ECLI:NL:RBOVE:2020:391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
08.177573.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige jongen voor diefstal van gedenktekens op een begraafplaats

Op 31 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uur. De jongen had samen met een medeverdachte verschillende bronzen en koperen gedenktekens van graven op een begraafplaats in Enschede gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van verbreking. Daarnaast werd hij ook schuldig bevonden aan het opzettelijk schenden van graven. De rechtbank legde de verdachte een schadevergoeding op van in totaal ruim 15.000 euro aan de benadeelde partijen, die de emotionele en materiële schade door de diefstal en vernielingen hadden geleden.

De zaak kwam voor de rechtbank na een eerdere zitting op 14 oktober 2019, waar de zaak was verwezen naar de meervoudige kamer. De officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, had een strafeis ingediend, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. V.P.J. Tuma, pleitte voor een milde straf. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte, en de impact van zijn daden op de nabestaanden van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd en de erkenning van zijn fouten, een passende straf moest krijgen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.177573.19 (P)
Datum vonnis: 31 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter op 14 oktober 2019, op welke zitting de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer en de openbare terechtzitting van de meervoudige kamer op 17 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en de raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:met een ander bij de [begraafplaats] in Enschede diverse gedenktekens heeft gestolen door deze van de graven te breken, of
feit 1 subsidiair:met een ander op de [begraafplaats] in Enschede diverse gedenktekens heeft vernield en/of heeft beschadigd;
feit 2:met een ander op de [begraafplaats] in Enschede diverse graven heeft geschonden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vanaf een begraafplaats ( [begraafplaats] ):
- een gedenkteken (een bronzen duif), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of
- een gedenkteken (een bronzen beeld), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of
- een gedenkteken (een koperen kruis), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een
boogschutter staat afgebeeld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of
- een gedenkteken (een bronzen vogel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen
kalligrafisch teken en/of bronzen strips), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns
en/of een bronzen takje), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 8] en/of
- een of meerdere gedenkteken(s), in elk geval enig (e ) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan tot op heden onbekend
gebleven slachtoffers,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk
- een gedenkteken (een bronzen duif), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of
- een gedenkteken (een bronzen beeld), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of
- een gedenkteken (een koperen kruis), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een
boogschutter staat afgebeeld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of
- een gedenkteken (een bronzen vogel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen
kalligrafisch teken en/of bronzen strips), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns
en/of een bronzen takje), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 8] en/of
- meerdere gedenktekens, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan tot op heden onbekend gebleven slachtoffers,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meerdere graven (van de [begraafplaats] , gelegen
aan de [adres 2] ) heeft geschonden en/of opzettelijk en
wederrechtelijk enige op een begraafplaats opgerichte gedenktekens
(van de [begraafplaats] , gelegen aan de [adres 2] ) heeft
vernield en/of beschadigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] op de [begraafplaats] diverse ornamenten heeft gestolen door deze van de graven te pakken en af te breken (feit 1 primair) en dat zij die graven ook hebben geschonden (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van mening dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 januari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
de processen-verbaal van aangifte van achtereenvolgens:
- [slachtoffer 6] d.d. 18 mei 2019 (bladzijden 75 en 76);
- [slachtoffer 7] d.d. 22 mei 2019 (bladzijden 85 en 86);
- [slachtoffer 1] d.d. 19 mei 2019 (bladzijden 93 en 94);
- [slachtoffer 8] d.d. 18 mei 2019 (bladzijden 101 en 102);
- [slachtoffer 2] d.d. 23 mei 2019 (bladzijden 114 en 115);
- [slachtoffer 4] d.d. 26 mei 2019 (bladzijden 121 en 122);
- [slachtoffer 9] d.d. 23 mei 2019 (bladzijden 128 en 129);
- [slachtoffer 10] d.d. 24 mei 2019 (bladzijden 134 en 135);
3. de kennisgevingen in beslagneming van goednummers 1993804, 1993815, 1993817, 1993812 en 1993822 op respectievelijk de bladzijden 188/189, 192/193, 196/197, 212/213 en 218/219;
4. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 mei 2019 (bladzijde 155);
5. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 mei 2020 (bladzijden 157 en 158).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij op 16 mei 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, vanaf een begraafplaats ( [begraafplaats] ):
- een gedenkteken (een bronzen duif), dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] en
- een gedenkteken (een bronzen beeld), dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] en
- een gedenkteken (een koperen kruis), dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] en
- een gedenkteken (een koperen cirkelvormige plaat waarop een boogschutter staat afgebeeld), dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] en
- een gedenkteken (een bronzen vogel), dat toebehoorde aan [slachtoffer 5] en
- meerdere gedenktekens (een bronzen ornament, een bronzen kalligrafisch teken en bronzen strips), die toebehoorden aan [slachtoffer 6] en
- een gedenkteken (een koperen lantaarn), dat toebehoorde aan [slachtoffer 7] en
- meerdere gedenktekens (een bronzen roos, twee bronzen lantaarns en een bronzen takje), die toebehoorden aan [slachtoffer 8] en
- gedenktekens, die toebehoorden aan tot op heden onbekend gebleven slachtoffers,
heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2
hij op 16 mei 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk graven (van de [begraafplaats] , gelegen aan de [adres 2] ) heeft geschonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 311 en 149 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk schenden van een graf, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, eventueel te vervangen door 90 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zouden de volgende bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd: reclasseringscontact, een ambulante behandeling bij Transfore, Tactus, de William Schrikker-stichting of een soortgelijke instelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatieverbod en elektronische controle (enkelband). Ten slotte heeft de officier gevorderd de bijzondere voorwaarden direct uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het eens met de officier van justitie als het om de strafmaat en de meeste bijzondere voorwaarden gaat, maar hij plaatst gelet op de ontwikkeling en de mentale toestand van verdachte wel kanttekeningen bij de toegevoegde waarde van elektronisch toezicht. Verdachte zou zich, aldus de raadsman, door de enkelband en de schaamte daarover zodanig beperkt voelen in zijn bewegingsvrijheid dat het middel zijn doel voorbij schiet.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met zijn mededader, zijn kameraad [medeverdachte] , diverse bronzen en koperen gedenktekens van graven gebroken en meegenomen, met geen ander doel dan het genereren van geld. Voor het door hen gestolen koper, waarvoor zij meerdere graven hebben moeten beschadigen, hebben zij slechts € 35,-- ontvangen, welk geld zij gedeeld hebben en vervolgens besteed aan drank en gokken. Daarbij hebben verdachte en zijn mededader geen enkel respect getoond voor de graven en de nabestaanden die geconfronteerd werden met grove vernielingen van de graven van hun geliefden. Verdachte en zijn mededader hebben geen enkel moment stilgestaan bij het verdriet dat zij bij de nabestaanden zouden berokkenen en hebben uitsluitend gedacht aan het bevredigen van hun eigen behoefte aan drank en gokken. Door hun handelen hebben zij het leed van de nabestaanden vergroot, zoals ook blijkt uit hetgeen door enkele nabestaanden ter zitting is verklaard, en dat rekent de rechtbank hen aan.
Uit de over verdachte op 10 oktober 2019 en 16 oktober 2020 opgemaakte reclasseringsrapporten blijkt dat hij functioneert op zwakbegaafd intelligentieniveau, al is zijn verbale intelligentie hoger; een zogenaamd disharmonisch profiel. Er is sprake van een gokverslaving en middelengebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Verdachte werkt als monteur luchtkanalen. Aanvankelijk was hij door zijn werkgever vanwege de onderhavige verdenkingen ontslagen, maar inmiddels is hij weer aangenomen en werkt hij daar weer. Voorts wordt beschreven dat verdachte erg tegen de zitting opziet en het moeilijk vindt om de nabestaanden onder ogen te komen, omdat hij zich schaamt voor wat hij hen heeft aangedaan. De reclassering heeft geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan – zakelijk weergegeven - de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: reclasseringscontact, een ambulante behandeling bij Transfore, Tactus of een soortgelijke instelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatieverbod en elektronische controle (enkelband).
Verdachte heeft zich ter terechtzitting akkoord verklaard met de bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de enkelband die hij als heel belastend ervaart.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging allereerst mee dat verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en zich heeft gericht tot de nabestaanden waarbij hij – staand met zijn gezicht in de richting van de slachtoffers- zijn spijt heeft betuigd en heeft gezegd dat hij begrijpt dat niet iedereen hem zijn daden zal vergeven. Voorts blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te melden duur moet worden opgelegd. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, dit met uitzondering van de voorwaarde van elektronisch toezicht aangezien naar het oordeel van de rechtbank de overige bijzondere voorwaarden een voldoende waarborg vormen dat verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan deze of andere strafbare feiten en verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en gelet op zijn houding ter terechtzitting.
Voor de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht ziet de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 14e Sr, geen mogelijkheid. Daaruit volgt immers dat de maatregel dient ter bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen. De onderhavige delicten betreffen geen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, terwijl evenmin uit omstandigheden volgt dat aannemelijk is dat deze risico’s zich zullen voordoen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 8]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1511,29 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde nota van [bedrijf 1] , uit de volgende posten:
- opnemen schade € 150,00;
- nieuwe materialen:
2 Natuursteen plaatjes onder de lampen € 80,00;
2 Bronzen lantarens à € 285,= € 570,00;
1 Bronzen roos € 179,00;
kitranden en krassen bewerken € 85,00;
- arbeidsloon werkzaamheden € 185,00.
Bij immateriële schade vermeldt de benadeelde partij: “nog onbekend”.
[slachtoffer 6]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.485,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde nota, uit de volgende posten:
- demonteren grafmonument (loshalen letterplaat, voetstuk, etc) € 57,00;
- afhalen grafmonument € 295,00;
- fundatiewerkzaamheden € 42,40;
- meerprijs voor funderen op 4 palen € 111,70;
- herplaatsen grafmonument € 418,35;
- bronzen omranding vervangen € 1.552,00;
- bronzen teken vervangen € 450,00;
- 16 x Bronzen letters vervangen € 207,20;
- natuurstenen sokkel afschuren en zoeten € 160,00.
Totaal excl. btw € 3.293,65.
Totaal incl. btw € 3.985,32.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 770,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 700,00.
Wegens proceskosten wordt een bedrag van € 70,00 gevorderd wegens het opnemen van verlof door haar zoon in verband met de aangifte bij de politie.
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,00 tot € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- prijsopgave [bedrijf 1] terug te plaatsen koperen medaillon € 250,00 –
€ 750,00;
- geschatte waarde koperen lantaarn € 250,00.
[slachtoffer 11]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 500,00 wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Bij de vordering is een verklaring van een psychotherapeut bijgevoegd.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit, zo volgt uit de bijgevoegde offerte van [bedrijf 2] , de vervanging van een granieten sokkel en het terugplaatsen van het bronzen beeld.
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.956,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan het graf € 6.100,00;
- inkomstenderving € 332,04;
- reiskosten € 76,58;
- parkeerkosten € 48,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 400,00 gevorderd.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 726,00 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat, zo volgt uit de bijgevoegde offerte van [bedrijf 1] , uit de volgende posten:
- afhalen monument € 75,00;
- bronzen kruis gebogen € 295,00;
- uitboren gaten € 45,00;
- verwerkingskosten € 60,00;
- stellen en herplaatsen monument € 125,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] niet ontvankelijk moeten worden verklaard aangezien deze niet zijn onderbouwd met stukken. De overige vorderingen zijn redelijk, billijk en onderbouwd en zijn daarom voor toewijzing vatbaar.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat, nu verdachte bereid is alle schade te vergoeden, de vorderingen kunnen worden toegewezen
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 8]. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Met betrekking tot de immateriële schade is geen bedrag genoemd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6]. De opgevoerde materiële en immateriële schadeposten zijn niet betwist en wat de materiële posten betreft voldoende onderbouwd en aannemelijk. Wat de immateriële schade betreft heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is weliswaar komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5], maar de opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade (materiële kosten en proceskosten) niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is weliswaar komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], maar de opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan aangezien de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 11]. De opgevoerde immateriële schadepost is niet betwist en, door de bijgevoegde verklaring van een psychotherapeut, voldoende onderbouwd en aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]. De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]. De opgevoerde materiële en immateriële schadeposten zijn niet betwist en wat de materiële posten betreft voldoende onderbouwd en aannemelijk. Wat de immateriële schade betreft heeft de rechtbank rekening gehouden met de grote emotionele waarde die de weggenomen goederen voor het slachtoffer hadden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]. De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zij het dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ieder voor de helft kunnen worden aangesproken.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Anders dat de officier van justitie zal de rechtbank niet bepalen dat de verdachte voor de helft kan worden aangesproken, aangezien het in het belang van de benadeelde partijen is dat zij zowel bij verdachte als bij de medeverdachte het gehele bedrag kunnen verhalen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk schenden van een graf, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat zich behandelen door Transfore / Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik, verslavingsgedrag of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verblijf bij de Zekere Basis of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- wordt verplicht zich in te spannen voor het verkrijgen en behouden van stabiliteit op het gebied van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5], (feiten 1 primair en 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4], (feiten 1 primair en 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 8](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 1.511,29 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.511,29,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 8] , voor de immateriële schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 6](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 4.985,32 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.985,32,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 59 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 11](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 325,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 325,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 6 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 7.356,62 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.356,62,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 71 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](feiten 1 primair en 2): van een bedrag van € 726,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 726,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2019313433. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.