ECLI:NL:RBOVE:2020:3937

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
84013909 CV EXPL 20-834
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van zorgovereenkomst door gemeenten wegens schending integriteitsbepalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgaanbieder, [eiseres] B.V., en verschillende gemeenten. De gemeenten hebben de raamovereenkomst met [eiseres] ontbonden op basis van schending van de integriteitsbepalingen in artikel 10 van de overeenkomst. De vorderingen van [eiseres] om de ontbinding onrechtmatig te verklaren en schadevergoeding te ontvangen, zijn afgewezen. De rechter oordeelde dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met de bepalingen van de overeenkomst, omdat de voormalig bestuurder, [naam 2], verdachte was van een strafbaar feit en dit niet had gemeld. Dit was in strijd met de integriteitsclausule die vereist dat zorgaanbieders geen verdachte mogen zijn van strafbare feiten in de vijf jaar voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst. Daarnaast bleek dat [eiseres] geen loonaangifte had gedaan en geen sociale premies had afgedragen, wat leidde tot verdere twijfels over de integriteit van de zorgaanbieder. De kantonrechter concludeerde dat de ontbinding van de overeenkomst door de gemeenten gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de schendingen. De vorderingen van [eiseres] werden integraal afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummers : 8401309 / CV EXPL 20-834 (hoofdzaak)
: 8396347 / CV EXPL 20-789 (incident)
Vonnis van 20 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. Y. Abdi,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersonen:

1. de gemeente Almelo,

gevestigd te Almelo,

2. de gemeente Borne,

gevestigd te Borne,

3. de gemeente Dinkelland,

gevestigd te Denekamp,

4. de gemeente Haaksbergen,

gevestigd te Haaksbergen,

5. de gemeente Hellendoorn,

gevestigd te Nijverdal,

6. de gemeente Hengelo,

gevestigd te Hengelo,

7. de gemeente Hof van Twente,

gevestigd te Goor,

8. de gemeente Oldenzaal,

gevestigd te Oldenzaal,

9. de gemeente Rijssen-Holten,

gevestigd te Rijssen,

10. de gemeente Tubbergen,

gevestigd te Tubbergen,

11. de gemeente Twenterand,

gevestigd te Vriezenveen,

12. de gemeente Wierden,

gevestigd te Wierden,
gemachtigde: mr. R. Blom,
alsmede:

13. de gemeente Enschede,

gevestigd te Enschede,

14. de gemeente Losser,

gevestigd te Losser,
gemachtigde: mr. D.K. ten Cate,
gedaagden in de hoofdzaak en in het incident,
hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeenten,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 maart 2020, tevens houdende incidentele vordering ex art. 223 Rv;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident;
- het tussenvonnis van 26 mei 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de zijdens [eiseres] ingehouden producties en schriftelijke pleitnota.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 24 augustus 2020 via een Skype-verbinding. Voor [eiseres] zijn daarbij verschenen de heer [naam 1] (bestuurder) en de heer [naam 2] (werknemer) bijgestaan door mr. Abdi. Voor de Gemeenten zijn verschenen mevrouw [naam 3] (contractmanager regio Twente), de heer [naam 4] (toezichthouder gemeente Hengelo) en voorts de heer [naam 5] (toezichthouder gemeente Enschede), bijgestaan door mr. Blom en mr. Ten Cate. Partijen hebben bij die gelegenheid het eigen standpunt mondeling nader toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in de hoofdzaak en in het incident

2.1.
[eiseres] exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met het bieden van ambulante zorg aan (kwetsbare) jongeren en jongvolwassenen die kampen met problematiek als verslaving, verstandelijke beperkingen en psychische of psychosociale problemen.
2.2.
Tot 10 januari 2019 was de heer [naam 2] enig aandeelhouder en bestuurder van [eiseres] . Vanaf voornoemde datum heeft [naam 2] de onderneming van [eiseres] overgedragen aan de heer [naam 1] voor een symbolisch bedrag en is [naam 1] haar bestuurder en enig aandeelhouder.
[naam 2] is na de overdracht werkzaam gebleven bij [eiseres] .
2.3.
Na invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) en de Jeugdwet zijn de Gemeenten verantwoordelijk geworden voor het leveren van zorg in de vorm van ondersteuning aan hun inwoners met een beperking en of andere problematiek.
2.4.
In 2018 hebben de Gemeenten gezamenlijk een Europese openbare aanbesteding gehouden, genaamd “integrale inkoop op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet ten behoeve van het Twentsmodel”.
2.5.
Het doel van die aanbesteding was het sluiten van raamovereenkomsten met zorgaanbieders die voldoen aan de gestelde eisen en voorwaarden. Vervolgens kunnen op basis van de raamovereenkomst inwoners van de Gemeenten die beschikken over een zorgindicatie hun zorg inkopen bij gecontracteerde zorgaanbieders.
2.6.
[eiseres] heeft zich ingeschreven op de aanbesteding, die heeft geresulteerd in een gunning aan [eiseres] . Vervolgens heeft [eiseres] met de Gemeenten op 7 november 2018 de raamovereenkomst “integrale inkoop Wmo 2015 en Jeugdwet” gesloten, ingaande per
1 januari 2019 en aangegaan voor een periode van 4 jaar, derhalve eindigend per 31 december 2022 (hierna: de overeenkomst).
2.7.
[naam 2] , destijds nog enig aandeelhouder/bestuurder van [eiseres] , heeft namens [eiseres] de overeenkomst voor akkoord ondertekend.
2.8.
Voor zover thans relevant is in de overeenkomst het volgende vastgelegd:

Artikel 10 integriteit
1.
Opdrachtnemer en zijn directie/bestuur verklaren dat zij ervan doordrongen zijn dat Opdrachtgevers als gemeenten uitsluitend zaken doen met partijen die integer handelen. Partijen die niet integer zijn of waarover integriteitstwijfels bestaan, worden niet gefaciliteerd door Opdrachtgevers. Zorg wordt verleend aan hulpbehoevenden. Zorg moet dan ook verleend worden door partijen wier integriteit boven elke twijfel is verheven. Opdrachtgevers beogen in dat verband te voorkomen dat zij overeenkomsten aangaan of laten voorbestaan met partijen waarover integriteitstwijfels bestaan. (…)
Opdrachtnemer en zijn direct directie/bestuur verklaren in dat kader dat zij in de afgelopen vijf (5) jaren, voorafgaand aan de datum van ondertekening van deze raamovereenkomst:
-
Niet betrokken zijn geweest bij strafbare feiten noch overtredingen hebben begaan;
-
Geen verdachten van strafbare feiten zijn geweest noch daarvoor zijn veroordeeld;
-
Geen bestuurlijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd hebben gekregen;
-
Geen bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd hebben gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom.
2. (…)
(…) Daarnaast mogen er gedurende de looptijd van deze raamovereenkomst geen feiten of omstandigheden bestaan of ontstaan die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat Opdrachtnemer in relatie staat tot strafbare feiten, het is in dit verband niet noodzakelijk dat Opdrachtnemer formeel als verdachte wordt aangemerkt en/of strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld wordt om integriteitstwijfels aan te nemen.
2. (…)
Opdrachtgevers kunnen de raamovereenkomst onmiddellijk en naar eigen keuze opschorten of ontbinden, zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te hoeven nemen, voor zover er sprake is van één of meer van de volgende situaties:

Opdrachtnemer niet naar waarheid heeft verklaard ten aanzien van het bepaalde in lid 1 van dit artikel;

Een of meerdere van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel op Opdrachtnemer van toepassing is of wordt, waardoor er integriteitstwijfels ontstaan;

Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat Opdrachtnemer in relatie staat tot strafbare feiten;

Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat Opdrachtnemer en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

Er sprake is van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van deze raamovereenkomst een strafbaar feit is gepleegd of een overtreding is begaan”
2.9.
In het najaar van 2019 is bekend geworden dat de Gemeenten de raamovereenkomst met een andere zorgaanbieder, [bedrijf] B.V. , heeft ontbonden.
Daarop heeft [eiseres] zich bij gedaagde sub 6, de gemeente Hengelo, gemeld en aan haar verzocht om de cliënten van [bedrijf] over te mogen nemen in haar cliëntenbestand.
2.10.
De gemeente Hengelo heeft, zoals te doen gebruikelijk, naar aanleiding van dit verzoek van [eiseres] een onderzoek gestart naar de geschiktheid van de zorgaanbieder. Het onderzoek is verricht door de toezichthouders van de Gemeenten.
2.11.
Onderdeel van het onderzoek is een gesprek dat is gevoerd op 12 november 2019, waarbij aanwezig waren de toezichthouders van de Gemeente, [naam 1] en voorts mevrouw
[naam 6] (werkneemster in dienst van [eiseres] ).
2.12.
De toezichthouders hebben op basis van hun eerste bevindingen aanleiding gezien om nader onderzoek in te stellen naar [naam 2] . In dat kader is tevens gebruik gemaakt van de bevoegdheden van de toezichthouders om informatie op te vragen.
2.13.
De toezichthouder van de gemeente Hengelo heeft verzocht om een uittreksel justitiële informatie van [naam 2] , ook wel genaamd het strafblad.
Daaruit blijkt dat [naam 2] verdacht is geweest van het plegen van een misdrijf als bedoeld in art. 140a lid 1 Sr, inhoudende deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Verder blijkt uit dat strafblad dat het gaat om de periode augustus 2013 tot 4 juli 2017. De kwestie is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
2.14.
Voorts volgt uit voornoemd strafblad dat [naam 2] op 23 mei 2019 wegens het plegen van valsheid in geschrift is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
2.15.
Naar aanleiding van mededelingen vanuit [eiseres] over het aantal werknemers dat zij in dienst heeft, besloot de toezichthouder van de gemeente Hengelo op dit punt nader onderzoek in te stellen en informatie opgevraagd bij de Belastingdienst en het UWV.
2.16.
Uit die informatie bleek dat in 2019 geen loonaangifte is gedaan en dat geen sociale zekerheidspremies zijn afgedragen voor werknemers in dienst van [eiseres] .
2.17.
Bij brief van 29 januari 2020 hebben de Gemeenten de overeenkomst met
[eiseres] buitengerechtelijk ontbonden en onmiddellijk een cliëntenstop ingesteld.
2.18.
In de brief geven de Gemeenten als toelichting aan dat hen op basis van de onderzoeksbevindingen van de toezichthouder is gebleken dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met de bepalingen uit artikel 10 lid 1 en lid 2 van de overeenkomst.

3.Het geschil

in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[eiseres] heeft op de bij dagvaarding genoemde gronden gevorderd bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in de hoofdzaak:
I. de Gemeenten te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van in totaal € 5.062,00;
II. te bepalen dat de ontbinding van de overeenkomst door de Gemeenten onrechtmatig is dan wel de geconstateerde tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt;
III. de Gemeenten te veroordelen gevolg te geven aan de verplichtingen uit de raamovereenkomst;
IV. de Gemeenten te veroordelen om met onmiddellijke ingang de cliëntenstop op te heffen;
in het incident ex art 223 Rv, bij wijze van provisionele vordering:
V. de Gemeenten te verplichten om uitvoering te geven aan de raamovereenkomst;
in de hoofdzaak en in het incident:
VI. de Gemeenten te veroordelen in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Aan die vordering is, samengevat weergegeven, het navolgende ten grondslag gelegd. De conclusies van de Gemeenten zijn gebaseerd op het onderzoeksrapport dat op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Om die reden mochten de Gemeenten niet overgaan tot ontbinding van de overeenkomst. Op zichzelf genomen is wel juist dat de voormalig bestuurder/aandeelhouder, [naam 2] , verdachte is geweest in een strafrechtelijk onderzoek. Hij is evenwel slechts verdachte geweest. De kwestie is geseponeerd.
Waar het [eiseres] om gaat is dat op onrechtmatige wijze inbreuk is gemaakt op het privacyrecht van [naam 2] door de toezichthouder, die is gaan “graven naar informatie” en daarbij ook het strafblad van [naam 2] heeft opgevraagd en ingezien. Van een publiekrechtelijk orgaan, zoals de Gemeenten, mag worden verwacht dat zij zorgvuldig omgaat met informatie van burgers en derden.
Die informatie mocht geen deel uitmaken van het onderzoek van de toezichthouder. Dat maakt dat het onderzoek en daarmee ook de conclusies die op basis daarvan zijn getrokken, onzorgvuldig en onrechtmatig zijn. Dat brengt met zich dat ook de beslissing van de Gemeenten om de overeenkomst te ontbinden onzorgvuldig en onrechtmatig is. Daar komt bij dat de Gemeenten, ook als zij menen wel gebruik te kunnen maken van de informatie en het onderzoeksrapport, hadden kunnen volstaan met andere, lichtere sancties. De sanctie van ontbinding van de overeenkomst, alsmede de onmiddellijke cliëntenstop, heeft voor [eiseres] en haar huidige bestuurder, vergaande consequenties.
Verder betwist [eiseres] de juistheid van de andere verwijten die de Gemeenten haar maken, te weten, kort gezegd, het faciliteren van zwartwerken door het niet doen van loonaangifte en/of het afdragen van premies over het jaar 2019. Zij heeft, op basis van adviezen van haar accountant, besloten om die aangiften later te doen, dat wil zeggen in het jaar 2020. Die keuze mocht zij maken en is ook toegestaan.
Subsidiair betoogt [eiseres] dat, zo het onderzoek wel rechtmatig is geweest, de tekortkoming gezien haar bijzondere aard en de geringe betekenis daarvan, de ontbinding niet kan rechtvaardigen. [naam 2] is nimmer veroordeeld geweest voor de verdenking die op hem rustte. De zaak is geseponeerd en daarmee is de kwestie afgedaan.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de bij dagvaarding ingestelde vorderingen gewijzigd, in die zin dat zij bij wijze van eisvermeerdering, nog heeft gevorderd dat het de Gemeenten wordt verboden om zonder rechtmatige grondslag de gegevens te delen met andere gemeenten die niet betrokken zijn bij deze procedure.
[eiseres] vordert schadevergoeding, zijnde de omzetderving van € 1.800,- per maand, alsmede de schade vanwege het niet voortduren van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster, groot € 762,00 en ten slotte een bedrag aan buitengerechtelijke kosten groot € 2.500,00. Tot slot vordert [eiseres] de proceskosten.
3.3.
De Gemeenten hebben gemotiveerd verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, zowel in de hoofdzaak als in het incident, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.4.
Samengevat weergegeven is daartoe het navolgende aangevoerd.
In de aanbesteding hebben de Gemeenten veel belang gehecht aan de integriteit van de zorgaanbieder en haar bestuur/directie. De integriteitsclausule in artikel 10 van de overeenkomst en de uitvoerige bepalingen daaromtrent, onderstrepen dat belang. Ten tijde van ondertekening daarvan was [naam 2] bestuurder van [eiseres] , hij heeft namens [eiseres] voor de inhoud daarvan getekend.
De toezichthouder van de gemeente Hengelo was bevoegd om onderzoek te doen naar [naam 2] . Het gaat hier immers om een medewerker van [eiseres] , die daarnaast haar voormalig bestuurder/aandeelhouder is. Hij is bovendien werkzaam in de functie van ambulant zorgbegeleider, in welke rol hij cliënten van [eiseres] begeleidde.
In dat onderzoek, dat geheel voldoet aan de daaraan te stellen eisen, waaronder ook de eisen van zorgvuldigheid, zijn zorgwekkende berichten naar voren gekomen waarbij [naam 2] in verband werd gebracht met Jihadistische terroristische netwerken. Dat was aanleiding om verder onderzoek te doen. De toezichthouder heeft steeds binnen de wettelijke bevoegdheden die hem op grond van de Wmo en de Awb toekomen gehandeld en daarvan gebruik gemaakt, daaronder ook begrepen het inzien van het uittreksel justitiële informatie (het strafblad).
Na afronding van dat een onderzoek is de Gemeenten gebleken dat [naam 2] heeft verzwegen dat hij verdachte is geweest van zeer ernstige strafbare feiten. Die zaak is weliswaar geseponeerd, maar de verdenking bestond wel. Bovendien is hij voor een ander feit, valsheid in geschrift, wel veroordeeld. Beide omstandigheden heeft [naam 2] verzwegen. Zijn integriteit wordt op basis daarvan ernstig in twijfel getrokken.
Daar komt bij dat tijdens het onderzoek andere integriteitsschendingen boven water zijn gekomen. Nadat navraag is gedaan bij zowel de Belastingdienst als het UWV is gebleken dat over het jaar 2019 geen belasting noch sociale zekerheidspremies zijn afgedragen door [eiseres] , terwijl zij voor haar diensten wel gebruik maakt van personeel. Zij kan immers anders niet de zorg bieden aan haar cliënten. Dit zwartwerken wordt met andere woorden door [eiseres] als werkgever gefaciliteerd en is een bij wet strafbaar gesteld feit. De overeenkomst is, gelet op al het voorgaande, rechtmatig en op goede gronden ontbonden door de Gemeenten, waarbij gebruik is gemaakt van het bepaalde in art. 10 van de overeenkomst. Een lichtere sanctie is niet aan de orde, nu het hier gaat om ernstige feiten.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak

4.1.
De kantonrechter overweegt allereerst dat, op basis van de processtukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, niet is komen vast te staan dan de Gemeenten en/of de toezichthouder op onrechtmatige wijze informatie hebben vergaard of dat het onderzoek naar [eiseres] op onrechtmatige of onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Bij de uitvoering van de toezichthoudende functie mochten de Gemeenten en/of de toezichthouder gebruik maken van de instrumenten uit de wet, zoals ook is gebeurd in deze kwestie. De feiten en omstandigheden die door [eiseres] naar voren zijn gebracht, duiden niet op enige onrechtmatigheid of onzorgvuldigheid daarin. De onderzoeksresultaten mogen met andere woorden gebruikt worden door de Gemeenten.
4.2.
Dan wordt toegekomen aan de vraag of de Gemeenten op goede gronden heeft mogen besluiten om de overeenkomst met [eiseres] te ontbinden, waarbij met nadruk wordt aangevoerd door de Gemeenten dat die beslissing is genomen op basis van het bepaalde in artikel 10 van de overeenkomst.
4.3.
In dat verband wordt allereerst onderstreept dat tussen partijen niet in geschil is dat artikel 10 van de overeenkomst een belangrijke bepaling is, die geheel ziet op de integriteit van de zorgaanbieder en de daaraan door de Gemeenten te stellen eisen.
Verder is evenmin in geschil dat de Gemeenten het belang van integriteit juist met die uitvoerige bepaling in artikel 10 van de overeenkomst hebben willen onderstrepen. Het gaat hier immers om het leveren van zorg aan veelal kwetsbare groepen in de samenleving. Gelet op die belangen is alleszins begrijpelijk dat integriteit van de zorgaanbieders een belangrijke randvoorwaarde is. Dat blijkt met zoveel woorden uit artikel 10 van de overeenkomst.
De toenmalig bestuurder van [eiseres] , [naam 2] , heeft die overeenkomst ondertekend en daarmee ook ingestemd met de integriteitsbepaling. Verondersteld mag daarom worden, ook als ervan uit wordt gegaan dat [naam 2] naar eigen zeggen de overeenkomst wel heeft ondertekend maar niet zo nauwkeurig heeft gelezen, of “erover heen gelezen heeft”, dat [naam 2] bekend is met de inhoud van de overeenkomst en met het belang van integriteit in deze kwestie. Daarbij wordt gewicht toegekend aan de omstandigheid, zoals ook door de Gemeenten naar voren gebracht in hun betoog, dat de Gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wmo en dat zij daarin actief een rol hebben voor wat betreft de naleving van die wet, meer in het bijzonder de kwaliteit van de ondersteuning/zorg die door zorgaanbieders wordt geleverd. Daaronder wordt ook begrepen de naleving van de aanvullende voorwaarden uit de overeenkomst, zoals de integriteitsbepaling.
4.4.
De vraag die dan vervolgens voor ligt is of [eiseres] , althans haar bestuurder en/of medewerkers, zich schuldig hebben gemaakt aan schending van die integriteitsbepaling. Het antwoord daarop is naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend.
Vaststaat dat [naam 2] , -de voormalig bestuurder/aandeelhouder van [eiseres] , thans nog steeds werkzaam voor [eiseres] in de functie van ambulant begeleider/zorgverlener-, verdachte is geweest van een strafbaar feit. Dat de zaak is geseponeerd is niet doorslaggevend in dit verband.
In artikel 10 lid 1 van de overeenkomst is ondubbelzinnig bepaald dat de zorgaanbieder en/of zijn directie in de 5 jaar voor het sluiten van de overeenkomst geen verdachte mag zijn van een strafbaar feit.
Door de enkele verdenking niet te melden, - [naam 2] heeft dat nagelaten, zoveel staat vast-, heeft [eiseres] , althans [naam 2] in strijd gehandeld met artikel 10 van de overeenkomst.
Het nalaten of verzwijgen daarvan is nu juist waarvoor artikel 10 van de overeenkomst is geschreven. [naam 2] had zich dat moeten realiseren. Hij heeft immers getekend voor de volledige inhoud van de overeenkomst en had zich ook moeten vergewissen van de inhoud daarvan en de op hem rustende verplichtingen voortvloeiende uit die overeenkomst.
Het is dan vervolgens aan de Gemeenten om (na de melding) te beslissen of de ernst en zwaarte van de verdenking reden is om daar consequenties aan te verbinden.
Bovendien, ook als [naam 2] heeft gedacht dat deze verdenking niet ter zake doet althans niet noemenswaardig is, wordt gewicht toegekend aan de het feit dat hij een ander strafbaar feit waarvoor hij wel is veroordeeld, valsheid in geschrift, evenmin heeft gemeld. Dat de Gemeenten dat laat meewegen in haar beslissing tot ontbinding van de overeenkomst, in het licht van het belang van integriteit als hiervoor al aangestipt, is alles overziend een gerechtvaardigde beslissing. Het enkele feit dat dit niet in de ontbindingsbrief staat, maakt de voorgaande conclusie niet anders.
Daar komt bij dat er bij de Gemeenten op zijn minst genomen twijfels zijn gerezen over de door [eiseres] gevoerde loonadministratie, waarbij sterke vermoedens van zwartwerken zijn ontstaan. Vaststaat dat in 2019 geen loonaangifte is gedaan en evenmin sociale zekerheidspremies zijn afgedragen over het jaar 2019, terwijl [eiseres] wel gebruik maakt van enkele personeelsleden die bij haar in dienst zijn en ook als zorgverleners werkzaam zijn. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiseres] in reactie hierop aangegeven dat zij gebruik maakt van de diensten van een accountant en dat, na overleg met de accountant (waarbij ook een rol heeft gespeeld dat [eiseres] naar eigen zeggen afhankelijk was van de systemen van de accountant die op dat moment niet optimaal functioneerden), is besloten om in 2020 aangifte te doen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd in het eerste kwartaal van 2020.
Los van het antwoord op de vraag of die handelwijze correct en toegestaan is, heeft deze omstandigheid bij de Gemeenten nog verder afbreuk gedaan aan de betrouwbaarheid van [eiseres] als zorgaanbieder, en heeft zij deze informatie meegenomen en ook ten grondslag gelegd aan haar beslissing tot ontbinding. De twijfels die bij de Gemeenten reeds waren gerezen, zijn met deze omstandigheden nog verder versterkt, ook omdat van de zijde van [eiseres] geen sluitende verklaring is gegeven voor het feit dat zij alsnog, om precies te zijn twee dagen ná de ontbinding van de overeenkomst, belasting en premies heeft afgedragen. De schijn van onbetrouwbaarheid is daarmee nog verder kracht bij gezet.
4.5.
Resumerend betekent dit dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met de bepalingen uit artikel 10 van de overeenkomst én dat die schending zodanig van aard is dat dat de ontbinding van de overeenkomst door de Gemeenten rechtvaardigt.
Dat oordeel leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres] integraal worden afgewezen.
in het incident:
4.6.
De uitkomst van de procedure in de hoofdzaak leidt ertoe dat ook de provisionele vordering ex art. 223 Rv voor afwijzing gereed ligt. Aan een verdere inhoudelijke beoordeling daarvan wordt dan ook niet toegekomen.
in de hoofdzaak en in het incident:
Proceskosten en nakosten
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van de Gemeenten (in de hoofdzaak en in het incident gezamenlijk) worden begroot op € 900,00 (zijnde drie punten maal tarief € 300,00) aan salaris voor de gemachtigden.
4.8.
Ook de door de Gemeenten apart gevorderde nakosten worden toegewezen, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
Die kosten worden zoals te doen gebruikelijk begroot op een bedrag gelijk aan een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 120,00.
4.9.
Zowel de proceskosten als de nakosten dienen vermeerderd te worden met de daarover gevorderde wettelijke rente, die eveneens wordt toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de hoofdzaak en in het incident:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Gemeenten begroot op € 900,00 en indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis, tot de dag van algehele voldoening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020. (SA)