ECLI:NL:RBOVE:2020:4072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
08.202324.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en vrijheidsberoving in een AZC

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man die zijn dochter en hulpverleners in een recreatieruimte van een AZC in Hengelo bedreigde met een mes en een stoel. De verdachte heeft op 6 augustus 2020, tijdens een emotioneel geladen gesprek, een multitool met een mes uit zijn achterzak gepakt en daarmee dreigende bewegingen gemaakt naar de aanwezigen, waaronder zijn dochter en hulpverleners van Stichting [stichting]. Hij heeft ook geprobeerd een hulpverlener zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en heeft twee telefoons vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met twee hulpverleners en moet hij hen een schadevergoeding betalen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.202324.20 (P)
Datum vonnis: 1 december 2020
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. G.K. Fraterman, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 augustus 2020 in Hengelo (O) een multitool heeft gedragen (feit 2), daarmee diverse personen heeft bedreigd (feit 1) en daarmee heeft geprobeerd [naam 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 4). Daarnaast wordt hij ervan verdacht dat hij twee mobiele telefoons kapot heeft gegooid (feit 3) en dat hij diverse personen van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5]
en/of een of meerdere medewerkers van [stichting] en/of een of meerdere
tolken heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- dreigend voor voornoemde personen te staan en/of (vervolgens) met een
multitool/mes naar, althans in de richting van, een of meerdere van voornoemde
personen toe te lopen en/of
- dreigend met een stoel in zijn, verdachtes, handen te staan en met voornoemde
stoel een zwaaiende/gooiende beweging te maken naar, althans in de richting van,
een of meerdere van voornoemde personen;
2
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een een multitool en/of mes
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen
heeft gedragen;
3
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerdere telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [naam 2] en/of [stichting] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een of meerdere malen met een multitool/mes stekende bewegingen heeft
gemaakt naar, althans in de richting van, die [naam 1] en/of
- die [naam 1] (met voornoemde multitool in zijn, verdachtes, hand) in/tegen de
nek, in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk
[naam 1] en/of [naam 3] en/of een tolk
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- de toegangsdeur van een ruimte te sluiten en/of (vervolgens)
- dreigend op voornoemde personen af te lopen en/of
- ( daarbij) een multitool/mes in zijn, verdachtes, had te houden en/of
- een of meerdere malen (met een multitool/mes in zijn, verdachtes, hand) naar
de toegangsdeur (terug) te lopen en/of (aldus) die toegangsdeur te blokkeren
wanneer voornoemde personen probeerden de ruimte te verlaten.`

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard. Zij heeft voorts het standpunt ingenomen dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid wat de aard van het inbeslaggenomen wapen was zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw van verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 is daartoe aangevoerd dat er geen technisch onderzoek is verricht naar de multitool zodat de aard hiervan niet kan worden vastgesteld. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 bepleit dat het opzet ontbreekt en dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is van een begin van uitvoering op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw gesteld dat het opzet ontbreekt en dat de gedragingen van verdachte onvoldoende redengevend zijn om te kunnen komen tot bewezenverklaring van dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
De minderjarige dochter van verdachte, [naam 5] , staat onder toezicht van Stichting [stichting] en is uit huis geplaatst. Voor [naam 5] was een behandelplan opgesteld gericht op behandeling van een trauma en seksueel geweld. Omdat verdachte het ouderlijk gezag over zijn dochter heeft, was zijn toestemming nodig voor het behandelplan. Verdachte weigerde het plan echter te ondertekenen en eiste eerst persoonlijk met zijn dochter te spreken. Verdachte is voor een gesprek uitgenodigd op 6 augustus 2020 in de recreatieruimte van het AZC te Hengelo (O). Hierbij waren ook zijn dochter [naam 5] , medewerkers van de Stichting [stichting] ( [naam 1] en [naam 2] ) en in elk geval [naam 3] (thuiswerker) en [naam 4] (de pleegmoeder van [naam 5] ) aanwezig. Tijdens dit gesprek liepen de emoties hoog op bij verdachte en ook bij [naam 5] . [naam 1] wilde [naam 5] een doekje geven en is opgestaan. Verdachte is op dat moment ook opgestaan en heeft een multitool uit zijn achterzak gepakt. Hij heeft de multitool uitgeklapt waardoor een mes zichtbaar werd. Verdachte is met de uitgeklapte multitool in zijn hand in de richting van [naam 1] gelopen. Hij heeft haar geslagen en hard weggeduwd waardoor die [naam 1] ten val is gekomen.
Met de multitool in zijn hand heeft verdachte bovendien bewegingen gemaakt naar [naam 1] . Ook heeft hij een stoel opgepakt en met die stoel in zijn hand een zwaaiende beweging gemaakt. Verdachte is naar [naam 1] gerend met de multitool opengeklapt in zijn hand. Een aantal personen is de ruimte uitgerend. Hierop is verdachte naar de toegangsdeur van de ruimte gegaan en heeft deze dichtgedaan. Hij is voor die toegangsdeur heen en weer blijven lopen. In de ruimte waren op dat moment in elk geval [naam 1] en [naam 3] nog aanwezig. Verdachte heeft twee telefoons van de tafel gepakt en heeft deze op de grond kapot gegooid.
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de multitool uit zijn broekzak heeft gepakt, in zijn hand heeft gehouden en daarmee bewegingen heeft gemaakt. [naam 3] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte een mes trok, dat verdachte het mes hield in de richting van de personen in de ruimte en ook dat verdachte met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt. [naam 4] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte de multitool openmaakte en dat hij het mes tevoorschijn haalde. [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij zagen dat verdachte een mes vasthield en dat hij daarmee steekbewegingen naar hen maakte. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte dit mes openklapte. Deze verklaringen worden ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden van wat er op 6 augustus 2020 in de recreatieruimte van het AZC is gebeurd.
Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij een stoel heeft opgepakt en daarmee heeft gezwaaid. Dat komt overeen met het proces-verbaal van bevindingen waarin staat dat hij met een stoel zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die aanwezigen. [naam 5] bevond zich op dat moment ook in de recreatieruimte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte in de gegeven omstandigheden bij [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden laten dan wel dat aan hen zwaar lichamelijk letsel zou werden toegebracht.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte de multitool, waar onder andere een mes aan zat, heeft uitgeklapt en dat hij deze uitgeklapte multitool heeft gebruikt om [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] te bedreigen. Verder heeft verdachte geprobeerd om met de multitool zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam 1] , zoals hierna onder feit 4 wordt gemotiveerd. Op grond van deze feiten en omstandigheden is komen vast te staan dat deze multitool met daaraan een mes, een wapen is dat kan worden gebruikt om letsel aan personen toe te brengen en in dit geval ook is gebruikt om daarmee te dreigen. Verdachte heeft dit wapen in zijn achterzak bij zich gedragen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde op grond van de in de bijlage opgesomde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.3.4
Ten aanzien van feit 4
Zoals hiervoor reeds onder feit 1 is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte onder meer in de richting van [naam 1] stekende bewegingen heeft gemaakt met de multitool/het mes.
Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte, terwijl hij de multitool in zijn hand had, [naam 1] heeft geslagen. Hiervoor zijn naast de aangifte van [naam 1] , het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden en het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 2] redengevend. [naam 1] heeft verklaard dat verdachte een slaande beweging naar haar heeft gemaakt en dat hij haar heeft geduwd waardoor zij over een stoel viel. Zij zag dat verdachte naar haar toe liep met het mes. Deze reactie was persoonlijk op haar gericht. Zij is weggerend en heeft zich in veiligheid moeten brengen. In het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden is door de verbalisant gerelateerd dat hij op deze camerabeelden ziet dat de verdachte met zijn linkerhand een slaande beweging maakt richting het gezicht van [naam 1] . Hij ziet dat [naam 1] hierbij twee keer in haar gezicht wordt geraakt. Verdachte heeft daarbij een multitool in de hand.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht waren op de voltooiing van het delict, dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet op het voornemen om [naam 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is eveneens komen vast te staan dat dit voornemen van verdachte is gevolgd door een begin van uitvoering. Dat dit misdrijf niet is voltooid, is niet het gevolg van omstandigheden die aan de wil van verdachte ten grondslag hebben gelegen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.
4.3.5
Ten aanzien van feit 5
Verdachte heeft op de zitting op 17 november 2020 verklaard dat hij niet wilde dat het verhaal over zijn dochter naar buiten kwam. Nadat een aantal mensen de recreatieruimte had verlaten heeft hij de toegangsdeur dicht gedaan en is hij voor de deur blijven staan. Hij is voor die toegangsdeur heen en weer gelopen. Op dat moment had hij de opengeklapte multitool in zijn hand. [naam 1] en [naam 3] bevonden zich op dat moment nog in de recreatieruimte.
Uit haar aangifte blijkt dat [naam 1] zag dat een aantal personen, waaronder de dochter van verdachte, de ruimte kon verlaten, maar dat verdachte de deur weer dichtdeed. Hierdoor kreeg zij het idee dat zij opgesloten was. [naam 3] heeft verklaard dat verdachte buiten zinnen was en dat hij het dichtst bij de deur zat waardoor er geen vluchtroute was.
Door zich op deze wijze voor de toegangsdeur van de recreatieruimte op te houden en daar heen en weer te lopen met een wapen in de hand, heeft verdachte [naam 1] en [naam 3] belet om te gaan waar zij heen wilden gaan. De rechtbank is van oordeel dat genoemde feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat het opzet van verdachte was gericht op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam 1] en [naam 3] .
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[naam 2] en [naam 1] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- dreigend voor voornoemde personen te staan en vervolgens met een multitool/mes in de richting van voornoemde personen te lopen en/of
- dreigend met een stoel in zijn, verdachtes, handen te staan en met voornoemde stoel een zwaaiende beweging te maken in de richting van meerdere van voornoemde personen;
2
hij op 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een multitool, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen heeft gedragen;
3
hij op 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk telefoons, die aan [naam 2] en [stichting] toebehoorden, heeft vernield;
4
hij op 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een multitool/mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar die [naam 1] en
- die [naam 1] (met voornoemde multitool in zijn, verdachtes, hand) tegen het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op 6 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk [naam 1] en [naam 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- de toegangsdeur van een ruimte te sluiten en (vervolgens)
- dreigend op voornoemde personen af te lopen en
- ( daarbij) een multitool in zijn, verdachtes, hand te houden en
- ( met een multitool in zijn, verdachtes, hand) naar de toegangsdeur (terug) te lopen en (aldus) die toegangsdeur te blokkeren wanneer voornoemde personen probeerden de ruimte te verlaten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 282, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie (Wwm). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Bij het voorwaardelijk deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de reclassering zijn geadviseerd in het e-mailbericht van 16 november 2020, afkomstig van Stichting Reclassering Nederland en opgemaakt door
P. Sögüt.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat, gelet op de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 en het blanco strafblad van verdachte, een straf moet worden opgelegd gelijk aan de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht. Verder heeft zij aangevoerd dat een langere vrijheidsbenemende sanctie in negatieve zin zijn weerslag zal hebben op de asielprocedure van verdachte. Dit is onwenselijk nu twee van zijn minderjarige kinderen in Nederland verblijven.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft in een recreatieruimte van een AZC zijn dochter en een aantal personen, die als professionele hulpverleners bij Stichting [stichting] en als (thuis)begeleiders zijn dochter bijstaan, met een tot mes uitgeklapte multitool en met een stoel bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om met die multitool een medewerker van het [stichting] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verder heeft hij deze medewerker en ook één van de (thuis)begeleiders van zijn dochter, van hun vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Ook heeft hij twee telefoons vernield.
Verdachte heeft zich bijzonder agressief en zeer bedreigend gedragen ten opzichte van de slachtoffers, terwijl zij bezig waren met hun werk. Dergelijke gewelddadige feiten veroorzaken hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, meer in het bijzonder bij de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Dit is ook in het onderhavige geval aan de orde, zoals ook blijkt uit de door de slachtoffers ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Ter terechtzitting op 17 november 2020 heeft verdachte er geen blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Verdachte bagatelliseert eerder zijn eigen gedrag en legt de oorzaak van zijn handelen bij de hulpverleners die, voor zijn gevoel, geen rekening hebben gehouden met zijn culturele achtergrond en hem, als vluchteling in een uitzichtloze situatie, onder druk hebben gezet waardoor hij de controle over zichzelf heeft verloren.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 oktober 2020na, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft de rechtbank middels een e-mailbericht van
16 november 2020, opgemaakt door P. Sögüt omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte geïnformeerd. Er komt geen beeld naar voren dat er sprake zou zijn van eer gerelateerd geweld. Het risico hierop wordt na hechtenis van verdachte door gesproken referenten als laag ingeschat. Er komt een zorgelijk beeld naar voren aangaande de persoonlijkheid van verdachte. Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, zoals vermeld wordt in het
e-mailbericht. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank acht ter zake van de onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde misdrijven, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht, het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder deze bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal bij het voorwaardelijk deel van deze straf de algemene voorwaarde opleggen dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarbij een proeftijd bepalen van drie jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank aan verdachte daarnaast voor de duur van 3 jaren een contactverbod met [naam 1] en [naam 2] opleggen. Voor iedere keer dat verdachte het contactverbod overtreedt zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam 1] en [naam 2] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde overtreding, onder feit 2, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het betalen van een geldboete van € 170,--.

8.De schade van benadeelden

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij [naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.614,20 bestaande uit materiële en immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten fysiotherapie € 570,--;
- reiskosten € 44,20.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,-- gevorderd.
8.1.2 Het standpunt van de raadsman van de benadeelde partij
De raadsman van de benadeelde partij heeft gesteld dat de benadeelde [naam 2] twaalf keer is behandeld door een fysiotherapeut en dat de door haar gemaakte reiskosten ten behoeve hiervan evident aannemelijk zijn zodat deze dienen te worden toegewezen. Dit geldt ook voor de hiervoor in de toekomst nog te maken kosten. Hoewel een diagnose hiertoe ontbreekt is het aannemelijk dat [naam 2] als gevolg van het handelen van verdachte thans lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Zij heeft hiertoe EMDR-therapie gekregen. Door de bedrijfsarts is onderbouwd in welke mate dit heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid.
De raadsman heeft verzocht om de gevorderde schadevergoeding (deels) als voorschot toe te wijzen.
8.1.3 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente per 6 augustus 2020.
8.1.4 Het standpunt van de raadsvouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding van fysiotherapeutische behandelingen onvoldoende is onderbouwd, nu de facturen ontbreken en het voor een deel toekomstige schade betreft. Daarnaast is het causale verband tussen de gebeurtenissen op 6 augustus 2020 enerzijds en de klachten waarvoor behandeling nodig is anderzijds onduidelijk, nu [naam 2] al eerder fysiotherapeutische behandelingen nodig had. Ook de gevorderde reiskostenvergoeding wordt betwist. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, aangezien een diagnose ontbreekt en nergens uit blijkt dat het slachtoffer EMDR-therapie volgt. Gelet hierop dient de vordering te worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
8.1.5 Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. In het licht van de betwisting hiervan stelt de rechtbank vast dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Op grond van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde recht op vergoeding van schade die geen vermogensschade is, indien hij (kort gezegd en onder meer) in zijn persoon is aangetast. Daarvan is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van psychische schade. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.2.1 De vordering van de benadeelde partij [naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.330,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten fysiotherapie € 612,50;
- huishoudelijke hulp € 1.365,-- ;
- reiskosten € 262,86;
- overige kosten € 90,44.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,-- gevorderd.
8.2.2. Het standpunt van de raadsman van de benadeelde partij
De raadsman van de benadeelde partij heeft gesteld dat de benadeelde [naam 1] tien keer is behandeld door een fysiotherapeut en dat de door haar gemaakte reiskosten ten behoeve hiervan evident aannemelijk zijn zodat deze dienen te worden toegewezen. Dit geldt ook voor de reiskosten die zijn gemaakt voor bezoek aan de psycholoog waar een E
MDR-therapie is opgestart. De gevorderde thuishulp is onderbouwd met een verklaring waaruit blijkt dat daaraan behoefte is. Ook de toekomstige kosten voor nazorg dienen te worden toegewezen. De raadsman heeft verzocht om de gevorderde schadevergoeding deels als voorschot toe te wijzen.
8.2.3 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente per 6 augustus 2020.
8.2.4 Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde gevorderde kosten ten behoeve van fysiotherapie en de huishoudelijke hulp niet, dan wel onvoldoende zijn onderbouwd. Bovendien ontbreekt het causaal verband tussen de gevorderde kosten ten aanzien van fysiotherapie en huishoudelijk hulp en de strafbare feiten. De raadsvrouw bepleit niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in dat deel van de vordering dat ziet op vergoeding van materiële schade. De gevorderde immateriële schadevergoeding is voor toewijzing vatbaar.
8.2.5 Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1, 4, en 5 bewezenverklaarde.
Materiële schadevergoeding
In het licht van de betwisting hiervan stelt de rechtbank vast dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is komen vast te staan nu deze onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van vergoeding van materiële schade
niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schadevergoeding
Wel is voldoende vast komen te staan dat verdachte aan de benadeelde partij [naam 1] door de bewezen verklaarde strafbare feiten 1, 4 en 5 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. Die schade zal de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 4.000,--.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam 1] ter vergoeding van immateriële schade van € 4.000,-- toewijzen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, te weten 6 augustus 2020.
8.2.6 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [naam 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde artikelen en verder op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 38v, 38w, 57 en 62 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3,4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte ter zake het onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot betaling van een
geldboete van € 170,--(honderdzeventigeuro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
3dagen hechtenis;

maatregel

- legt verdachte op de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat hij voor de duur van
drie jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] ;
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] ;
- bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week,met een totale duur van ten hoogste
6 (zes) maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding [naam 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] (feiten 1 en 3) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] (feiten 1, 4 en 5) van een bedrag van € 4.000,-- aan immateriële schade (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de onder 1, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.000,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 50 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E.J.M. Bos, en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.
Buiten staat
Mr. P.M.F. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PLO600-2020368519. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1, 2, 4 en 5
1. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 20 en 21, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant:
Ik heb camerabeelden uitgekeken van hetgeen zich heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020 te 09.00 uur aan de [adres] ,waar het AZC gevestigd is.
De verdachte is [verdachte] geboren [geboortedatum 1] .
Op de camerabeelden zie ik het volgende:
Ik zie een lange tafel. Ik zie aan deze tafel 8 personen zitten. Ik zie dat de verdachte aan de korte kant (kopse kant) van de tafel zit. Ik zie dat er aan beide zijden van de verdachte personen aan de tafel zitten. Ik zie dat rechts naast de verdachte zijn dochter zit genaamd [naam 5] . Ik zie dat naast de dochter van verdachte een vrouw zit. Dit blijkt te zijn [naam 2] .
Dit is een medewerker van [stichting] . Ik zie dat de verdachte opstaat van zijn stoel. Ik zie dat de verdachte met zijn linkerhand naar zijn linker kontzak grijpt van zijn broek. Ik zie dat de verdachte hier een voorwerp uit pakt.
Op het zelfde moment zie ik dat de vrouw die rechts naast [naam 2] zit ook opstaat. Dit blijkt later te zijn [naam 1] . Ik zie dat verdachte van zijn stoel wegloopt en druk heen en weer loopt voor de uitgang van de kamer. Ik zie dat de verdachte met beide handen handelingen verricht met het voorwerp dat hij in zijn handen heeft. Ik zie dat de verdachte in de richting loopt van [naam 1] . Ik zie dat de verdachte met zijn linkerhand een slaande beweging maakt richting het gezicht van [naam 1] . Ik zie dat hij [naam 1] hierbij twee keer raakt in haar gezicht. Ik zie dat verdachte haar hierop vervolgens een duw geeft. [naam 1] verliest hierdoor haar evenwicht en valt tegen een stoel aan. Ik zie dat verdachte naar de andere zijde van de tafel loopt. De verdachte heeft een voorwerp in zijn hand. Ik zie dat de verdachte heen en weer blijft lopen aan de kopse kant van de tafel. Ik zie dat de verdachte nog steeds een voorwerp in zijn handen heeft. Ik zie dat de verdachte dit voorwerp elke keer met een andere hand vast heeft. Ik zie dat verdachte, met de hand waarin hij het voorwerp vasthoudt, in de richting wijst van de personen die in deze kamer aanwezig zijn. Ik zie dat de verdachte continu van links naar rechts loopt aan de kopse kant van de tafel. Ik zie dat de verdachte een stoel oppakt en het lijkt erop dat hij hiermee een zwaaibeweging maakt in de richting van [naam 1] . Ik zie dat de verdachte op een gegeven moment begint te rennen in de richting van [naam 1] . Ik zie dat personen richting de uitgang lopen en door de deur de kamer uit rennen. Ik zie dat de verdachte ook naar de deur rent en probeert om de overige aanwezigen te belemmeren om de kamer te verlaten door voor de deur te gaan staan en deze te sluiten. Ik zie dat de overige mensen, die de kamer niet konden verlaten, aan de andere kant van de tafel staan als verdachte. Ik zie dat de verdachte heen en weer blijft lopen aan de andere kant van de tafel.
Feit 1
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2020, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend als verklaring van de verdachte:
Op 6 augustus 2020 was ik in de recreatieruimte van het AZC in Hengelo, gevestigd aan de [adres] . In de ruimte waren onder andere medewerkers van [stichting] , te weten [naam 1] ( [naam 1] ), [naam 2] ( [naam 2] ) en mijn dochter aanwezig. Ik heb een multitool uit mijn zak gepakt. Ik heb met die multitool in mijn hand bewegingen gemaakt. Ik heb ook een stoel opgepakt. Ik heb met die stoel zwaaiende bewegingen gemaakt.
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina’s 4 en 5, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Op 6 augustus 2020 was ik op het AZC in Hengelo, gevestigd aan de [adres] . Mijn collega, [naam 2] , en ik zijn betrokken als gezinsvoogd bij [naam 5] en wij werken vanuit Stichting [stichting] . Ik zat met mijn collega [naam 2] , met [naam 5] , de pleegmoeder, begeleidster, en de vader van [naam 5] genaamd [verdachte] in de recreatieruimte. Terwijl ik opstond zag ik dat vader ook opstond. Ik zag ook dat hij een mes vasthield. Hij maakte steekbewegingen naar ons allemaal. Vader pakte ook nog stoelen.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [naam 4] , pagina’s 7 tot en met 9,
-zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Ik ben de pleegmoeder van [naam 5] . Vandaag, 6 augustus 2020 had ik een afspraak aan de [adres] in Hengelo. Hierbij waren aanwezig [naam 1] (medewerker [stichting] ), [naam 2] (medewerker [stichting] ), [naam 3] (tolk van [naam 5] ) en de vader van [naam 5] . Vader werd toen erg boos. We zaten met z'n allen aan een lange tafel. Vader stond toen op. Ik zag dat vader uit zijn achterzak een multitool haalde. Ik zag dat vader de multitool open maakte en het mes tevoorschijn haalde. Ik zag dat vader een stoel pakte.
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [naam 3] , pagina 10 en 11, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Ik ben werkzaam bij [bedrijfsnaam] als thuisbegeleider. Vanmorgen, 6 augustus 2020, was ik in het gebouw van de COA gevestigd aan de [adres] te Hengelo (O). Ik was gevraagd om [naam 5] te begeleiden. Ik zat met [naam 5] in een ruimte, aan een grote tafel. De vader van [naam 5] zat aan de kopse kant van de tafel met de deur van de ruimte achter zich. Ik zat samen met twee mensen in dienst van [stichting] . De pleegmoeder van [naam 5] was er ook. Vader stond boos op en trok een mes achter uit zijn broekzak. Dit was een mes met twee heften dat hij uitklapte. Het mes was iets van 10 centimeter. Hij hield het mes richting de personen en maakte stekende bewegingen. Hij liep ook richting de personen in de kamer. Hij hield het mes ook boven zich in een houding waarop hij echt wilde steken. De vader pakte ook een stoel.
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 12 en 13, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Ik ben als gezinsvoogd werkzaam voor [stichting] . Ik ben de vaste begeleidster van de zus van [naam 5] . Op 6 augustus 2020 stond er een gesprek gepland met de vader
van [naam 5] , [naam 5] en de pleegmoeder en [naam 1] . [naam 1] is mijn collega en werkt ook
voor [stichting] . Daarnaast waren er begeleiders van [bedrijfsnaam] aanwezig bij dit gesprek.
Wij zaten in de recreatieruimteIk zag dat [verdachte] ook opstond en ik zag dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand (volgens mij) had. Ik zag dat hij het mes open klapte en hiermee op [naam 1] af liep. Ik schrok enorm van dat mes en vooral toen hij op ons afliep met dat mes. We zijn allemaal opgestaan en ik heb [naam 5] bij mij geroepen.
Ik zag dat [verdachte] met het geopende mes, met het lemmet naar voren gericht, op [naam 1] af kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] het mes op borsthoogte naar voor gericht hield en ik zag dat hij er horizontale zwaaibewegingen mee maakte.
Feit 2
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2020, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend als verklaring van de verdachte:
Op 6 augustus 2020 had ik een multitool bij mij. Ik had dit in mijn achterzak. Ik heb het gepakt en in mijn hand gehouden.
8. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [naam 3] , pagina’s 10 en 11, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Vader stond boos op en trok een mes achter uit zijn broekzak. Dit was een mes met twee heften dat hij uitklapte. Het mes was iets van 10 centimeter.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 20, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant:
Bij de verdachte [verdachte] is een zogenaamde uitklapbare multitool
aangetroffen en inbeslaggenomen. Aan de multitool zitten verschillende mogelijkheden.
Feit 3
10. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
11. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 15.
Feit 4
12. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina’s 12 tot en met 14, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Ik zag vervolgens dat [verdachte] ook opstond en ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had. Ik zag dat hij het mes open klapte en hiermee op [naam 1] af liep. Ik zag dat [verdachte] met het geopende mes, met het lemmet naar voren gericht, op [naam 1] af kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] het mes op borsthoogte naar voren gericht hield en ik zag dat hij er horizontale zwaaibewegingen mee maakte.
Feit 4 en feit 5
13. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , pagina’s 4 en 5, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Ik zag dat [verdachte] terwijl ik opstond ook opstond. Hij viel mij toen ook aan. Hiermee bedoel ik dat hij naar mij toe liep en mij omver duwde. Ik weet wel dat hij een slaande beweging maakte en dat ik over een stoel viel. Ik voelde dat vader mij met kracht omver had gekregen. Ik zag ook dat hij een mes vast hield. Ik zag een lemmet en het was zilverkleurig. Vader liep daadwerkelijk naar mij toen met het mes. Ik had echt het idee dat hij mij wilde doodsteken. Ik besefte ook echt dat het persoonlijk op mij gericht was. Vervolgens konden een aantal, waaronder [naam 5] de ruimte uitvluchten. Toen zij de ruimte uit waren gevlucht deed vader die deur weer dicht. Hierdoor kreeg ik het idee dat we opgesloten waren.
14. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2020, -zakelijk weergegeven - voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik had de multitool in mijn hand. Ik heb [naam 1] ( [naam 1] ) een duw gegeven. Ik wilde niet dat er iemand bij mij kwam. Ik wilde niet dat het verhaal over mijn dochter naar buiten kwam. Nadat er een aantal mensen de ruimte had verlaten heb ik die deur dicht gedaan en ik ben voor de deur blijven staan. Ik ben voor de toegangsdeur heen en weer gelopen. Op dat moment waren er nog mensen in de ruimte aanwezig.
15. Het proces-verbaal van verhoor getuige van [naam 3] , pagina 11, -zakelijk weergegeven- voor zover inhoudend:
Daarna liep hij [de vader van [naam 5] ] de kamer uit nadat er vier personen gevlucht waren. Een persoon had zich verstopt in een ruimte. Op deze persoon was de bedreiging gericht. Dit was een collega in dienst van [stichting] . Ik was erg bang dat er gestoken zou worden. De vader was buiten alle zinnen. De vader en de dochter zaten het dichtst bij de deur en de rest van de aanwezigen had geen vluchtroute.