiligheid van de werkzaamheden van prototypes van aandrijvingen/actuators voor grote afsluiters, waarbij onder hoge druk lektesten werden uitgevoerd, terwijl het afwijken van ontwerp en testprotocol zonder enige (aanvullende) berekening of toestemming kon plaatsvinden. Het risico op levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid is evident als een onderdeel in een testprocedure bezwijkt, waardoor werknemers worden getroffen door uit elkaar vliegende delen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 17 mei 2018, in de gemeente Leeuwarden, als werkgever opzettelijk handelingen heeft nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen, immers heeft verdachte toen daar in een productiehal aan de [adres 2] , zijnde een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid onder g van genoemde wet, door [naam 1] en [naam 2] , zijnde werknemers van verdachte, en [naam 3] en [naam 4] , arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid uit - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor grote afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder hogedruk lektesten werden uitgevoerd, terwijl niet was voldaan aan
- artikel 3 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte niet gezorgd voor de veiligheid en/of de gezondheid van die werknemers, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, teneinde de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van die werknemers bij het onder hoge druk testen van Prototype 1 te voorkomen of te beperken, doeltreffende maatregelen getroffen die waren gericht op collectieve bescherming en
- artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet voldaan aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke risico's - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor grote afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder hoge druk lektesten werden uitgevoerd, met zich brengen en
- artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte nagelaten ervoor te zorgen dat die werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten - zakelijk weergegeven - het testen van prototypes van aandrijvingen / actuators voor grote afsluiters, in casu Prototype 1, waarbij onder hoge druk lektesten werden uitgevoerd en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico's te voorkomen of te beperken en
- artikel 3.17 Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had verdachte nagelaten (dat) het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, te weten een zuiger die zich in Prototype 1 bevond, werd voorkomen en/of indien dat niet mogelijk was zoveel mogelijk werd beperkt, aangezien verdachte geen maatregelen gericht op collectieve bescherming had genomen,
terwijl daardoor, naar verdachte redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] ontstond of te verwachten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 80.000,-
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat de veiligheidsaspecten na het ongeval hoger op de agenda staan en de veiligheidsprocedures voor R&D-testen binnen het bedrijf inmiddels zijn aangescherpt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen. Als gevolg daarvan zijn twee zeer gewaardeerde werknemers in de uitoefening van hun werkzaamheden om het leven gekomen. Verdachte droeg samen met [medeverdachte] als werkgever de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van haar werknemers op die werkplaats en was uit dien hoofde verplicht om passende en adequate maatregelen te treffen tegen de op de externe arbeidslocatie aanwezige gevaren. Dit heeft verdachte nagelaten. Verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de veiligheidsrisico’s die aan het verrichten van de werkzaamheden door haar werknemers waren verbonden. Hiermee is verdachte ernstig tekort geschoten in haar zorgplicht jegens haar werknemers in het algemeen, en [naam 1] en
[naam 2] , in het bijzonder.
Dat het veel beter kan, is na het ongeval gebleken. Verdachte heeft dat ook ingezien. Verdachte heeft naar het zich laat aanzien adequate veiligheidsmaatregelen getroffen om een soortgelijk ongeval in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank begrijpt dat het overlijden van [naam 1] en [naam 2] in het bijzonder bij de nabestaanden hard is aangekomen. Ter zitting heeft de officier van justitie namens hen aangegeven dat hun leven nooit meer hetzelfde zal zijn en dat [naam 1] en [naam 2] nog dagelijks worden gemist. Het is hun vurige wens dat in de toekomst protocollen worden gevolgd, zodat een dergelijk bedrijfsongeval nooit meer kan plaatsvinden. De rechtbank deelt en waardeert de wens van de nabestaanden dat maatregelen worden getroffen om ongevallen als deze in de toekomst te voorkomen.
Voor wat betreft de strafoplegging overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank realiseert zich dat door verdachtes handelen aan de nabestaanden onherstelbaar leed is toegebracht, en dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken.
De rechtbank constateert dat voor het opzettelijk overtreden van de arbeidsomstandighedenwet een misdrijf oplevert waarvoor in geval van een rechtspersoon een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen en de rechtbank acht alles overziend de oplegging van een lagere geldboete aangewezen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het verwijt dat verdachte treft, het opleggen van een geldboete van € 60.000,- passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 51 en 91 Sr en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 60.000,- (zegge: zestigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2020.
Buiten staat
Mrs. Melaard en Van Campen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 maart 2019, met nummer 1807594. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Algemeen dossier, pagina 14 en 15.
3.D002-02, pagina 221 en D002-03, pagina 222.
4.Algemeen dossier, pagina 15.
5.D008-08, pagina 257.
6.Algemeen dossier, pagina 15.
7.Algemeen dossier, pagina 20 en 21.
8.G004-01, pagina 67 en G004-02, pagina 71.
9.De verklaring van [naam 7] namens verdachte ter terechtzitting van 30 november 2020.
10.V001-05, pagina 49.
11.G001-01, pagina 59 .
12.G007-01, pagina 80.
13.D001-17, pagina 170 e.v. en G007-01, pagina 79.
14.De verklaring van [naam 7] namens verdachte ter terechtzitting van 30 november 2020.
15.G001-02, pagina 61.
16.AMB004-01, pagina 107.
17.D001-22, pagina 217 e.v. en V001-01, pagina 38.
18.De verklaring van [naam 7] namens verdachte ter terechtzitting van 30 november 2020.
19.V002-01, pagina 55.
20.V001-01, pagina 38.
21.D005-08, pagina 257.
22.AMB003-08, pagina 106 en G004-02, pagina 72.