In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Polar Logistics B.V. [verzoeker] was sinds 4 maart 2020 in dienst als chauffeur bij Polar Logistics, maar werd op 24 augustus 2020 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege werkweigering en andere gedragingen van de werknemer. [verzoeker] verzocht de kantonrechter te verklaren dat er geen dringende reden voor het ontslag was en vorderde onder andere betaling van achterstallig loon, een billijke vergoeding, en een transitievergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet onterecht was. De werkgever had niet voldoende onderbouwd dat er sprake was van dringende redenen voor het ontslag. De kantonrechter wees erop dat een ontslag op staande voet een uiterst middel is en dat alle omstandigheden van het geval in overweging moeten worden genomen. In dit geval was de werkgever tekortgeschoten in haar verplichtingen, waardoor de gronden voor ontslag niet konden worden vastgesteld. De kantonrechter verklaarde voor recht dat er geen dringende reden was voor het ontslag en kende [verzoeker] een billijke vergoeding van € 2.500,00 toe, evenals een transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. Daarnaast werd Polar Logistics veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en de proceskosten.