In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de verandering en uitbreiding van een varkensbedrijf in Hardenberg. Eiser, een omwonende, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, dat op 21 mei 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend aan [bedrijf] voor de uitbreiding van hun varkensbedrijf. Eiser betoogde dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat de vergunning niet verleend had mogen worden zonder een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen het bouwproject en de woning van eiser meer dan 650 meter bedraagt, en dat de varkensstal niet zichtbaar is vanaf zijn perceel. Desondanks oordeelde de rechtbank dat eiser gevolgen van enige betekenis ondervindt van de geuremissie en fijnstofuitstoot die door de uitbreiding zullen toenemen. De rechtbank concludeerde dat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat zijn beroep ontvankelijk is.
Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen had afgegeven. De rechtbank oordeelde dat de algemene verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad, die in 2010 was afgegeven, niet voldeed aan de eisen van de wet. Hierdoor was de vergunning onterecht verleend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag van [bedrijf]. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden.