Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres in conventie] en de maatschap [de maatschap]. [Eiseres in conventie] vorderde primair de nietigheid of schorsing van het concurrentie- en relatiebeding in haar arbeidsovereenkomst met [de maatschap], en subsidiair een vergoeding van € 3.800,00 per maand. De maatschap vorderde in reconventie dat [eiseres in conventie] gehouden zou worden aan de bedingen en dat zij een boete zou betalen wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding. De procedure omvatte een mondelinge behandeling via Skype en de kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres in conventie] afgewezen, terwijl de vordering in reconventie werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de bedingen niet onredelijk bezwarend waren en dat er voldoende belang was voor de maatschap om deze te handhaven. De vordering tot betaling van een boete werd afgewezen, omdat de kantonrechter niet kon concluderen dat het geheimhoudingsbeding was geschonden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de handhaving van concurrentie- en relatiebedingen in arbeidsovereenkomsten.