ECLI:NL:RBOVE:2020:4026

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
08/136602-20 en 08-232569-20 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, poging tot zware mishandeling, vrijheidsberoving en bezit van hennep

Op 27 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor mishandeling van zijn zoon, poging tot zware mishandeling en vrijheidsberoving van zijn vrouw. De man kreeg ook een locatie- en contactverbod van 5 jaar en moet een schadevergoeding van ruim 2500 euro betalen. De zaak kwam aan het licht na een ruzie op 20 mei 2020, waarbij de verdachte zijn zoon bij de keel greep en hem mishandelde. Daarnaast heeft hij zijn vrouw gedurende enkele uren mishandeld, haar vastgebonden met tie-wraps en haar vrijheid ontnomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en de zware mishandeling van zijn zoon, maar dat de mishandeling wel bewezen kon worden. De verdachte werd ook vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het bezit van een vuurwapen. De rechtbank hield rekening met de impact van de geweldshandelingen op de slachtoffers en de ernst van de feiten, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/136602-20 en 08-232569-20 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 27 november 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1972 in [geboorteplaats] ( [land] ),
nu verblijvende in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 september 2020 en 13 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.E.R. Osinga en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten als volgt:
  • de feiten van de zaak met parketnummer 08/136602-20 als feiten 1, 2 en 3;
  • de feiten van de zaak met parketnummer 08/232569-20 als feiten 4, 5, 6 en 7;
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 13 november 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair, subsidiair, meer subsidiair:
heeft geprobeerd om opzettelijk zijn zoon, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel dat hij heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij hem heeft mishandeld;
feit 2:
zijn echtgenote [slachtoffer 2] van haar vrijheid heeft beroofd door haar vast te binden en op te sluiten;
feit 3 primair, subsidiair:
heeft geprobeerd om opzettelijk zijn echtgenote, [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij haar heeft mishandeld;
feit 4:
een huisverbod heeft overtreden door contact op te nemen met zijn echtgenote;
feit 5:
een pistool/vuurwapen en munitie in zijn bezit heeft gehad;
feit 6:
een balletjespistool in zijn bezit heeft gehad;
feit 7
samen met een ander of anderen hennep en marihuana heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging- aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn zoon) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (gedurende lange(re) tijd) (met (veel) kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht gedrukt en/of heeft dicht gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, zoon), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (gedurende lange(re) tijd) (met (veel) kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht gedrukt en/of heeft dicht gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2020, in de gemeente Enschede, (zijn zoon) [slachtoffer 1] heeft mishandeld (gedurende lange(re) tijd) (met (veel) kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dicht gedrukt en/of heeft dicht gedrukt gehouden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 mei 2020, in de gemeente Enschede, (telkens) opzettelijk een persoon (te weten zijn echtgenote), genaamd [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte (telkens):
-die [slachtoffer 2] vastgebonden (met tie-wraps) en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 2] in een kast opgesloten;
3.
hij op of omstreeks de periode van 19 april tot en met 21 april 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode van 19 april 2020 tot en met 21 april 2020, in de gemeente Enschede, zijn echtgenote, genaamd [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met veel kracht) (meermalen) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
4.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks
2 juni 2020 te Almelo en/of te Enschede, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen (te weten met [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] te bellen);
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 juni 2020 te Enschede, althans in Nederland, een wapen en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool/vuurwapen, van het merk/type Gamba Spa Gardone, kaliber 6.35 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie, van het merk/type Sellier en Bellot 6.35, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 juni 2020 te Enschede, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een veerdrukwapen/balletjespistool voorhanden heeft gehad;
7.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 juni 2020 te Enschede (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 71 hennepplanten en/of ongeveer 1125,3 gram marihuana/hennep, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Vrijspraak
Feiten 4 en 6
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de onder 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Feit 5
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van de politie en het onderzoek ter terechtzitting vast dat op 3 juni 2020 een vuurwapen en munitie zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Deze bevonden zich in een tas achter een kledingkast op de slaapkamer. In deze tas bevonden zich ook poststukken gericht aan verdachte. Verdachte ontkent elke betrokkenheid ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen, in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie, is vereist dat bij de verdachte een zekere mate van bewustheid bestaat omtrent de aanwezigheid van dat wapen en dat verdachte daarover kan beschikken.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het strafdossier weliswaar verklaringen bevat die als belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, maar die verklaringen leiden niet tot het vereiste overtuigende bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het vuurwapen en munitie of de beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwapen en munitie. Temeer nu uit verklaringen blijkt dat reeds geruime tijd, ook toen verdachte nog gedetineerd zat, hennep gekweekt werd in de woning en het een feit van algemene bekendheid is dat exploitanten van hennepkwekerijen vaak in het bezit zijn van vuurwapens, zoon [getuige 1] heeft verklaard dat zijn moeder [slachtoffer 2] op de hoogte was van de aanwezigheid van een vuurwapen, maar [slachtoffer 2] zelf heeft verklaard dat zij het wapen nog nooit gezien heeft, terwijl ook forensisch bewijs dat verdachte in verband zou kunnen brengen met het vuurwapen ontbreekt.
Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.2
De overige feiten
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan eveneens niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de processen-verbaal van bevindingen inhoudende de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in onderling verband en samenhang bezien met de verklaring van verdachte vast, dat er op 20 mei 2020 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn zoon [slachtoffer 1] . Verdachte en zijn zoon hadden ruzie en daarbij heeft verdachte [slachtoffer 1] met kracht bij de keel gepakt. [slachtoffer 1] heeft door het handelen van verdachte striemen en blauwe plekken in zijn hals opgelopen. De rechtbank acht de door [slachtoffer 1] kort na het incident en [slachtoffer 2] bij de politie afgelegde verklaringen over de toedracht geloofwaardig. Verdachte erkent dat hij zijn zoon bij de keel heeft gepakt en met kracht naar beneden heeft geduwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor (voorwaardelijke) opzet op de dood van [slachtoffer 1] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hem. Zo is niet gebleken met hoeveel kracht de keel is dichtgeknepen en hoe lang dit was. Verdachte zal dan ook van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
Wel is er in ieder geval sprake geweest van opzet op het toebrengen van letsel en/of pijn in algemene zin; dat opzet volgt rechtstreeks uit het door verdachte krachtig pakken van de keel en dicht drukken van de keel van [slachtoffer 1] . Dit levert een eenvoudige mishandeling op.
Nu [slachtoffer 1] de zoon van verdachte is, kan ook dit strafverzwarende bestanddeel bewezen worden verklaard.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2 en 3 primair, subsidiair
Gelet op de samenhang van de feiten zullen de feiten geclusterd behandeld worden.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de ten laste gelegde vrijheidsberoving, met uitzondering van het onderdeel dat verdachte [slachtoffer 2] in de kast heeft opgesloten, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is de verklaring van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar, waardoor deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 2 en feit 3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] ten aanzien van de vrijheidsberoving en de tegen haar verrichte geweldshandelingen door verdachte. De rechtbank stelt vast dat er weliswaar inconsistenties zijn in haar verklaringen, maar in de kern worden haar verklaringen op wezenlijke onderdelen ondersteund door de (de auditu) verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van getuige [getuige 3] . Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs. Verder zijn er kort na het incident foto’s gemaakt van [slachtoffer 2] waarop het letsel te zien is en is door een arts ook letsel, onder andere aan de pols van [slachtoffer 2] , geconstateerd. Dit letsel past naar het oordeel van de rechtbank bij de beschreven toedracht, met name ook bij het vastbinden van de polsen van [slachtoffer 2] met tie-wraps. Bovendien heeft verdachte tijdens de bewuste nacht een foto van [slachtoffer 2] gemaakt waarop zij met ernstige blauwe plekken en gesloten ogen is te zien. Verdachte heeft daar tegenover gezet dat hij [slachtoffer 2] niet heeft geslagen, maar dat het letsel is ontstaan door het vallen, dat hij de foto heeft gemaakt om aan haar te kunnen tonen wat de gevolgen waren van haar (door verdachte gestelde) alcoholgebruik. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Zijn lezing van de oorzaak van het letsel (vallen) past niet bij het letselbeeld zoals dat uit het dossier blijkt. Verder is het niet alleen een merkwaardige gang van zaken om een ernstig gewonde persoon om de door verdachte genoemde reden te fotograferen, het valt lastig in te zien waarom verdachte ervoor koos om een foto te maken in plaats van de gelegenheid gebruik te maken om te vluchten voor het urenlange geweld waaraan hij naar eigen zeggen werd blootgesteld ( [slachtoffer 2] lag op het moment van het maken van de foto immers weerloos op de grond).
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van
[slachtoffer 2] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , het proces-verbaal van bevindingen contact met buurtbewoners, de letselbeschrijving van GGD Twente en de verklaring van verdachte ter terechtzitting in onderling verband en samenhang bezien, het volgende vast. Op 19 april 2020 heeft ’s nachts in de woning van verdachte en zijn vrouw een confrontatie plaatsgevonden tussen verdachte en zijn echtgenote, [slachtoffer 2] . De situatie is geëscaleerd. [slachtoffer 2] heeft onder meer verklaard dat zij door verdachte is mishandeld, vastgebonden en opgesloten in een kamer in de woning. In deze kamer heeft zij een aantal uren gelegen. Dit is volgens [slachtoffer 2] gebeurd in de periode van Russisch Pasen in april 2020. [slachtoffer 2] was door verdachte met tie-wraps vastgebonden aan haar polsen en haar voeten. Door de mishandeling is zij bewusteloos geraakt.
De zus van [slachtoffer 2] , [getuige 2] , heeft als getuige onder meer verklaard dat zij haar zus na het incident telefonisch heeft gesproken. Haar zus heeft haar verteld dat ze door verdachte is geslagen, dat ze bewusteloos is geraakt en dat, toen ze weer bij kwam, haar handen en voeten waren vastgebonden. Ze lag toen in een kamer waar de wasmachine staat. Verdachte heeft haar uren lang mishandeld. Na het gesprek heeft getuige [getuige 2] de zoon van [slachtoffer 2] en verdachte, [getuige 1] , gebeld en gezegd dat hij naar zijn moeder moest gaan. [getuige 1] is naar zijn moeder gegaan en belde haar daarna terug. [getuige 1] huilde en vertelde dat hij het letsel van zijn moeder had gezien en hiervan foto's had gemaakt.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zijn moeder op 19 april 2020 is vastgebonden door zijn vader. Hij heeft daarover onder meer verklaard dat hij op 21 april 2020 gebeld werd door zijn tante, getuige [getuige 2] . Ze vertelde dat hij naar zijn moeder moest gaan, omdat verdachte haar in elkaar geslagen had. [getuige 1] is toen naar de woning gegaan en zag dat het gezicht van zijn moeder bont en blauw was en dat ze blauwe plekken over haar hele lichaam had. [getuige 1] heeft foto’s gemaakt van het letsel. Zijn moeder vertelde hem dat zij door verdachte in haar gezicht en over haar hele lichaam was geslagen waardoor zij bewusteloos was geraakt en dat verdachte een foto van haar had gemaakt terwijl zij bewusteloos was. Toen zijn moeder op enig moment wakker was geworden, was ze vastgebonden aan haar handen en benen met tie-wraps. Verdachte is meerdere keren het washok in en uit geweest om haar te slaan. Al die tijd lag zijn moeder vastgebonden op de grond.
In het proces-verbaal van bevindingen over het contact met buren wordt gerelateerd dat de buren tegenover de woning van verdachte een keer ’s nachts wakker zijn geworden door lawaai. De buren keken toen naar buiten en konden in de woning van verdachte kijken. Zij zagen dat een vrouw geslagen werd door een man. De man sloeg meerdere keren met zijn vuisten tegen het hoofd en het lichaam van de vrouw. Toen de vrouw op de grond viel sloeg de man de vrouw opnieuw.
Getuige [getuige 3] heeft onder meer verklaard dat hij een keer in het weekend ’s nachts wakker is geworden omdat hij geschreeuw en lawaai bij de woning van verdachte hoorde. [getuige 3] zag [slachtoffer 2] toen bij de woning lopen. Enkele dagen na het incident keek de getuige vanuit een kamer boven in zijn woning naar buiten vanwaar hij zicht had op de tuin van verdachte. Hij zag toen dat [slachtoffer 2] achterin de tuin stond. [getuige 3] vond dat [slachtoffer 2] er anders uit zag. Het gezicht van [slachtoffer 2] was aan de linkerkant bont en blauw en rondom haar oog en op haar wang had ze een blauwe verkleuring. Het gezicht leek dik en opgezet.
In het kader van een letselonderzoek is [slachtoffer 2] door een arts gezien. Door de arts zijn meerdere letsels bij [slachtoffer 2] geconstateerd die volgens de arts mogelijk passen bij de door [slachtoffer 2] omschreven toedracht. Onder andere was sprake van een striemafdruk op de linker pols, veroorzaakt door een langwerpig plat voorwerp.
Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie onder meer verklaard dat er sprake was van een vechtpartij tussen hem en [slachtoffer 2] . Dit zou een paar uur hebben geduurd. [slachtoffer 2] is daarbij ten val gekomen.
Uit het voorgaande volgt dat bewezen kan worden dat verdachte zijn echtgenote [slachtoffer 2] heeft vastgebonden met tie-wraps en met veel kracht meermalen die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht/hoofd en elders op/tegen het lichaam heeft geslagen.
De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het meermalen slaan met zeer veel kracht in/op/tegen het (kwetsbare) gezicht/hoofd en op/tegen het lichaam kan leiden tot ernstig letsel. Van dit risico moet verdachte zich bewust zijn geweest. Door het gedurende langere tijd uitoefenen van dergelijke geweldshandelingen op [slachtoffer 2] heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Nu [slachtoffer 2] ten tijde van de mishandeling de levensgezel van verdachte was, kan ook dit strafverzwarende bestanddeel bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving zal de rechtbank verdachte van het deel van de tenlastelegging dat ziet op “(vervolgens) die [slachtoffer 2] in een kast opgesloten” vrijspreken, nu dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde vrijheidsberoving en de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Feit 7
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen onder meer vast dat op 3 juni 2020 in de woning van verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Een kamer op de eerste verdieping was ingericht ten behoeve van de teelt van hennepplanten. Er stonden in totaal 71 hennepplanten. Verder werd in de kruipruimte een boodschappentas met daarin een sealbag met marihuana aangetroffen. Uit technisch onderzoek is gebleken dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij niet illegaal werd afgenomen.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij vanaf het begin dat hij in de woning woonde wist dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig was.
De zoon van verdachte, [getuige 1] , heeft als getuige onder meer verklaard dat hij samen met zijn broer de hennepkwekerij heeft ingericht en dat verdachte ook betrokken is geweest bij de hennepkwekerij door het aanpassen en perfectioneren daarvan, waardoor de hennepplanten gingen groeien.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte samen met zijn zoon hennep heeft gekweekt in zijn woning.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onderdeel dat ziet op “en/of ongeveer 1125,3 gram marihuana/hennep” aangezien het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen marihuana/hennep in de kruipruimte.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair.
hij op 20 mei 2020, in de gemeente Enschede, zijn zoon [slachtoffer 1] heeft mishandeld door het met kracht dichtdrukken van de keel van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 21 mei 2020, in de gemeente Enschede, opzettelijk een persoon (te weten zijn echtgenote), genaamd [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
die [slachtoffer 2] vastgebonden met tie-wraps;
3 primair.
hij in de periode van 19 april 2020 tot en met 21 april 2020, in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met veel kracht meermalen die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht/hoofd en elders op/tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 juni 2020 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 71 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 7 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 2, feit 3 primair en subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweer.
De raadsman heeft in verband met feit 1 aangevoerd dat verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld omdat hij door [slachtoffer 1] werd aangevallen en verdachte zich hier tegen mocht verweren door [slachtoffer 1] van zich af te duwen. In verband met feit 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld omdat hij door zijn echtgenote [slachtoffer 2] werd aangevallen en verdachte zich hier tegen mocht verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier de feitelijke toedracht zoals gesteld door verdachte niet aannemelijk is geworden. Daarom slaagt het beroep op noodweer niet.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 282, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 11 van de Opiumwet. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn kind;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
feit 7
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd (artikel 38x Sr) voor de duur van vijf jaren, met daaraan gekoppeld een contact- en locatieverbod en vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zoon, poging tot zware mishandeling en vrijheidsberoving van zijn vrouw en aan het medeplegen van het telen van hennep. Verdachte heeft gedurende enkele uren zijn vrouw mishandeld en tegen haar wil haar vrijheid ontnomen. Verdachte heeft voor zijn vrouw een uiterst bedreigende situatie in de woning doen ontstaan, terwijl dit bij uitstek een plek zou moeten zijn waar een ieder zich veilig zou moeten voelen. Daarbij heeft verdachte excessief geweld gebruikt. Tijdens deze geweldshandelingen heeft verdachte bovendien zelfs de tijd genomen om een foto van zijn vrouw te maken, terwijl zij bewusteloos op de grond lag. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben een grote impact gehad op zijn vrouw die tijdens het incident in doodsangst verkeerde. Door zijn handelen heeft verdachte zijn zoon en vrouw bovendien ernstig aangetast in hun lichamelijke integriteit. Slachtoffers van huiselijk geweld en relationeel geweld ondervinden niet alleen pijn en letsel, maar gaan vaak nog lang gebukt onder de (psychische) gevolgen daarvan, wat in dit geval ook blijkt uit de (onderbouwing van) het verzoek tot schadevergoeding. Sinds verdachte uit detentie is gekomen is hij gewelddadig jegens zijn vrouw en uit de verklaringen in het dossier blijkt dat het hele gezin daaronder lijdt. Zelfs nu verdachte gedetineerd is, voelen zij zich onveilig. Ten slotte heeft verdachte met de hennepkwekerij bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen wordt geproduceerd en waarin buiten de reguliere en legale economie om, winst wordt gemaakt met de handel en export. Daarbij komt dat de teelt van hennep en ook de handel in hennep vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Dat brengt allerlei veiligheidsrisico’s voor de samenleving met zich mee. Verdachte heeft zich daar kennelijk geen rekenschap van gegeven. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 19 oktober 2020;
- een trajectconsult van het NIFP van 9 juni 2020, opgemaakt door K.N. Broek,
psychiater;
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 3 september 2020, opgemaakt door P.W. Stegehuis, reclasseringswerker.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder voor strafbare
feiten is veroordeeld in Nederland en in het buitenland.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat vanwege de ontkennende houding van verdachte en het volgens hem ontbreken van problemen
binnen de verscheidende leefgebieden, er geen verbanden kunnen worden gelegd tussen het gedrag van verdachte en mogelijke criminogene factoren. Het inschatten van een recidiverisico of adviseren van interventies is hierdoor onmogelijk. Indien verdachte schuldig wordt bevonden, dan zijn er vermoedelijk problemen binnen het psychosociaal functioneren. Echter, heeft het NIFP op basis van een trajectconsult geen afwijkend gedrag waargenomen en kan het NIFP vanwege het, door verdachte, ontkennen van problemen binnen de agressieregulatie of andere psychische problematiek, geen aanknopingspunten vinden voor verder onderzoek of een eventuele behandeling.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten. Deze maatregel behelst een contact- en gebiedsverbod ten aanzien van [slachtoffer 2] . Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , tenzij door tussenkomst van een advocaat of een professionele instelling in het kader van een eventuele echtscheiding of door [slachtoffer 2] gewenste relatiebemiddeling. Het gebiedsverbod betreft het gebied binnen een straal van één kilometer rondom de woning van [slachtoffer 2] aan [adres] te Enschede. Met deze verboden beoogt de rechtbank dat [slachtoffer 2] rust in haar leven krijgt en dat de kans op recidive door verdachte wordt verminderd. Beide verboden gelden voor de duur van vijf (5) jaar. Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.601,80 + PM, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade € 150,-;
- herstelkosten ziekte € 1.410,- + PM;
- kosten blijvende invaliditeit PM;
- arbeidsvermogensverlies/economische kwetsbaarheid PM;
- wettelijke rente PM;
- andere kosten € 41,80 + PM;
- immateriële schade (smartengeld) € 10.000,-.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en het redelijk en billijk is om hiervoor een vergoeding toe te wijzen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie aangevoerd dat een bedrag van € 7.500,- redelijk en billijk is. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van in totaal € 9.101,81.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij afgewezen c.q. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair dient de vordering sterk gematigd te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost andere kosten is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 41,80.
De onder de posten materiële schade, herstelkosten ziekte en PM kosten blijvende invaliditeit, arbeidsvermogensverlies/economisch kwetsbaarheid, wettelijke rente en andere kosten (PM) opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
In zoverre in het bovenstaande bedragen niet zijn toegewezen, acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade (smartengeld) overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte niet alleen letsel heeft opgelopen, maar ook lijdt onder de psychische gevolgen. In verband met de aard en de ernst van het letsel, psychisch letsel daaronder begrepen, van de benadeelde partij en rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 2.500,- billijk. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 38v, 38w en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 4, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn kind;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
feit 7
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 meer subsidiair, feit 2, feit 3 primair en feit 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
contactverbod
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 5 (vijf) jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , tenzij door tussenkomst van een advocaat of een professionele instelling in het kader van een eventuele echtscheiding of door [slachtoffer 2] gewenste relatiebemiddeling;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolgde de opgelegde maatregel niet op;
gebiedsverbod
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 5 (vijf) jaar zich niet zal ophouden in het gebied binnen een straal van één kilometer rondom de woning van [slachtoffer 2] aan [adres] te Enschede;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolgde de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.541,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.541,80,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020.
Buiten staat
Mrs. Heijink en Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland district Twente met nummer PL0600-2020230438. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 meer subsidiair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 20 mei 2020 is er een ruzie ontstaan tussen mij en [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] bij zijn keel gepakt en naar beneden geduwd. Dat ging met kracht.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van 24 mei 2020, met bijlage(n), pagina’s 71 t/m 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Op vrijdag 22 mei 2020 rond 09.45 uur kwam [slachtoffer 1] samen met zijn vader aan
het politiebureau te Enschede. Ongeveer 5 minuten later kwam [slachtoffer 1] bij ons. Wij zijn in gesprek met hem gegaan en hebben hem verteld dat wij alles vast zouden gaan leggen. De ruzie was opnieuw begonnen. Zijn vader had hem bij de keel gegrepen. Wij vroegen aan [slachtoffer 1] of de striemen in de nek door zijn vader veroorzaakt waren toen zijn vader hem in de nek vast had gegrepen. Hij vertelde dat dit klopte. Wij, verbalisanten, mochten foto's maken van de striemen in zijn nek en zijn bij dit proces verbaal bijgevoegd.
3.
Het algemeen proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] , van 23 mei 2020, pagina 73, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op vrijdag 22 mei 2020 werd door collega’s twee foto’s gemaakt het slachtoffer [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 1994. Op donderdag 21 mei 2020 werd door [slachtoffer 1] tegenover collega’s het volgende verklaard: “Wij zagen striemen in de hals van [slachtoffer 1] . Desgevraagd vertelde hij dat hij gisteren door zijn vader,
verdachte, gewurgd zou zijn. “Bij de problemen eerder die nacht heeft vader [slachtoffer 1] bij de keel gegrepen en deze dichtgeknepen. [slachtoffer 1] toonde ons striemen en blauwe plekken in zijn hals die hij bij het dichtknijpen door vader opgelopen had.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , van 24 mei 2020, met bijlage(n), pagina’s 26 t/m 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
[slachtoffer 2] vertelde dat ze samen met haar man in de tuin was geweest. [slachtoffer 1] en vader hebben vervolgens ruzie gekregen. Hierop zou haar man [slachtoffer 1] bij de keel hebben gegrepen en hem proberen te wurgen.
Feit 2 en feit 3 primair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb de foto van mijn vrouw gemaakt. Dit was rond Russisch Pasen. Ze lag op de grond in de kamer naast de keuken waar de katten verblijven. Mijn vrouw was die avond bij haar zus geweest en was ’s nachts dronken thuis gekomen. Ze zocht de confrontatie met mij. Ik heb geprobeerd om haar rustig te krijgen. Ze viel mij meerdere keren aan. Ik heb mij verdedigd. Het was een soort van vechtpartij die een paar uren heeft geduurd. De blauwe plekken heeft ze opgelopen omdat ze op de grond viel of ergens tegen aan.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , van 24 mei 2020, met bijlage(n), pagina’s 26 t/m 29, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Wij vroegen aan [slachtoffer 2] wat er was gebeurd. Zij vertelde dat haar man haar erg had mishandeld, vastgebonden en opgesloten in een ruimte in huis. Rond Russisch Pasen, 19 of 20 april 2020 had [slachtoffer 2] met haar zus afgesproken. [slachtoffer 2] had haar man verteld dat zij naar haar zus wilde gaan. Haar man was boos geworden en wilde niet hebben dat ze weg ging.
Ze had haar fiets gepakt en weg gefietst. Haar zus had haar man dezelfde dag tussen
uur en 00.45 uur aan de telefoon gehad. Hierna had haar zus haar met de auto
bij haar woning aan de [adres] te Enschede afgezet. Toen zij binnen was ging [naam 1] gelijk naar zijn slaapkamer en hoorde ze haar man de trap af komen. Hier ontstond de ruzie. Ze werd geslagen en is bewusteloos geraakt. Haar man had haar polsen met plastic tie-wraps achter op haar rug vastgebonden. Ook haar voeten waren vastgebonden met tie-wraps. Daarna waren haar handen en voeten ook vastgebonden aan elkaar. [slachtoffer 2] vertelde dat ze het gevoel heeft dat ze hier uren heeft gelegen. Ongeveer van 04.00 uur tot 12.00 uur. Haar man heeft haar los gemaakt en had tegen haar gezegd dat ze naar haar kamer moest gaan. [slachtoffer 2] vertelde dat ze zo veel pijn had en niet kon opstaan of lopen. [naam 1] en haar man hebben haar toen opgetild en haar naar boven na haar slaapkamer gebracht. [slachtoffer 2] vertelde
dat [getuige 1] twee weken na de mishandeling ook foto’s van zijn moeders verwondingen had
gemaakt.
3.
Het algemeen proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] , van 23 mei 2020, pagina’s 30 t/m 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op vrijdag 22 mei 2020 werd door het slachtoffer [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] onderstaande foto's ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. De foto’s zijn afkomstig uit het telefoontoestel van het slachtoffer.
Volgens het slachtoffer zijn de mishandelingen, het vastbinden gepleegd door haar man, de verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1972. Volgens het slachtoffer gemaakt op 20 of 21 april 2020. Slachtoffer verklaarde hierover dat ze was vastgebonden op het moment dat zij werd mishandeld door haar man. Foto’s zijn gemaakt 2 of 3 dagen na de mishandeling van 20 of 21 april 2020 Slachtoffer verklaarde dat zij tijdens de mishandeling van 20 of 21 april 2020 vastgebonden was geweest met behulp van Tie-Wraps. Op de linker foto zijn striemen te zien rond haar polsen. Bovenstaande foto is gemaakt ongeveer twee weken na de mishandeling van 20 of 21 april.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , van 29 mei 2020, pagina 47, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op 22 mei 2020 is door mij een proces verbaal opgemaakt naar aanleiding van foto's,
aangetroffen in het telefoontoestel van het slachtoffer [slachtoffer 2] . Op het eerste blad staan drie foto's. Onder deze foto's de opmerking: "Volgens slachtoffer zijn bovenstaande foto's gemaakt op 12 februari 2020". Dit is niet juist. Alleen de bovenste linker foto is gemaakt op 12 februari 2020. De andere twee foto's werden gemaakt ongeveer twee weken na de mishandeling van 20 of 21 april 2020.
5.
Een letselrapportage van GGD Twente, van 15 november 2019, pagina’s 59 t/m 61, betreffende Drs. A.J. Schrooyen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de forensisch arts:
Naam [slachtoffer 2] Voornamen [slachtoffer 2] geboortedatum [geboortedatum 3] -1971. Datum letselonderzoek 1 juni 2020. Bij bovenstaande persoon is een letselonderzoek uitgevoerd. Gemelde toedracht Mw. geeft aan dat zij ongeveer 4 weken geleden door haar partner is mishandeld. Behandeling/toelichting Is in de nacht van 20 op 21 april dit jaar, bewusteloos geweest. Zij lag op de grond en 'alles was weg' (zij weet niet alles meer). Gemelde klachten Sommige plekken op het lichaam zijn nog pijnlijk. De plekken die mevrouw aanwijst (polsen, armen, lies), komen overeen met de plekken die met forensisch licht worden gezien. Onderzoek Op moment van onderzoek zijn er geen verkleuringen aan de huid van mw. te zien. In overleg met FO, [naam 2] , proberen we met forensisch licht te kijken of er nog verkleuringen in de weefsels onder de huid zichtbaar zijn. Er zijn geen verkleuringen zichtbaar die passen bij recent trauma.
Het incident zou 1 maand geleden zijn geweest. Op het moment dat ik mw. zie, zijn aan de huid geen duidelijke blauwe plekken zichtbaar. Wel geeft mw. pijn aan op bepaalde plekken. Juist op die plekken zijn met forensisch licht nog inwendige verkleuringen zichtbaar zoals gezien wordt bij (oude) bloedingen in de weefsels. past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk.
Lichaamsdeel linker arm. Beschrijving Foto 9,10: aan de linker arm aan de voorzijde is een hoefijzervormige verkleuring zichtbaar met centraal een heldere hof. Soort bloeduitstorting past de gemelde toedracht bij het letsel: Toedracht onbekend
Lichaamsdeel rechterhand. Beschrijving Foto 11: dwars over de linker pols een streep aan de buitenzijde aangekleurd en centraal licht van kleur met breedte van ong 3 mm met aan de onderzijde 2 puntvormige blauwe verkleuringen. Richting de hand een deel van een 2e streep van ong. 4 mm soort kneuzing. past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk. Toelichting: Dit beeld kan passen bij een zgn tramspoorkneuzing: het betreft een striemafdruk veroorzaakt door een langwerpig plat voorwerp.
Lichaamsdeel rechterarm beschrijving Foto 14: binnenzijde rechter elleboog toont een ronde, scherp begrensde, blauw aangekleurde verkleuring van ong. 3 cm. Soort bloeduitstorting past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk.
Lichaamsdeel buik beschrijving Foto 17: in de rechter lies een vaag begrensde, onregelmatige, aankleuring van de huid met afmetingen van ong. 3 cm. Soort bloeduitstorting past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 2 juni 2020, pagina’s 103 t/m 107, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Om 03.30 uur heb ik mijn zus met mijn auto naar haar huis gebracht. [slachtoffer 2] vertelde dat haar man niet sliep toen ik haar had afgezet. Hij had haar opgewacht en was boos. [slachtoffer 2] vertelde dat zij een raam had kapot gemaakt om lawaai te maken zodat iemand haar te hulp zou komen. Ik hoorde aan het praten van mijn zus dat ze meer door de neus praatte en vroeg haar
of het wel goed ging met haar. Toen vertelde ze dat haar man haar nadat ze thuis was
gekomen had geslagen. Dat ze bewusteloos was geraakt en dat toen ze weer bij kwam was
vastgebonden aan de handen. [slachtoffer 2] vertelde dat ze ook aan haar voeten was vastgebonden.
Haar man had haar vastgebonden neergelegd in een kleine ruimte waar de wasmachine
stond. Vervolgens heeft hij haar uren lang mishandeld. Hij kwam, mishandelde haar en ging
weer weg. Zo ging dat uren door. Hij heeft haar geslagen, gewurgd, en op haar gesprongen.
Mijn zus was bewusteloos geraakt door de pijn zei ze. Mijn zus dacht echt dat hij haar dood zou maken. Op de 20e heb ik telefonisch gesproken met [slachtoffer 2] . Ik heb daarna [getuige 1] gebeld en gezegd dat hij echt naar zijn moeder toe moest gaan. [getuige 1] is naar zijn moeder gegaan en belde mij later. Hij huilde. Hij vertelde dat hij zijn moeder in de tuin had gezien. [getuige 1] vertelde dat hij het letsel van zijn moeder had gezien en hiervan foto's had gemaakt.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , en bijlag(en), van 23 mei 2020, pagina’s 79 t/m 93, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Het meest heftige incident is op 19 april van dit jaar gebeurd. Mijn moeder is toen
vastgebonden door mijn vader. Ik kwam op 20 april bij mijn moeder langs om een kopje koffie te drinken. In de woning was [naam 1] ook aanwezig. [naam 1] zei tegen mij dat mijn ouders lagen te slapen en dat alles goed was. ik ben toen ook weer weggegaan, ik wilde ze niet wakker maken. Ik werd de volgende dag gebeld door mijn tante [getuige 2] . Ze vertelde mij dat ik direct naar mijn moeder toe moest gaan, omdat mijn vader haar in elkaar geslagen had. Ik wist niet hoe snel ik naar mijn moeder toe moest gaan. Ik parkeerde mijn auto en
klopte direct op de deur. De deur werd geopend door mijn vader. Ik vroeg direct naar
mijn moeder. Mijn vader zei tegen mij: "zeg je geen hallo meer tegen mij. Mijn vader
had niet de intentie om mij binnen te laten. Ik wurmde mijzelf uiteindelijk naar binnen en schreeuwde meerdere keren waar ma was. Ik zag mijn moeder uiteindelijk in de tuin staan bij haar katten, ik zag dat mijn moeder een zonnebril op had. Ik zei tegen mijn moeder dat ze haar bril af moest zetten. Mijn moeder wilde dit in eerste instantie niet uit schaamte. Toen mijn moeder uiteindelijk haar zonnebril afzette, schrok ik zo ontzettend. Ik zag dat het gezicht van mijn moeder bont en blauw was, ik had dat nog niet eerder zo heftig gezien. Ik ben naar binnen gelopen om te kijken waar mijn vader was. Mijn vader was niet meer in de woning, ik wist niet waar mijn vader was. Ik ben weer teruggelopen naar mijn moeder. Ik heb mijn moeder mee naar binnen genomen en wilde van al haar letsel foto's maken om alles vast te leggen. Mijn moeder had over haar hele lichaam hele grote blauwe plekken. In het washok heeft mijn vader mijn moeder zo vaak in haar gezicht geslagen dat mijn moeder bewusteloos raakte. Mijn vader is zo'n klootzak dat hij ook nog een foto heeft gemaakt van het letsel van mijn moeder, wat voor een tiran ben je dan. Mijn moeder lag bewusteloos op de grond. Mijn moeder vertelde mij dat op een gegeven moment wakker werd en voelde dat ze tie-wraps om haar handen vast had en dat haar benen ook met tie-wraps vastzaten. Haar handen waren op haar rug vastgemaakt. Mijn moeder vertelde mij toen ze bij bewustzijn kwam, ze haar ogen niet open kreeg. Mijn vader heeft zo vaak geslagen dat mijn moeder
het aan de ene kant van haar gezicht niet meer kon verdragen. Ze draaide haar gezicht
bij zodat hij haar op de andere kant kon slaan. Mijn vader is meerdere keren het washok in
en uit geweest om mijn moeder te slaan. Hij kwam in die tijd ook een keer binnen om
met zijn knie en zijn lichaam vol op het lichaam van mijn moeder te liggen. Hij heeft haar al die tijd vastgebonden op de grond laten liggen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , van 22 mei 2020, pagina’s 124 t/m 125, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ongeveer zo'n drie weken geleden was dit ook het geval. Zowel ik als mijn vrouw
schrokken wakker, midden in de nacht. Dit was een keer in het weekend, zo rond 03.30
uur 's nachts. Wij hoorden wederom hard geschreeuw, maar we konden ons eerst niet oriënteren waar dit vandaan kwam. Kort hierna hadden we door dat het bij de buren van
[nummer] vandaan kwam, dit omdat kort hierna daar ook binnen een lamp aan ging in
de woning. Ik zag dat de buurvrouw hierna naar buiten rondliep, zij was kennelijk
buitengesloten door haar man. Tijdens het geschreeuw zelf heb ik niets kunnen verstaan, dit omdat dit eigenlijk nooit in de Nederlandse taal gebeurd. Zo ook dit keer niet, ik denk dat zij Oekraïens of Russisch spreken met elkaar. Ik zag dat de vrouw telkens op en neer van voor naar achter de woning liep. Ik denk dat ze het op een gegeven moment zat was en toen hoorde ik glasgerinkel aan de achterzijde van de woning. Hierna is zij denk ik naar binnen gegaan en is het rustig gebleven. Na bovengenoemd incident viel het me op dat de vrouw des huizes niet meer naar buiten kwam. Normaal gesproken gaat zij elke dag omstreeks 18.00 uur a 18.30 uur een rondje fietsen, dit om bijvoorbeeld boodschappen te doen. Nu viel het me op dat zij enkele dagen niet uit de woning is geweest. Enkele dagen na bovengenoemd incident keek ik vanuit een kamer boven in mijn woning naar buiten. Hier heb ik zicht op de tuin van de buren van [nummer] . Ik zag dat zij achterin de tuin stond en ik moest goed kijken om te zien of ze het wel zelf was. Ik vond dat ze er heel anders uit zag en zag pas later wat de reden was. Ik had het idee dat heel haar gezicht aan de linkerkant bont en blauw was. Ik zag zo rondom haar oog en op haar wang een blauwe verkleuring had en het leek ook dik en opgezet. Door de afstand kon ik dit toen niet met zekerheid zeggen. Enkele dagen later zag ik dat ze wel weer een rondje maakte op de fiets, echter wel met een hele grote zonnebril op. Ik vermoedde dat zij dit deed om mogelijke verwondingen te verbergen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , van 22 mei 2020, pagina’s 122 t/m 123, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op vrijdag 22 mei 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 4] , belast met een ondersteunende
dienst in Enschede. Die dag kreeg ik de opdracht van de inzetcoördinator om een
buurtonderzoek uit te voeren naar aanleiding van een huiselijk geweld casus onder dit
procesnummer. Omdat er meerdere mensen betrokken zijn bij deze situatie, waarbij er
ook een vermoeden is van alcohol gebruik en buitensporig geweld, heb ik geen namen
genoteerd van de betrokken personen die ik heb gehoord. Wel zijn zij woonachtig aan
[adres] in Enschede. Dit is de woning direct tegenover de woning waar
het zich heeft afgespeeld, namelijk [nummer] . Ik hoorde dat twee personen mij het volgende verklaarden: Zo'n vier weken geleden schrokken we 's nachts wakker. Een van ons stond boven voor het raam aan de straatzijde. Even later kwam de tweede persoon, na het horen van veel kabaal, bij mij staan. De eerstgenoemde persoon zei dat diegene het volgende heeft
gezien en gehoord: "Ik werd ineens 's nachts wakker, van een bult kabaal. Ik keek naar buiten en kon goed de woning van [nummer] naar binnen kijken. Ik zag dat de vrouw die daar woont op de stoel in de kamer zat. Kort hierna zag ik een grote forse man voor haar staan.
Ik zag dat de man vol op de vrouw insloeg. Ik zag dat hij zo'n 15 a 20 keer met gebalde vuisten insloeg op het hoofd en het lichaam van de vrouw. Hierna viel de vrouw, ik denk door de klappen, op de grond." "Toen de vrouw op de grond lag, boog diezelfde man over haar heen. Wij zagen dat hij de vrouw enkele klappen gaf, dit terwijl zij op de grond lag. Waar ze toen precies geraakt werd, konden we niet goed zien. Kort hierna ging de lamp, die tijdens het incident aan stond, uit. Hierdoor konden wij hierna niet meer zien wat er daarna
gebeurde.
Feit 7
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik wist dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig was. Toen ik in december 2019 uit detentie kwam en weer in Enschede ging wonen werd ik met de hennepkwekerij geconfronteerd.
2.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekrij van verbalisant [verbalisant 5] , van 25 juni 2020, met bijlage(n), pagina’s 240 t/m 272, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Op woensdag 3 juni werden wij verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] verzocht mee te gaan met de Recherche en de forensische opsporing naar de [adres] te Enschede. Wij verbalisanten zijn vervolgens naar binnen gegaan. Wij gingen de trap op naar de eerste verdieping. Op de eerste verdieping hoorden wij een zoemend geluid, ook
voelden wij een warme lucht bij een van de kamers weg komen. Ik verbalisant [verbalisant 5]
deed de eerste deur aan de rechterkant open als je de trap op komt. Ik voelde
direct een warme gloed op mij afkomen en ik rook direct een penetrante geur van
hennep.
Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende: Op 3 juni 2020 waren wij verbalisanten ter
plaatse aan de [adres] te Enschede. Daar hebben wij een hennepkwekerij
aangetroffen. Wij verbalisanten zijn via de voordeur naar binnen gegaan. Wij zijn
vervolgens de trap op gegaan naar de eerste verdieping. Direct de eerste deur recht
als je de trap op komt troffen wij een hennepkwekerij aan. In die ruimte stonden 2
tenten vol met hennepplanten. In totaal stonden er 37 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 cm. Per m2 stonden er 9 planten. De plantenbakken waren gevuld met potgrond. In totaal hingen er in de kweekruimte 2 assimilatielampen.
In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zag ik het volgende: op 3 juni 2020 waren wij verbalisanten ter
plaatse aan de [adres] te Enschede. Daar hebben wij een hennepkwekerij
aangetroffen. Wij verbalisanten zijn via de voordeur nar binnen gegaan. Wij zijn
vervolgens de trap op gegaan naar de eerste verdieping. Direct de eerste deur recht
als je de trap op komt troffen wij een hennepkwekerij aan. In die ruimte stonden 2
tenten vol met hennepplanten. In totaal stonden er 34 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 cm. Per m2 stonden er 8 planten. De plantenbakken waren gevuld met potgrond. In totaal hingen er in de kweekruimte 2 assimilatielampen. In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en
vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden
in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] van 6 oktober 2020, afgenomen door de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
U houdt mij voor dat in de woning ook een hennepkwekerij is aangetroffen. U vraagt mij wat
ik daar van weet. Ik weet daar best wel wat van, maar ik antwoord daar liever niet op, zeg
maar. U vraagt mij of mijn vader betrokken is bij deze hennepkwekerij. Ja, ook. U vraagt mij
wat hij, mijn vader, deed. Het aanpassen en perfectioneren daarvan. Sinds dat hij vrij kwam
heeft hij het min of meer in werking gezet, zeg maar. U, rechter-commissaris, vraagt mij of
ik daarmee bedoel dat hij het aanpassen en perfectioneren in werking heeft gezet of de
hennepkwekerij. Ik zal daar nu ook eerlijk over zijn. Mijn moeder had schulden. Mijn
broertje en ik hadden bedacht dat wij een tentje neer zouden zetten met wat hennepplantjes er
in. Dat kwam echter niet goed van de grond. Het wilde niet aangroeien. Toen mijn vader vrij
kwam heeft hij wat aanpassingen aangebracht en toen lukte het wel.