ECLI:NL:RBOVE:2020:4214

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
08/015287-20 (P) en 08/184519-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling door een 21-jarige man uit Zwolle

Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting van slachtoffer [slachtoffer 1] op 23 september 2018 in Genemuiden, en aan mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 2] op 15 oktober 2019, waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank volgde het advies van de reclassering en zag onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van de feiten. De verdachte moet ook schadevergoeding betalen aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, en de DNA-bewijzen ondersteunden de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1]. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/015287-20 (P) en 08/184519-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum vonnis: 10 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Markink-Grolman, en van wat door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08/184519-19 als feit 1 en het feit van de zaak met parketnummer
08/015287-20 als feit 2.
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft verkracht;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld, waardoor zwaar lichamelijk letsel ontstond.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Genemuiden, gemeente
Zwartewaterland, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door
- de broek van [slachtoffer 1] los te maken en/of naar beneden te trekken,
- die [slachtoffer 1] om te draaien en/of haar bovenlichaam naar voren te duwen

(waardoor zij gebukt voor hem kwam te staan) en/of

- (meermalen) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van lichaam van
die [slachtoffer 1] , te weten het duwen/drukken van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door eenmaal (met kracht) op de mond en/of in het
gezicht te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en/of ontwrichting
van een of meerdere tand(en) ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van verdachte ter zitting als uitgangspunt moet worden genomen. Deze houdt in dat hij en [slachtoffer 1] vrijwillig over en weer bij elkaar seksuele handelingen hebben verricht, bestaande uit zoenen en het betasten van elkaars geslachtsdelen. Dit scenario past beter bij de uitkomst van het DNA-onderzoek dan de ten laste gelegde verkrachting, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte ontkent [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) te hebben geslagen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer 2] die avond met meerdere personen conflicten had en dat die belagers hem het letsel hebben toegebracht. Verdachte heeft [slachtoffer 2] enkel ter bescherming weggeduwd. De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] zijn vrienden van [slachtoffer 2] en wilden verdachte in een kwaad daglicht zetten, zodat hun verklaringen onbetrouwbaar zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De feiten en omstandigheden
Op 27 september 2018 heeft een informatief gesprek zeden plaats met [slachtoffer 1] plaats gevonden. Zij verklaarde dat zij op zaterdag 22 september 2018, met een aantal vriendinnen, bij de keet bij [naam 1] in Genemuiden was. De keet staat op het terrein van de vader van de verdachte. De ouders van [slachtoffer 1] waren die avond niet thuis en zij had haar ouders verteld dat zij bij een vriendin zou slapen. In werkelijkheid was [slachtoffer 1] voornemens langer bij de keet te blijven. De keet sloot rond 05:30 uur. [slachtoffer 1] was toen nog aanwezig met een aantal anderen, onder wie verdachte. Verdachte pakte de fiets van [slachtoffer 1] en fietste ermee weg. [slachtoffer 1] moest nog naar huis in Hasselt fietsen en wilde haar fiets terug. Zij sprong bij verdachte achterop de fiets. Verdachte fietste over de [adres 2] en sloeg linksaf de [adres 3] op. Daar aan de linkerzijde bevinden zich bosjes en aan het eind van die bosjes stopte verdachte. Verdachte en [slachtoffer 1] gingen daar ‘struken duken’. Onder jongeren in de omgeving is dat een bekend fenomeen, waarbij met aanloop in de bosjes wordt gesprongen. Na het ‘struken duken’ begon de verdachte [slachtoffer 1] te tongzoenen en zij zoende terug. Vrijwel gelijktijdig trok verdachte haar broek en onderbroek met geweld naar beneden. [slachtoffer 1] gaf aan dat zij dat niet wilde. Ze had haar broek tot in haar knieholtes naar beneden. Verdachte pakte [slachtoffer 1] bij haar nek en duwde haar naar voren. Zijn andere hand had hij op haar middel. Verdachte heeft zijn penis in haar vagina geduwd en bewoog heen en weer. [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd dat ze dat niet wilde. Toen zij begon te huilen is verdachte gestopt.
[slachtoffer 1] heeft de volgende dag, op 23 september 2018, een vriendin, getuige [getuige 4] , in vertrouwen genomen over het gebeurde en een aantal dagen later ook een vriend, getuige [getuige 5] , toen hij opmerkte dat zij steeds stiller werd. [slachtoffer 1] wilde het voorval in eerste instantie zo snel mogelijk achter zich laten, mede omdat zij had gelogen tegen haar ouders over waar zij die bewuste nacht zou slapen en omdat zij bang was dat verdachte door haar toedoen de gevangenis in zou moeten. In een Snapchat gesprek van 25 september 2018 tussen [slachtoffer 1] en verdachte is kort besproken wat er was gebeurd en spraken zij af het voorval niet op te blazen en het er niet meer over te hebben. Geconfronteerd met het feit dat hij [slachtoffer 1] heeft verkracht, geeft verdachte haar in deze Snapchat te kennen dat het nooit had mogen gebeuren, dat hij een grote vieze klootzak was en dat hij zichzelf wel iets aan kon doen.
Pas nadat [slachtoffer 1] , op advies van getuige [getuige 5] , haar ouders over het gebeurde had verteld, werd de politie ingeschakeld. Op 5 oktober 2018 heeft de vader van [slachtoffer 1] , namens [slachtoffer 1] , aangifte van verkrachting gedaan.
De politie heeft [slachtoffer 1] gehoord als getuige op 12 oktober 2018. De inhoud van haar verklaring komt grotendeels overeen met de inhoud van het informatief gesprek zeden. Zij verklaarde dat verdachte haar fiets pakte en dat zij achterop sprong, dat zij en verdachte vervolgens gingen struken duken en dat verdachte haar zoende. Daartegen heeft zij zich niet verzet. Toen hij kort daarna haar broek open maakte, heeft [slachtoffer 1] hem gezegd dat zij niet verder wilde. Verdachte heeft vervolgens haar broek naar beneden getrokken en haar omgedraaid. Hij heeft haar naar voren geduwd, hoewel ze zei dat ze dat niet wilde. Toen [slachtoffer 1] gebukt voor hem stond, heeft verdachte zijn penis in haar vagina geduwd en heen en weer bewogen. [slachtoffer 1] heeft meerdere malen gezegd en geschreeuwd dat zij dat niet wilde en dat verdachte daarmee moest stoppen, zo lang en zo vaak tot hij stopte.
Het slipje dat [slachtoffer 1] die bewuste nacht aan had werd onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). In dat kader is dat slipje op vier plaatsen bemonsterd en zijn deze bemonsteringen nader onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). In de bemonstering van de buitenzijde van het kruis aan de rechterkant (#02) is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: ‘NFI’) blijkt dat er ‘Y’-chromosomaal (mannelijk DNA) aanwezig was op twee van de veiliggestelde sporen, te weten van de buitenzijde van het kruis aan de rechterkant (#02) en van de binnenzijde van de voorkant van de slip (#3). Het NFI heeft daarom een aanvullend ‘Y-chromosomaal’ onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek volgt dat het mannelijk DNA-materiaal op de veiliggestelde sporen afkomstig kan zijn van de verdachte. Om de bewijskracht van deze matches te kunnen formuleren heeft het NFI twee hypotheses (stellingen) tegenover elkaar gezet. Bij deze stellingen is alleen rekening gehouden met de bemonsteringen van de buitenzijde van het kruis aan de rechterkant (#02) en van de binnenzijde van de voorkant van de slip (#3). Volgens het NFI is de stelling dat de Y-chromosomale sporen afkomstig zijn van de verdachte
zeer veel waarschijnlijkerdan de stelling dat deze sporen afkomstig zijn van een willekeurige andere, niet in de mannelijke lijn aan verdachte verwante, man.
Tijdens de twee verhoren bij de politie en ook ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij [slachtoffer 1] heeft verkracht. Hij verklaarde alleen met haar te hebben gezoend. Ook heeft verdachte bij de politie verklaard dat er geen Snapchat-contact tussen hem en [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden kort na het incident. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij en [slachtoffer 1] niet alleen hebben gezoend, maar ook elkaars geslachtsdelen hebben betast. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting erkend dat hij de door [slachtoffer 1] genoemde Snapchat-berichten aan haar heeft verzonden. Volgens verdachte vond hij zichzelf een ‘vieze, gore klootzak’, omdat hij die bewuste avond met [slachtoffer 1] gezoend had, terwijl hij een prille relatie met een ander meisje had. Hij verklaarde tevens dat hij destijds in het Snapchat-contact niet ontkennend reageerde op de beschuldiging van verkrachting, omdat hij er met zijn hoofd niet bij was vanwege het feit dat zijn ouders in die periode in echtscheiding lagen.
De overwegingen en conclusies
De vraag is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte en slachtoffer in de nacht van 22 op 23 september 2018 beiden in en, na sluiting, bij de keet van [naam 1] in Genemuiden aanwezig waren. Voor het overige lopen de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] uiteen.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen die [slachtoffer 1] tegenover de politie heeft afgelegd over de gang van zaken in de nacht van 22 op 23 september 2018. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Door haar ouders te informeren over wat haar die nacht was overkomen, heeft zij aan haar ouders toegegeven dat zij had gelogen dat zij die nacht bij een vriendin zou slapen en heeft zij zodoende hun vertrouwen in haar beschaamd. Bovendien heeft zij tijdens het informatief gesprek zeden aangegeven dat zij moeite had met de situatie, omdat ze zich schuldig voelde over het feit dat zij er wellicht voor zou zorgen dat verdachte een gevangenisstraf zou krijgen.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] zeer kort na het voorval haar vriendin, getuige [getuige 4] , verteld dat zij verkracht was. Enkele dagen later heeft zij ook een vriend, getuige [getuige 5] , op de hoogte gesteld. Daar waar [slachtoffer 1] in eerste instantie voornemens was om het incident te vergeten, heeft zij, op aandringen van getuige [getuige 5] , besloten haar ouders in te lichten en werd alsnog besloten aangifte te doen.
Ook vindt de verklaring van [slachtoffer 1] steun in het Snapchat-gesprek dat zij met verdachte kort na 23 september 2018 heeft gevoerd. Zij heeft in dat gesprek medegedeeld dat zij het aan een jongen uit haar klas heeft verteld en dat die jongen zei dat het gewoon een verkrachting was. Indien daarvan in de ogen en beleving van verdachte geen sprake was, had het voor de hand gelegen dat verdachte dat op dat moment (uitdrukkelijk) had ontkend en in ieder geval had weersproken. Verdachte heeft dat toen echter niet gedaan, maar heeft onder meer geschreven dat het nooit had mogen gebeuren, dat hij zich “gewoon zo kloten” voelt, dat hij zichzelf op dat moment wel wat kan aandoen en dat hij een “grote vieze klootzak” is.
Verder vindt de verklaring van [slachtoffer 1] bevestiging in het DNA-onderzoek, in die zin dat een spermaspoor aan de buitenzijde van het slipje is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-materiaal van de verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat in de bemonstering ‘diep vaginaal’ geen sperma(vloeistof) en bloed is aangetroffen en dat er dus geen steunbewijs is voor het binnendringen. De rechtbank verwerpt dit betoog. Gelet op de uitkomst van dat DNA-onderzoek waar dit betreft de sporen die enkele dagen na het voorval, op 27 september 2018, op het slipje van [slachtoffer 1] zijn veilig gesteld, bezien in onderling verband en samenhang met de hiervoor genoemde omstandigheden, brengt de afwezigheid van sperma(vloeistof) en bloed in de bemonstering ‘diep vaginaal’ niet mee dat voor het binnendringen geen steunbewijs aanwezig is, noch doet zij afbreuk aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaring die [slachtoffer 1] over het gebeurde tegenover de politie heeft afgelegd.
Daarbij betrekt de rechtbank dat [slachtoffer 1] van meet af aan een gedetailleerde en overwegend, in ieder geval op hoofdlijnen, consistente verklaring heeft afgelegd, terwijl verdachte bij de politie en ter zitting wisselend heeft verklaard. Verdachte heeft daarvoor een reden aangevoerd, namelijk de invloed die de echtscheiding van zijn ouders op hem heeft gehad. Op welke wijze die omstandigheid ertoe heeft geleid dat hij wisselende verklaringen over het verloop van de gebeurtenissen in de nacht van 22 op 23 september 2018 heeft afgelegd, heeft verdachte niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet bovendien geen reden waarom [slachtoffer 1] verdachte onterecht zou beschuldigen. Sterker nog, zij wilde in eerste instantie geen aangifte doen omdat zij bang was dat verdachte dan door haar toedoen in de gevangenis zou belanden.
Uit de bewijsmiddelen haalt de rechtbank de overtuiging dat verdachte [slachtoffer 1] heeft verkracht.
Feit 2
De feiten en omstandigheden
In zijn aangifte van 19 oktober 2019 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij op 15 oktober 2019 omstreeks 18:30 uur aanwezig was op het terrein achter het café ‘ [naam 2] ’ te Genemuiden. Er waren meerdere ruzies gaande. [slachtoffer 2] belandde in een conflict, waarbij hij tegen een voor hem bekende jongen zei: “je kankermoeder”. Aangezien de moeder van die jongen kort daarvoor overleden was aan kanker, werd [slachtoffer 2] door meerdere omstanders erop aangesproken dat hij te ver gegaan was. Hij kreeg niet de kans om zijn excuses te maken en verliet, mede voor zijn eigen veiligheid, het terrein. Ter hoogte van ‘ [naam 3] ’ kwam [slachtoffer 2] verdachte en getuige [getuige 3] tegen. [getuige 3] sprak [slachtoffer 2] aan op zijn gedrag. [slachtoffer 2] beaamde dat hij te ver was gegaan en dat hij zijn excuses wilde maken. Uit het niets werd hij toen met een gebalde vuist in zijn gezicht gestompt. Direct daarna zag hij dat verdachte in zijn handen wreef en verdachte hoorde zeggen: “zo, die had hij verdiend”.
Als gevolg van de klap zijn bij [slachtoffer 2] een lichte hersenschudding en een kaakbreuk geconstateerd. Ook werden zijn rechter voortand en zijn rechter hoektand uit zijn mond geslagen en zaten er twee tanden los. Het is nog onduidelijk of volledig herstel zal optreden. Volgens de letselrapportage in het dossier bestaat er bij dergelijk gebitsletsel grote kans dat de tanden alsnog afsterven door wortelbeschadiging, waardoor ingrepen zoals een wortelkanaalbehandeling en het plaatsen van stifttanden of kronen noodzakelijk kunnen zijn.
De politie heeft een drietal getuigen gehoord, te weten: [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . [getuige 1] was samen met [slachtoffer 2] ten tijde van het incident. Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met een gebalde vuist met volle kracht uithaalde richting het gezicht van [slachtoffer 2] . Daarna hoorde hij verdachte zeggen: “dat verdiende hij”. [getuige 2] heeft verklaard dat hij ten tijde van het incident op twee meter afstand van [slachtoffer 2] stond en dat hij zag dat verdachte [slachtoffer 2] met zijn vuist op zijn mond sloeg. [getuige 3] was die avond samen met verdachte. Hij heeft verklaard dat hij recht tegenover [slachtoffer 2] stond ten tijde van het incident en dat hij zag dat verdachte aangever met zijn vuist op zijn gezicht sloeg.
Naar aanleiding van deze bevindingen is verdachte gehoord. Verdachte heeft verklaard dat op 15 oktober 2019 in café “ [naam 2] ” was. Hij wilde iets gaan eten en toen hij buiten kwam, zag hij dat [slachtoffer 2] meerdere malen werd geslagen door een aantal anderen. Hij heeft verklaard dat hij tussen [slachtoffer 2] en die anderen is gekomen, dat hij iedereen uit elkaar heeft gehaald en dat hij [slachtoffer 2] daarbij een duw heeft gegeven. Hij ontkent hem een vuistslag te hebben gegeven. Geconfronteerd met de verklaringen van de drie getuigen, blijft verdachte bij zijn ontkenning en verklaart hij dat zowel aangever als de getuigen die bewuste dag veel drugs hadden gebruikt en dat zij tegen hem samenspannen.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte ten tijde van het incident in en in de omgeving van café ‘ [naam 2] ’ was en dat er sprake was van een ruzieachtige sfeer. De verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] lopen voor het overige uiteen. De rechtbank moet vaststellen welke verklaring het meest geloofwaardig en aannemelijk is. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] . In zijn verklaring laat hij zijn eigen aandeel in het geheel niet onderbelicht en zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van drie getuigen, die alle drie een op hoofdpunten gelijke verklaring over het incident hebben afgelegd. De rechtbank ziet ook geen objectieve reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. De lezing van verdachte vindt geen steun in het dossier en de rechtbank vindt die lezing niet aannemelijk.
Uit de letselrapportage blijkt dat als gevolg van de vuistslag medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat nog onzeker is of ten aanzien van de gebitsschade volledig herstel zal optreden. De rechtbank merkt het letsel dat [slachtoffer 2] als gevolg van de mishandeling heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel.
Uit de bewijsmiddelen haalt de rechtbank de overtuiging dat verdachte [slachtoffer 2] een vuistslag in zijn gezicht heeft gegeven en dat [slachtoffer 2] , als gevolg daarvan, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 september 2018 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland, door een feitelijkheid, te weten door
- de broek van [slachtoffer 1] los te maken en naar beneden te trekken,
- die [slachtoffer 1] om te draaien en haar bovenlichaam naar voren te duwen
(waardoor zij gebukt voor hem kwam te staan) en
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die
bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [slachtoffer 1] , te weten het duwen/drukken van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op 15 oktober 2019 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door eenmaal met kracht op de mond te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakbreuk en ontwrichting
van meerdere tanden ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 of 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verkrachting;
feit 2
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij rekent de verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk, berekenend heeft verklaard om zijn sporen te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, om toepassing van het jeugdstrafrecht. Dit omdat uit het reclasseringsrapport blijkt dat er in de periode dat feit 1 werd gepleegd mogelijk indicaties zijn geweest die pleiten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De raadsman maakt overigens geen opmerkingen over de op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht dit een ernstig feit. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Blijkens de opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] geldt dit ook voor haar.
Verdachte heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan mishandeling door met een vuist tegen het gezicht van [slachtoffer 2] te stompen. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 2] een lichte hersenschudding, een kaakbreuk en meerdere ontwrichte tanden opgelopen. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Verdachte heeft met deze mishandeling de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. De rechtbank neemt als strafverzwarende factor in haar oordeel mee dat verdachte het feit heeft gepleegd in een uitgaansomgeving. Uitgaansgeweld heeft niet alleen grote invloed op het veiligheidsgevoel van de samenleving in het algemeen en dat van slachtoffers en getuigen van uitgaansgeweld in het bijzonder, maar het kan ook makkelijk escaleren met onvoorziene gevolgen.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS bij een verkrachting uitgaan van een gevangenisstraf van 24 maanden. De oriëntatiepunten noemen voor mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een geldboete van € 750,-.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 26 augustus 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 28 mei 2020. De reclassering concludeert dat een reclasseringsinterventie niet geïndiceerd is. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor het opstellen van een plan van aanpak vanwege het feit dat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en het risico op recidive onbekend is. De reclassering ziet geen doorslaggevende redenen voor het toepassen van jeugdstrafrecht.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering. Zij ziet ook onvoldoende aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
feit 1
De heer [vader] , de vader van [slachtoffer 1] , heeft zich in hoedanigheid van haar wettelijke vertegenwoordiger als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij heeft in die hoedanigheid gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.309,96 (zegge: drieënvijftighonderd en negen euro en zesennegentig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kleding (€ 152,40);
- verplaatste schade (€ 108,96);
- reiskosten (€ 48,60).
Wegens immateriële schade heeft hij een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.630,27 (zesennegentighonderddertig euro en zevenentwintig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten, waaronder het eigen risico van de zorgverzekering (€ 352,49);
- kosten voor een extra aanvullende zorgverzekering (€ 282,00);
- toekomstige tandheelkundige kosten (€ 5.400,00);
- reiskosten (€ 95,78).
Wegens immateriële schade heeft hij een bedrag van € 3.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert volledige toewijzing van de schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert de officier van justitie volledige toewijzing van de vordering aangaande materiële schade. Met name omdat nog onduidelijk is of er sprake is van blijvend letsel, is de schadevergoedingsvordering reëel. Ten aanzien van de vordering van de immateriële schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2] , vordert de officier van justitie matiging van de vordering tot een bedrag van € 1.500,00.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair de beide vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.309,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het de strafbare feit is gepleegd.
feit 2
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘medische kosten’ en ‘reiskosten’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 448,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de posten ‘kosten voor een extra aanvullende zorgverzekering’ en ‘toekomstige tandheelkundige kosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Op grond van artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek kan nog niet ingetreden schade worden begroot na afweging van goede en kwade kansen. Om een zodanige afweging te maken is echter niet (voldoende) gesteld en onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet in de gelegenheid stellen om de schadepost nader te onderbouwen, nu dit leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure. Wat betreft de kosten voor de aanvullende zorgverzekering geldt dat niet aannemelijk is geworden dat die kosten het rechtstreeks gevolg van de mishandeling zijn in de zin dat niet (voldoende) is onderbouwd dat de benadeelde die kosten niet ook had gemaakt indien de mishandeling niet had plaatsgevonden, terwijl de verzekering ook dekking biedt tegen zorgkosten die niet het (rechtstreeks) gevolg van de mishandeling zijn.
De rechtbank acht, kijkend naar de bedragen die in soortgelijke strafzaken worden toegewezen, de gevorderde immateriële schade te hoog. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.500,00 billijk is. De gevorderde immateriële schade wordt daarom tot dat bedrag toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en kan dat deel van de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:verkrachting;
feit 2:mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van
€ 5.309,96(zegge: drieënvijftighonderd en negen euro en zesennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.309,96(zegge: drieënvijftighonderd en negen euro en zesennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van € 1.948,27 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro en zevenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2019:
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.948,27(zegge: negentienhonderdachtenveertig euro en zevenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk-Kramer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2020.
Buiten staat
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC19416/ PLUTO en procesverbaalnummer PL0600-2018435248.Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 5 oktober 2018 (blz. 4-8), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)V: Vertel ons daar eens alles over?A: [slachtoffer 1] is zaterdag twee weken terug, van zaterdag 22 september op zondag 23 september 2018, toen was ze uit naar een keet in Genemuiden. In de vroege morgen naar huis wilde gaan, is zij door een jongen verkracht.(…) De jongen is met haar naar een afgelegen plek gefietst, waar hij wilde 'struukeduuken'. Toen heeft hij haar eerst gezoend, daar heeft zij geen verweer tegen gegeven. Ze gaf aan dat ze verder niks wilde, maar toen heeft hij haar omgedraaid en de kleren van het lijf gerukt. Hij heeft haar toen in een klem gehouden, ze kon weinig weerstand bieden.(...)(...)V: Waar is het gebeurd?A; In Genemuiden op het industrieterrein. De jongen heeft haar meegenomen naar bosjes daar in de buurt van de keet.(...)
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 12 oktober 2018 (blz. 10-18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)V: Kun je, van begin tot eind, vertellen hoe die avond is gegaan op zaterdag 22
september 2018?
A: Ik heb eerst gewerkt tot 23.30 uur. Toen ben ik snel naar huis gegaan en heb me
omgekleed. Ik ben toen vanuit huis, Zwartsluis over Hasselt naar Genemuiden gefietst. Toen was het ongeveer 06.00 uur a 06.30 uur en ging de keet dicht.(…) Ik wilde naar huis gaan. (…) [verdachte] vroeg of ik mee ging struukeduuken en ik sprong bij [verdachte] achterop mijn fiets.(…) Ik sprong bij hem achterop. Toen reed hij een heel eind verderweg van de keet af richting een paar bosjes. (…)Toen zoende hij me. [verdachte] maakte mijn broek los en toen zei ik dat ik niet verder wilde. Toen trok hij mijn broek naar beneden en draaide hij me om. Hij duwde mij nar voren, terwijl ik zei dat ik niet wilde, maar ik kon niks tegen hem doen. Toen ging hij, zeg maar verder, totdat hij seks met me had. Ondertussen zei ik dat ik het niet wilde, een paar keer. En uiteindelijk stopte hij. Ik heb meteen mijn kleren weer goed aangedaan en ben direct op de fiets gestapt naar huis.(...)(...)V: Dat spring je achterop bij [verdachte] Kun je de route eens omschrijven waar jullie langs zijn gefietst?A: We zijn de straat, [adres 4] , helemaal uitgefietst en toen de [adres 2] op en daarna linksaf de [adres 3] op.(…)(…)V: Hoe lang duurde het zoenen?A; Een paar seconden. Best snel daarna deed hij mijn broek los.(…)(…)V; Hij doet je broek los en dan?A; hij trok mijn broek naar beneden tot halverwege mijn bovenbenen. Toen draaide hij me om, zodat ik met mijn rug naar hem toe stond. Toen duwde hij me voorover, zodat ik gebukt voor hem stond totdat zijn lui in mijn vagina ging. Toen zei ik dat ik niet wilde en dat hij moest stoppen. Hij ging gewoon door met seks hebben, met heen en weer gaan.V: En dan?A: Dat ging even zo door en toen stopte hij.(…)(…)V: Even voor de duidelijkheid: Hoe kon [verdachte] merken dat jij dit niet wilde?A: Ik zei dat ik niet wilde en ik schreeuwde dat ik niet wilde. Ik schreeuwde:?Stop! Ik wil dit niet!? en dat zo vaak totdat hij stopte.V: Je vertelde dat hij je broek open deed, hoe reageerde jij toen?A; Toen zei ik dat ik niet verder wilde gaan, dat ik dat niet wilde.V: En hoe krijgt hij dan jouw broek naar beneden?A; Ik stond daar verstijfd. Ik kon niks tegen hem inbrengen, want hij is een stuk sterker.(…)
(…)V: Op welke manier draaide [verdachte] jou om?A; Hij pakte me met zijn handen bij mijn bovenarmen en draaide mij om. Hij had mijn stevig vast, maar het deed geen pijn.V: Hoe liet hij jou bukken?A; Met zijn ene hand hield hij mijn heup vast en met zijn andere hand duwde hij mijn bovenlijf naar voren.V: Hoe wist hij toen dat jij niet wilde?A: Ik had van te voren gezegd dat ik niet wilde. En ik was bang, omdat hij groter en sterker is. Ik zei en schreeuwde dit ook telkens, dat ik niet wilde.V: Hoe vaak heb je dat gezegd en geschreeuwd?A; Een keer of acht.(...)
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 22 januari 2019 (blz. 30-33), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)V: Wij hebben een getuige verklaring van [slachtoffer 1] opgenomen. Daarin verklaart ze dat ze jou iets heeft verteld. Wat heeft ze precies verteld?A: Het is een tijdje terug, drie maanden geleden ongeveer. Ik merkte op school dat ze iets stiller werd. Minder ouwehoeren enzo. Later via snapchat vertelde ze het verhaal. Dat ze was verkracht door een jongen. Ik heb haar toen gelijk gezegd dat ze hulp moest vragen, het niet alleen moest verwerken, het aan haar ouders moest vertellen en aan de politie moest vertellen om aangifte te doen. Ik heb niet in detail aan haar gevraagd wat er was gebeurd, maar ze vertelde en dat er een jongen was die haar aan het zoenen was en haar begon uit te kleden. Volgen mij begon het met zoenen. En toen heeft hij haar kleren uitgetrokken en haar verkracht.(...)(...)
V: Wie zou dit bij [slachtoffer 1] gedaan hebben?A: Ik weet wel zijn naam: [verdachte] .(…)
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 24 januari 2019 (blz. 34-38), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)V: Wij hebben een getuige verklaring van [slachtoffer 1] opgenomen. Daarin verklaart ze dat ze jou iets heeft verteld. Wat heeft ze precies verteld?A: Die dag erna, ik had [slachtoffer 1] die avond dat het is gebeurt nog gesproken. We waren samen uit gegaan en zij zou op de fiets naar huis met iemand. Via de snap hadden we contact en toen zei ze dat ze in Genemuiden was. De volgende dag sprak ik haar weer en toen vertelde ze dat er iets met [verdachte] was gebeurd. [slachtoffer 1] vertelde dat ze haar fietssleutel kwijt was en toen bleek dat [verdachte] op [slachtoffer 1] haar fiets zat. [slachtoffer 1] ging achter [verdachte] aan. Ze gingen strukenduken.[verdachte] zoende haar ineens. Hij deed haar broek naar beneden en zij kon niks want hij was heel sterk. (…)
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2019 (blz. 47) en de bijlage, inhoudende screenshots van Snapchat gesprekken (blz. 53-57) in zijn geheel.
(…) Op 26 maart 2019 heb ik, verbalisant, bij de digitale recherche een image bekeken die veilig is gesteld van de mobiele telefoon van slachtoffer [slachtoffer 1] . In haar getuige verklaring verklaart ze dat ze de dag na de verkrachting via Snapchat heeft gesproken met de verdachte. Dit gesprek zou nog op haar telefoon staan. Ik, verbalisant, heb dit gesprek op de image gevonden en uitgeprint. Deze printjes
zullen als bijlage bij dit proces verbaal worden gevoegd. (…)
6. Rapport sporenonderzoek van 1 november 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Van het referentiemateriaal van slachtoffer [slachtoffer 1] is een DNA-profiel verkregen. Van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] is een autosomaal en een Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen. Deze DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-profielen van de bemonsteringen.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.(…)
(…)Tabel 1 Resultaten interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
AAJR8214NL#02
(buitenzijde kruis)
autosomaal DNA-profiel van een vrouw
Y-chromosomaal DNA-profiel
slachtoffer [slachtoffer 1]
verdachte [verdachte]
AAJR8214NL#03
(binnenzijde voorkant)
DNA-profiel van een vrouw
Y-chromosomaal DNA-mengprofiel
additionele DNA-kenmerken:
Slachtoffer [slachtoffer 1]
Afgeleid DNA-hoofdprofiel verdachte [verdachte]
minimaal één andere man
(…) Om de bewijskracht van de match te kunnen formuleren in verbale termen van
waarschijnlijkheid is het onderstaand hypothesepaar beschouwd:
Hypothese 1: Het mannelijke DNA in de bemonsteringen AAJR8214NL#02 en
AAJR8214NL#03 is afkomstig van verdachte [verdachte] , of van een in de
mannelijke lijn aan de verdachte verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijke DNA in de bemonstering AAJR8214NL#02 en
AAJR8214NL#03 is afkomstig van een willekeurig gekozen man, die niet in
de mannelijke lijn verwant is aan verdachte [verdachte] .
De resultaten van het vergelijkend Y-chromosomale DNA-onderzoek zijn zeer veel
waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.(…)
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019460172. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 19 oktober 2019 (blz. 4-7), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Op dinsdag 15 oktober 2019 omstreeks 18:30 uur was ik op het terrein achter [naam 2]
te Genemuiden.(…) Ik zag dat [getuige 3] samen met [verdachte] naar mij toe kwamen. Ik hoorde van [getuige 3] : waar ben jij mee bezig gek, kun je toch niet maken van je nu zegt. Ik wilde reageren en zei: ja jongen ik probeerde mijn excuus, en toen ineens kreeg een volle uithaal tegen mijn mond. Ik werd met een tot vuistgebalde hand geslagen.(…) Toen ik weer keek zag ik dat [verdachte] in zijn handen wreef en hoorde ik van hem: zo die had hij verdient, dit zei hij tegen [getuige 1] en [getuige 3] .(...)
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 15 oktober 2019 (blz. 25-26), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechter hand en met gebalde vuist met volle kracht uithaalde richting het gezicht van [slachtoffer 2] . [verdachte] heeft [slachtoffer 2] één keer geslagen. Vervolgens hoorde ik [verdachte] zeggen: "Dat verdiende hij".(...)
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 23 oktober 2019 (blz. 27-28), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)A: Ik was er bij, dat het gebeurde. Ik heb het ook gezien. [slachtoffer 2] stond voor [naam 2] . Ik stond naast hem op misschien maar 2 meter afstand. Ik zag toen, dat er 2 jongens uit het steegje kwamen. Een van die jongens gaf [slachtoffer 2] een klap. Deze jongen sloeg direct.V: Wie was die jongen die [slachtoffer 2] sloeg?A: Ik wil liever de naam van die jongen niet noemen. Maar ik begrijp, dat ik niet een anonieme verklaring kan afleggen. Die jongen, die [slachtoffer 2] sloeg, is [verdachte] .(...)
(…)V: Hoe kwam de vuistslag aan?A: [verdachte] sloeg met zijn vuist op de mond van [slachtoffer 2] .(...)
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 23 oktober 2019, (blz. 29-30), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...)A: Ik heb het vanaf het begin gezien. Er was ruzie geweest. [slachtoffer 2] had iemand uitgescholden voor kankerlijer of zo iets. Ik ken [slachtoffer 2] goed. Ik ben daarom naar [slachtoffer 2] toegelopen en heb hem gezegd, dat het nergens op lijkt om zo te doen. Ik zag toen, dat [verdachte] vol uithaalde met zijn vuist recht op het gezicht van [slachtoffer 2] .(...)V: Hoe kwam de vuistslag aan?A: [verdachte] sloeg vol op het gezicht van [slachtoffer 2] . [verdachte] stond links van mij, toen hij uithaalde. Volgens mij sloeg hij met zijn rechtervuist. [slachtoffer 2] werd op zijn mond geraakt.(...)
5. De letselrapportage van 30 december 2019 (blz. 17-18), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Beoordeling letsel:
herstel: M.b.t. tandletsel/ Onduidelijk of volledig herstel zal optreden. Bij dergelijk gebitsletsel bestaat er grote kans dat de tanden alsnog afsterven door wortelbeschadiging, waardoor ingrepen zoals wortelkanaalbehandeling, plaatsen van stifttanden of kronen en dergelijke nodig kunnen zijn. Dit kan pas na vele maanden beoordeeld worden. Mocht dit wel het geval zijn dan is er sprake van BLIJVEND letsel.
M.b.t. kaakbreuk/ naar verwachting restloos herstel in ongeveer 6 weken.
Blijvend letsel: Zie hierboven: daar is op dit moment nog geen uitspraak over te doen.(…)