9.De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d Sr.
10. De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd na schriftelijke of telefonische uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat behandelen door Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 750,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 750,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020.
Buiten staat
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland Team Zeden met nummer ONRRBC20502 ELBE. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 27 januari 2021, pagina’s 18 t/m 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangeefster:
A: Ik was op 16 december 2019 in de bus in Enschede. In de bus liep ik naar achteren naar de tweede deur links achterin de bus. Achter deze deur ging ik zitten op de tweede rij stoelen aan de kant van de deur. Ik zat op de stoel naast het raam. Er waren nog wel meer plekken vrij in de bus. De bus reed verder en hij stopte bij de bushalte aan het Centrumplein in
Enschede. Er stapten een aantal mensen de bus in, waaronder ook een man. Ik zag dat de man op de plaats naast mij kwam. Hij ging zitten en daarna kwamen volgens mij zijn vrienden langslopen door het middenpad. Ze gingen helemaal achterin de bus zitten. Ik hoorde dat een van de vrienden zei, kom kom, tegen de man die naast mij zat. Ik twijfel nu een beetje maar volgens mij maakte de man een handgebaar met zijn hand van nee, nee. Daarna vertrok de bus. Na een paar minuten voelde ik iets aan mijn been. Dat was mijn linkerbeen. Ik dacht dat het misschien mijn tas was, deze had ik namelijk op schoot. Daarna voelde ik nog mee. Daarna voelde ik de hand van de man op mijn benen. Hij ging met zijn hand naar boven naar mijn privé, mijn vagina. Ik drukte meteen op de stop knop van de bus en stond ook meteen op. Daarna had ik mijn vriendin gebeld. Deze vriendin zei dat ik direct naar het politiebureau moest gaan. Dat heb ik ook gedaan. Daar heb ik met jullie gesproken.
V: Wat deed de man precies met zijn hand? A; Hij raakte eerst alleen mijn linkerbeen aan, dat was boven mijn knie. Hij schoof met zijn hand naar boven en naar de binnenkant van mijn been en schoof onder mijn rok. Toen voelde ik zijn vinger op mijn vagina en toen ben ik direct opgestaan. Het aanraken was over mijn panty heen. V: Wat zei jij tegen de man?
A: Ik zei: "Ik moet weg" of " ik moet uitstappen." V: Wat zei de man tegen jou? A: Ik weet niet meer of die man iets tegen me zei maar toen ik op ging staan ging de man ook opstaan om me er langs te laten.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 10 februari 2020, pagina’s 21 t/m 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
O: We hebben je uitgenodigd voor het afleggen van een getuigenverklaring omdat er door jouw vriendin [slachtoffer] aangifte is gedaan van een aanranding gepleegd op
16 december 2019. Jij zou hier iets van af weten. Op een gegeven moment werd ik gebeld door [slachtoffer] . Dat was laat in de middag. A: Ik hoorde dat [slachtoffer] aan het huilen was. Ik vroeg wat er aan de hand was. Haar stem trilde helemaal en ze kon het moeilijk vertellen. Uiteindelijk vertelde ze dat een man naast haar in de bus was gaan zitten. De bus was vrij leeg en dan nog kwam de man echt naast haar zitten. Het was een groepje mannen vertelde ze me. De rest van de mannen ging allemaal achterin zitten, alleen hij ging naast haar zitten. Daarna riepen de andere jonge mannen, de andere jonge man die naast [slachtoffer] zat van : “Kom bij ons zitten.” De man reageerde daar niet op en bleef naast [slachtoffer] zitten. Zelf zat zij aan de raamkant, aan de binnenkant. Ze had een kort broekrokje aan met een overslag. Ze vertelde me dat hij haar met zijn hand onder haar rok had gegrepen. Op dat moment wou ik vragen of het alleen onder de overslag was of ook echt op dat gebied. Ik vond dat moeilijk om te vragen maar ik dacht ik moet het toch echt vragen. Ze vertelde me dat hij haar daar echt had proberen te grijpen. Haar Nederlands is nog niet zo goed. Ik vroeg aan haar, “Was het echt je been of echt dat gebied daar onder zeg maar.” Ze zei dat het echt bij dat gebied daar onder was. Ze was aan het huilen en wist niet wat ze moest doen. Nadat het was gebeurd is ze direct bij de eerste bushalte uitgestapt. Hij ging wel gewoon aan de kant alsof er niets aan de hand was. Ze kon wel normaal de bus uitstappen. Daarna heb ik haar gezegd dat ze hulp moest vragen. Aan haar vriendin waar ze eigenlijk naar toe zou gaan en ik adviseerde haar om toch ook naar de politie te gaan. Ze had me al die tijd aan de telefoon. Ze is naar het politiebureau gelopen. Ze had me toen nog steeds aan de telefoon. Ze kwam huilend het politiebureau binnen en ik hoorde dat ze zei dat ze aangerand was. Ze is toen verder geholpen door een medewerker van de politie. Toen heb ik opgehangen.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 16 december 2019 was ik in Enschede en heb ik met de bus gereisd. In de bus liet ik mij opjutten door een vriend. Deze vriend zei dat ik naast een meisje moest zitten en haar moest aanraken. Ik heb het been van het meisje aangeraakt.