Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 236,00
- salaris gemachtigde
- totaal € 818,96
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] vorderde ontruiming van de woning door [gedaagde] en betaling van een huurachterstand van € 3.600,00. De procedure begon met een dagvaarding op 23 oktober 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 november 2020, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was. De kantonrechter verleende verstek tegen [gedaagde]. De huurovereenkomst tussen partijen was op 27 september 2019 gesloten en eindigde op 30 september 2020. [gedaagde] had de huur over de maanden mei tot en met september 2020 niet betaald, wat leidde tot de vordering van [eiseres]. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd en dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wees de verzoeken van [eiseres] tot zelfuitvoering van de ontruiming af, omdat dit niet op de wet berustte. De kosten van de procedure werden aan [gedaagde] opgelegd.