ECLI:NL:RBOVE:2020:4115

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
08/262593-19 en 08/066360-20 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof en vrijspraak voor overval op cafetaria

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van een straatroof en een poging tot overval op een cafetaria. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor de straatroof, gepleegd op 29 oktober 2019 in Enschede. Tijdens deze straatroof heeft de verdachte, samen met een mededader, een Duitse man gedwongen zijn portemonnee af te geven onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer, dat hen eerder die avond had getrakteerd, op een berekenende manier hebben beroofd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot overval op de cafetaria, gepleegd op 29 september 2019, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere justitiële documentatie. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het geld dat bij de straatroof is buitgemaakt, vastgesteld op € 300,00, het bedrag dat de verdachte na de verdeling van de buit overhield. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/262593-19 en 08/066360-20 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 3 december 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. van Veen, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08/066360-20 als feit 1 en de feiten van de zaak met parketnummer
08/262593-19 als feiten 2 en 3.
De verdenking komt er, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving als bedoeld in artikel 314a Sv ter zitting van 11 mei 2020 in de zaak met parketnummer 08/262593-19, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met een of meer anderen heeft geprobeerd een overval te plegen op een cafetaria;
feiten 2 en 3:met een of meer anderen een straatroof heeft gepleegd.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] of aan een derde
hij, verdachte en/of diens mededader(s) gemaskerd en/of met bivakmutsen op
hun hoofd(en) de cafetaria zijn ingelopen en/of vervolgens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
een mes en/of een breekijzer en/of een (vuur)wapen heeft/hebben
voorgehouden/getoond en vervolgens daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft/hebben geroepen: "geef mij je geld, geef mij geld" althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met
inhoud) en/of een of meer geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren)
en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3]
toebehoorde(n),
in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in
zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden op (het hoofd/gezicht van) die
en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft geroepen: "geef alles hier, geef je geld
hier" en/of "verpiss dich", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking.
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019,
te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer geldbedragen, in elk
geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in
zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- dit vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden op (het hoofd/gezicht van) die
en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft geroepen: "geef alles hier, geef je geld
hier" en/of "verpiss dich", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Zij stelt zich op het standpunt dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. De verdediging bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde partiële vrijspraak van het richten met het vuurwapen op het hoofd/gezicht van [slachtoffer 3] en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 1
Op 29 september 2019 proberen twee personen [cafetaria] in Enschede te overvallen. Eén van de daders draagt een bivakmuts en probeert in de cafetaria de eigenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , onder bedreiging met een mes en een breekijzer tot afgifte van geld te dwingen. De overval mislukt doordat [slachtoffer 2] met behulp van keukengerei de dader weet weg te jagen. Daarbij ziet [slachtoffer 2] buiten voor de cafetaria nog een persoon staan. Deze persoon draagt ook een bivakmuts en heeft een vuurwapen bij zich. In het dossier zitten verklaringen van getuigen die van anderen hebben gehoord dat verdachte één van de twee daders van de poging tot overval is. Verdachte ontkent dit.
Feiten 2 en 3:
Op 29 oktober 2019 is verdachte samen met [naam] (hierna: [naam] ) in de binnenstad van Enschede. Op straat ontmoeten zij een Duitse man, [slachtoffer 3] , (hierna [slachtoffer 3] ). Verdachte en [naam] gaan samen met [slachtoffer 3] naar een poolcentrum, waar ze op kosten van [slachtoffer 3] poolen, gokken en alcohol drinken. Rond 18.00 uur verlaten verdachte, [naam] en [slachtoffer 3] het poolcentrum. Ze lopen gezamenlijk naar het Volkspark. Daar aangekomen beroven zij [slachtoffer 3] van zijn portemonnee met geld. Verdachte heeft bekend dat hij Pullwit onder bedreiging van een balletjespistool heeft gedwongen tot afgifte van die portemonnee met geld. Hij heeft verklaard dat hij en [naam] in het poolcentrum een plan hebben bedacht om [slachtoffer 3] te beroven. Verdachte is toen eerst nog naar huis gefietst om een balletjespistool voor zichzelf en een mes voor [naam] op te halen.
4.3.2
Vrijspraak
Feit 1
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het strafdossier weliswaar aanwijzingen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar die aanwijzingen leiden niet tot het vereiste wettige en overtuigende bewijs dat verdachte heeft geprobeerd om [cafetaria] te overvallen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 3
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] zijn portemonnee met inhoud onder dwang heeft afgegeven en niet dat deze van hem is weggenomen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.3.3
Bewezenverklaring
Feit 2
De rechtbank komt op grond van de volgende bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het richten en gericht houden van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd/gezicht van [slachtoffer 3] .
De rechtbank zal - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
19 november 2020;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 29 oktober 2019
(pagina’s 20-23).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 oktober 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, die aan die [slachtoffer 3]
toebehoorde, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand te houden en
- dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten en gericht te houden op die [slachtoffer 3] en
- daarbij tegen die [slachtoffer 3] te roepen: "geef alles hier, geef je geld hier" en "verpiss dich".
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
afpersing door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van het geld dat bij de straatroof is buitgemaakt, te weten een bedrag van € 500,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Zijn voorstel is een gevangenisstraf voor de duur van een jaar. De door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten voor een straatroof met verbale bedreiging bieden daar ruimte voor. De raadsman vraagt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij een jeugdige jongvolwassene is. Hij refereert zich ten aanzien van de gevorderde verbeurdverklaring aan het oordeel van de rechtbank maar stelt dat het geldbedrag beperkt moet worden tot € 300,00, zijnde het deel dat verdachte na verdeling van de buit heeft overgehouden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer heeft verdachte en zijn medeverdachte eerder die avond in een poolcentrum getrakteerd op drank en gokken omdat hij jarig was. Toen verdachte daarbij zag dat het slachtoffer veel geld in zijn portemonnee had, is hij op een berekenende manier te werk gegaan. Hij heeft de overval met zijn medeverdachte gepland en is een balletjespistool en een mes gaan halen om de overval te kunnen uitvoeren. Daarna hebben zij het slachtoffer meegenomen naar het park en daar heeft verdachte hem met gebruikmaking van het nepvuurwapen zijn geld afhandig gemaakt. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan. Het feit dat het slachtoffer die dag jarig was en verdachte en medeverdachte heeft getrakteerd, maakt het gebeurde extra kwalijk. Verdachte en zijn medeverdachte hebben alleen gedacht aan wat dit feit hen financieel opleverde. Slachtoffers van straatroven ondervinden vaak nog langere tijd angstgevoelens van een dergelijke gebeurtenis. Bovendien brengen feiten ook voor anderen dan de slachtoffers vaak gevoelens van onzekerheid en onveiligheid met zich mee. Verdachte heeft zich daar niet door laten weerhouden. De door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde afpersing, en met name het gemak waarmee dit feit is gepleegd, acht de rechtbank, mede gezien de jeugdige leeftijd van verdachte, zeer ernstig en verontrustend.
De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging geldt als uitgangspunt voor een ‘first offender’ een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en voor een recidivist een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De bedreiging met een wapen wordt aangemerkt als een strafverzwarende factor.
De rechtbank heeft ook gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 16 september 2020. Daaruit blijkt dat verdachte op 25 mei 2016 een transactie heeft gekregen voor een vermogensdelict.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het multidisciplinaire onderzoeksrapport van 28 oktober 2020, dat naar aanleiding van de observatie van verdachte in Teylingereind is opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en ernstige stoornissen in het gebruik van cannabis en alcohol. Een behandeling in het strafrechtelijk kader kan volgens de onderzoekers niet bijdragen aan een vermindering van de kans op herhaling. Wel zou de reclassering verdachte kunnen ondersteunen in het vormgeven van zijn leven op het gebied van wonen, dagbesteding en sociaal bestaan.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 13 november 2020. De rapporteur adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte bevindt zich in het kader van een eerdere veroordeling al in een jeugdreclasseringstraject en staat niet open voor aanvullende bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt dat, gezien de ernst van het gepleegde feit, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest. Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde straf.
Daarnaast zal de rechtbank de verbeurdverklaring bevelen van de buit van de straatroof. Zij zal daarbij uitgaan van de verklaring van verdachte dat de opbrengst is verdeeld met de medeverdachte en dat hij er zelf € 300,00 aan heeft overgehouden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33 en 33a Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2het misdrijf:
afpersing door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
verklaart verbeurdeen geldbedrag van
€ 300,00(zegge: driehonderd euro);
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2020.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met nummer 2019482800, Tallin/ON2R019113, gesloten op 20 januari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.