ECLI:NL:RBOVE:2020:393

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
08.177511.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van gedenktekens op begraafplaats in Enschede door twee verdachten

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige jongen, die samen met een medeverdachte op 16 mei 2019 op een begraafplaats in Enschede verschillende bronzen en koperen gedenktekens heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de gedenktekens van de graven hebben gebroken en meegenomen, met als doel deze te verkopen voor geld. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast moet hij aan de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen van in totaal ruim 15.000 euro. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de aanbevelingen van de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen en het opzettelijk schenden van een graf. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat ze onvoldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.177511.19 (P)
Datum vonnis: 31 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter op 14 oktober 2019, op welke zitting de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer en de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer op 17 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door de (gemachtigde) raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:met een ander bij de [begraafplaats] in Enschede diverse gedenktekens heeft gestolen door deze van de graven te breken, of
feit 1 subsidiair:met een ander op de [begraafplaats] in Enschede diverse gedenktekens heeft vernield en/of heeft beschadigd;
feit 2:met een ander op de [begraafplaats] in Enschede diverse graven heeft geschonden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vanaf een begraafplaats ( [begraafplaats] ):
- een gedenkteken (een bronzen duif), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of
- een gedenkteken (een bronzen beeld), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of
- een gedenkteken (een koperen kruis), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een
boogschutter staat afgebeeld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of
- een gedenkteken (een bronzen vogel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen
kalligrafisch teken en/of bronzen strips), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns
en/of een bronzen takje), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 8] en/of
- een of meerdere gedenkteken(s), in elk geval enig (e ) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan tot op heden onbekend
gebleven slachtoffers,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
- een gedenkteken (een bronzen duif), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of
- een gedenkteken (een bronzen beeld), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of
- een gedenkteken (een koperen kruis), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een
boogschutter staat afgebeeld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of
- een gedenkteken (een bronzen vogel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen
kalligrafisch teken en/of bronzen strips), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns
en/of een bronzen takje), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 8] en/of
- meerdere gedenktekens, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan tot op heden onbekend gebleven slachtoffers,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meerdere graven (van de [begraafplaats] , gelegen
aan de [adres 2] ) heeft geschonden en/of opzettelijk en
wederrechtelijk enige op een begraafplaats opgerichte gedenktekens
(van de [begraafplaats] , gelegen aan de [adres 2] ) heeft
vernield en/of beschadigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] op de [begraafplaats] diverse ornamenten heeft gestolen door deze van de graven te pakken en af te breken (feit 1 primair) en dat zij die graven ook hebben geschonden (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verklaring van verdachte als uitgangspunt genomen moet worden en dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] kennelijk leugenachtig zijn en daarom dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Uitgaande van de verklaring van verdachte levert het erbij staan c.q. zich niet distantiëren en meerijden naar de oud-ijzerhandelaar geen medeplegen op, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 16 mei 2019 is verdachte met [medeverdachte] op verdachtes scooter naar de [begraafplaats] in Enschede gereden. Daar aangekomen zijn ze de begraafplaats opgelopen. Verdachte heeft de scooter verdachte bij de ingang van de begraafplaats laten staan. [2] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij die dag twee blanke jongens op de [begraafplaats] heeft gezien. Ook heeft zij gezien dat er een scooter binnen de hekken van de begraafplaats stond. Zij zag dat beide jongens een zwaar beladen rugtas bij zich hadden en zij hoorde dat er een rinkelend geluid uit kwam; het geluid van metaal tegen metaal. Vervolgens hoorde zij een hard geluid van een scooter die wegreed. [3] Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] op 16 mei 2019 naar de [begraafplaats] in Enschede zijn gegaan op zijn, verdachtes, scooter die hij bij de ingang van de begraafplaats heeft laten staan. Na het bezoek aan de begraafplaats is hij met [medeverdachte] naar een oud ijzerhandelaar gereden. [4]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 16 mei 2019 met [verdachte] rond is gaan rijden op de scooter van [verdachte] en dat zij samen op het idee kwamen om te kijken of zij ergens oude metalen konden vinden of weghalen, waarbij hij zijn sporttas van het werk bij zich had met daarin gereedschap. Volgens [medeverdachte] kwam [verdachte] op het idee om naar de begraafplaats te gaan om daar te kijken naar metalen. [medeverdachte] ging daarmee akkoord en de scooter werd binnen de poort geplaatst. [medeverdachte] verklaarde vervolgens dat [verdachte] en hij een kruis op een grafsteen zagen, die er vervolgens door [verdachte] werd afgetrokken. [medeverdachte] deed de rits van de
tas open en [verdachte] stopte het kruis er in. Op het oude gedeelte van de begraafplaats werd een letter van een grafsteen door beiden er afgehaald met behulp van een knijptang. Deze letters zijn in de sporttas van [medeverdachte] gestopt. Elders op de begraafplaats zat een sierstrip van koper op een graf die [verdachte] heeft deze losgemaakt. Toen dat niet lukte heeft [medeverdachte] [verdachte] geholpen om de strip er af te halen. Een vogel op een graf werd eraf gehaald, maar [medeverdachte] weet niet wie deze er af heeft gehaald. Een plaatje met Syrische tekens heeft [verdachte] volgens [medeverdachte] later er ook nog afgehaald en werd in de tas van [medeverdachte] gestopt. Nadat zij alles van de graven hadden gehaald zijn [medeverdachte] en [verdachte] weggegaan. [medeverdachte] had het vermoeden dat iemand hen had gezien. Toen zij wegliepen kwamen zij een man en een vrouw tegen. Hierop zijn volgens [medeverdachte] zij met de scooter weggereden naar een oud ijzer handelaar aan [adres 3] in Enschede. Deze handelaar vertrouwde de spullen niet en wilde deze, aldus [medeverdachte] , het eerst niet aannemen. [verdachte] begon er volgens [medeverdachte] over dat deze goederen van zijn oma/opa/overgroot opa/overgroot oma waren en dat ze het graf hadden geruimd, [medeverdachte] liet zijn ID-kaart zien en daar is volgens hem een foto van gemaakt door de handelaar. Zij kregen 35 euro voor de gestolen goederen, die volgens [medeverdachte] door hem werd aangenomen. Vervolgens zijn zij naar [cafetaria] gegaan samen en toen naar [café] . Bij [café] hebben zij, aldus [medeverdachte] , biertjes gedronken en gegokt. [5]
[getuige 2] , de oud ijzerhandelaar die € 35,-- heeft betaald voor het van de begraafplaats afkomstige koper, heeft verklaard dat hij op 16 mei 2019 bezoek kreeg van twee jongens. Eén van hen legitimeerde zich als [medeverdachte] . De jongens lieten hem twee tassen met koperen spullen zien. De andere – blonde – jongen vertelde dat het geen gestolen spullen waren, maar dat het afkomstig was van een oud graf van zijn eigen familie uit Maastricht. Later hoorde [getuige 2] dat deze jongen [verdachte] zou heten. De familie wilde, zo zou de blonde jongen verteld hebben, niet meer doorbetalen voor het graf en ze moesten de spullen ontruimen. [getuige 2] hoorde de blonde jongen zeggen dat de goederen al een jaar in zijn schuur lagen. Daarop vroeg [getuige 2] of hij de goederen gelijk zonder problemen op marktplaats zou kunnen zetten. Volgens de blonde jongen kon dit gewoon. [6] Van de aan [getuige 2] door verdachte en [medeverdachte] aangeboden gedenktekens is aangifte van diefstal gedaan. [7]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte]
kennelijk leugenachtigis en moet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank begrijpt dat bedoeld is een
betrouwbaarheidsverweerte voeren. Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] , die, anders dan de raadsvrouw stelt, consistent zijn en waarin [medeverdachte] ook zichzelf belast. Dat [medeverdachte] als getuige, nadat hij zich samen met getuige [getuige 2] had gemeld op het politiebureau, een andere verklaring heeft afgelegd doet aan het voorgaande niets af. De verklaring die [medeverdachte] voor deze “andere” verklaring heeft gegeven vindt de rechtbank aannemelijk. Deze verklaring kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er – gelet op de summiere rol van verdachte zoals door de raadsvrouw uiteengezet – geen sprake is van medeplegen. Ook dit verweer wordt verworpen nu de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] – zoals hiervoor overwogen – voor het bewijs gebruikt en uit die verklaring volgt dat er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat bewezen kan worden dat verdachte de hem verweten feiten tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij op 16 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, vanaf een begraafplaats ( [begraafplaats] ):
- een gedenkteken (een bronzen duif), dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] en
- een gedenkteken (een bronzen beeld), dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] en
- een gedenkteken (een koperen kruis), dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] en
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een boogschutter staat afgebeeld), dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] en
- een gedenkteken (een bronzen vogel), dat toebehoorde aan [slachtoffer 5] en
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen kalligrafisch teken en bronzen strips), die toebehoorden aan [slachtoffer 6] en
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), dat toebehoorde aan [slachtoffer 7] en
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns en een bronzen takje), die toebehoorden aan [slachtoffer 8] en
- gedenktekens, die toebehoorden aan tot op heden onbekend gebleven slachtoffers,
heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2
hij op 16 mei 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk graven (van de [begraafplaats] , gelegen aan de [adres 2] ) heeft geschonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 311 en 149 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van: medeplegen van het opzettelijk schenden van een graf, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, eventueel te vervangen door 90 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zouden de volgende bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd: reclasseringstoezicht en een meldplicht. Ten slotte heeft de officier gevorderd de bijzondere voorwaarden direct uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de strafmaat wijst de raadsvrouw op het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten: zijn (flinke) beperkingen (IQ van 72, PDD-NOS, hechtingsproblematiek, verslavingsgevoeligheid, PTSS-klachten) en het feit dat hij is aangewezen op 24-uursbegeleiding. Verdachte zou open staan voor hulpverlening.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met zijn mededader, zijn kameraad [medeverdachte] , diverse bronzen en koperen gedenktekens van graven gebroken en meegenomen, met geen ander doel dan het genereren van geld. Voor het door hen gestolen koper, waarvoor zij meerdere graven hebben moeten beschadigen, hebben zij slechts € 35,-- ontvangen, welk geld zij gedeeld hebben en vervolgens besteed aan drank en gokken. Daarbij hebben verdachte en zijn mededader geen enkel respect getoond voor de graven en de nabestaanden die geconfronteerd werden met grove vernielingen van de graven van hun geliefden. Verdachte en zijn mededader hebben geen enkel moment stilgestaan bij het verdriet dat zij bij de nabestaanden zouden berokkenen en hebben uitsluitend gedacht aan het bevredigen van hun eigen behoefte aan drank en gokken. Door hun handelen hebben zij het leed van de nabestaanden vergroot, zoals ook blijkt uit hetgeen door enkele nabestaanden ter zitting is verklaard, en dat rekent de rechtbank hen aan.
Mevrouw A. Verburgh, gedragswetenschapper bij Ambiq, heeft bij brief van 14 januari 2020 laten weten dat verdachte niet aanwezig kan en wil zijn bij de zitting en dat zij die keuze ondersteunt gelet op de ernst en de complexiteit van zijn psychische problematiek. Tevens zou hij de confrontatie met de nabestaanden niet aan kunnen. De rechtbank betreurt het dat verdachte – juist in een zaak als deze waar verdachte door zijn handelen zo veel leed heeft toegevoegd aan nabestaanden - zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen door naar de zitting te komen. Uit het dossier en de reclasseringsrapportage heeft de rechtbank geenszins het beeld gekregen dat verdachte psychisch in het geheel niet in staat zou zijn om ter zitting een verklaring af te leggen.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt geadviseerd om jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, de door de raadsvrouw ingebrachte informatie en de inhoud van het procesdossier geen aanleiding voor het toepassen van het jeugdstrafrecht en zal toepassing geven aan het volwassenenstrafrecht.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte binnen een 24-uursvoorziening van Ambiq, woont waar hij begeleiding krijgt. Verdachte zou onlangs zijn aangemeld bij Aveleijn om zijn toekomst van daaruit verder op te bouwen. Daarbij kan hij een beroep blijven doen op 24-uurs begeleiding. Verdachte volgt een BBL traject aan het ROC als schilder en werkt vier dagen per week bij een schildersbedrijf in Oldenzaal. Eén dag in de week gaat hij naar school.
De reclassering stelt dat het niet nodig is dat aan verdachte, indien hij zou worden veroordeeld, bijzondere voorwaarden krijgt opgelegd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te melden duur moet worden opgelegd. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank, in tegenstelling tot het advies van de reclassering de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden van toezicht door en een meldplicht bij de reclassering verbinden, teneinde de kans op recidive zoveel mogelijk te verkleinen.
Voor de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht ziet de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 14e Sr, geen mogelijkheid. Daaruit volgt immers dat de maatregel dient ter bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen. De onderhavige delicten betreffen geen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, terwijl evenmin uit omstandigheden volgt dat aannemelijk is dat deze risico’s zich zullen voordoen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 8]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.511,29 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde nota van [bedrijf 1] , uit de volgende posten:
- opnemen schade € 150,00;
- nieuwe materialen:
2 Natuursteen plaatjes onder de lampen € 80,00;
2 Bronzen lantarens à € 285,= € 570,00;
1 Bronzen roos € 179,00;
kitranden en krassen bewerken € 85,00;
- arbeidsloon werkzaamheden € 185,00.
- Bij immateriële schade vermeldt de benadeelde partij: “nog onbekend”.
[slachtoffer 6]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.485,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde nota, uit de volgende posten:
- demonteren grafmonument (loshalen letterplaat, voetstuk, etc.) € 57,00;
- afhalen grafmonument € 295,00;
- fundatiewerkzaamheden € 42,40;
- meerprijs voor funderen op 4 palen € 111,70;
- herplaatsen grafmonument € 418,35;
- bronzen omranding vervangen € 1.552,00;
- bronzen teken vervangen € 450,00;
- 16 x Bronzen letters vervangen € 207,20;
- natuurstenen sokkel afschuren en zoeten € 160,00.
Totaal excl. btw € 3.293,65.
Totaal incl. btw € 3.985,32.
- Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De
benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 770,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 700,00.
Wegens proceskosten wordt een bedrag van € 70,00 gevorderd wegens het opnemen van verlof door haar zoon in verband met de aangifte bij de politie.
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,00 tot € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- prijsopgave [bedrijf 1] terug te plaatsen koperen medaillon € 250,00 –
€ 750,00;
- geschatte waarde koperen lantaarn € 250,00.
[slachtoffer 9]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Bij de vordering is een verklaring van een psychotherapeut bijgevoegd.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit, zo volgt uit de bijgevoegde offerte van [bedrijf 2] , de vervanging van een granieten sokkel en het terugplaatsen van het bronzen beeld.
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.956,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan het graf € 6.100,00;
- inkomstenderving € 332,04;
- reiskosten € 76,58;
- parkeerkosten € 48,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 400,00 gevorderd.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 726,00 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde offerte van [bedrijf 1] , uit de volgende posten:
- afhalen monument € 75,00;
- bronzen kruis gebogen € 295,00;
- uitboren gaten € 45,00;
- verwerkingskosten € 60,00;
- stellen en herplaatsen monument € 125,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] niet ontvankelijk moeten worden verklaard aangezien deze niet zijn onderbouwd met stukken. De overige vorderingen zijn redelijk, billijk en ook onderbouwd en zijn voor toewijzing vatbaar.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ook volgens de raadsvrouw zijn de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] niet ontvankelijk aangezien deze niet zijn onderbouwd. Verder vraagt zij zich af of wat betreft de immateriële schade van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 1] wel voldaan is aan de vereisten van artikel 6:106 sub b BW.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 8]. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Met betrekking tot de immateriële schade is geen bedrag genoemd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6]. De opgevoerde materiële en immateriële schadeposten zijn niet betwist en wat de materiële posten betreft voldoende onderbouwd en aannemelijk. Wat de immateriële schade betreft heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is weliswaar komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5] ,maar de opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Enerzijds omdat de gestelde schade (materiële kosten en proceskosten) niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is weliswaar komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], maar de opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan aangezien de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 9]. De opgevoerde immateriële schadepost is niet betwist en, door de bijgevoegde verklaring van een psychotherapeut, voldoende onderbouwd en aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]. De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]. De opgevoerde materiële en immateriële schadeposten zijn niet betwist en wat de materiële posten betreft voldoende onderbouwd en aannemelijk. Wat de immateriële schade betreft heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]. De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zij het dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ieder voor de helft kunnen worden aangesproken.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank niet bepalen dat de verdachte voor de helft kan worden aangesproken, aangezien het in het belang van de benadeelde partijen is dat zij zowel bij verdachte als bij de medeverdachte het gehele bedrag kunnen verhalen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk schenden van een graf, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5], (feiten 1 primair en 2): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4], (feiten 1 primair en 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 8](feiten1 primair en 2): van een bedrag van € 1.511,29 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.511,29,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 8] , voor de immateriële schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 4.985,32 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.985,32,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 9](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 325,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 325,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 7.356,62 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.356,62,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 71 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 726,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 726,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2019313433. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 21 mei 2019 (pagina 69).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 mei 2019 (pagina 155).
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 21 mei 2019 (pagina 70).
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 21 mei 2019 (pagina’s 42 tot en met 44).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 mei 2019 (pagina’s 157 en 158).
7.Processen-verbaal van aangifte van achtereenvolgens: [slachtoffer 6] d.d. 18 mei 2019 (bladzijden 75 en 76), [slachtoffer 7] d.d. 22 mei 2019 (bladzijden 85 en 86); [slachtoffer 1] d.d. 19 mei 2019 (bladzijden 93 en 94); [slachtoffer 8] d.d. 18 mei 2019 (bladzijden 101 en 102); [slachtoffer 2] d.d. 23 mei 2019 (bladzijden 114 en 115); [slachtoffer 4] d.d. 26 mei 2019 (bladzijden 121 en 122); [slachtoffer 10] d.d. 23 mei 2019 (bladzijden 128 en 129); [slachtoffer 11] d.d. 24 mei 2019 (bladzijden 134 en 135).