Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING WELBIONS,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (O),
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
7 maart 2003 ingeschreven aan de [adres] te [plaats] .
Vanaf dat moment was de moeder hoofdhuurder.
3.Het geschil
I. om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten met al het zijne en al de personen die zijdens [gedaagde] in de woning verblijven en de woning ter vrije beschikking van Welbions te stellen,
II. tot betaling van een bedrag van € 927,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot aan de dag der algehele voldoening,
III. tot betaling van € 475,33 per maand voor elke ingegane maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning onder zich houdt of heeft gehouden vanaf 1 november 2020 tot aan het moment van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot aan de dag der algehele voldoening en verminderd met de reeds betaalde gebruiksvergoedingen,
IV. in de (na)kosten van de procedure.
Ten aanzien van lid 2 beroept Welbions zich op het verstrijken van de daar genoemde termijn van zes maanden. Zelfs al zou [gedaagde] de vordering tot voortzetting van de huur tijdig hebben ingesteld, dan zou de vordering volgens Welbions op inhoudelijke gronden alsnog afgewezen moeten worden omdat niet aan de vereisten van lid 2 is voldaan.
4.De beoordeling
[D] , de nieuwe begeleider, nogmaals het formulier ingediend, zo stelt [gedaagde] . [gedaagde] heeft hiervan geen bevestiging van Welbions ontvangen, hij heeft hier ook niet om gevraagd.
[gedaagde] heeft niet binnen zes maanden, dat wil zeggen vóór 21 augustus 2020 (want:
21 februari 2020 datum overlijden van de moeder), een vordering als bedoeld in lid 2 van artikel 7:268 BW bij de rechtbank ingesteld. De termijn van zes maanden is een dwingende termijn en overschrijding ervan leidt tot verlies van rechten, zo stelt Welbions. Dit betekent dat [gedaagde] in ieder geval vanaf 21 augustus 2020 zonder recht of titel in de woning verblijft, op grond waarvan ontruiming wordt gevorderd. [gedaagde] daarentegen is van mening dat hij op het verkeerde been is gezet omdat Welbions zou hebben gezegd dat hij geen procedure hoefde te starten. [gedaagde] vindt dat sprake is/moet zijn van een uitzondering op de zes maanden termijn. Volgens [gedaagde] voldoet hij aan alle vereisten voor voortzetting van de huurovereenkomst.
21 maart 2003, NL 2003/591 volgt dat het buiten beschouwing laten van schending van deze termijn op grond van redelijkheid en billijkheid slechts bij hoge uitzondering gerechtvaardigd is. In de onderhavige situatie ziet de kantonrechter geen aanleiding om een uitzondering op de zes maanden termijn vast te stellen. De kantonrechter overweegt daartoe dat het initiatief tot verdere voortzetting van de huurovereenkomst bij [gedaagde] ligt. Welbions hoeft [gedaagde] daar als verhuurder niet op te wijzen. Dat is blijkens het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad ook niet anders als Welbions er in de gegeven omstandigheden vanuit uit moet gaan dat [gedaagde] ook na het verstrijken van de zes maanden termijn in de gehuurde woning wil blijven. Het standpunt van [gedaagde] dat hij door Welbions op het verkeerde been is gezet, staat hier, in beginsel, niet aan in de weg. Bovendien is dat standpunt van [gedaagde] door Welbions weersproken. De kantonrechter acht het ook van belang dat [D] op de hoogte was van de situatie tussen [gedaagde] en Welbions. Van [D] had, als persoonlijk begeleider van [gedaagde] , verwacht mogen worden dat hij een en ander had opgepakt en in gang had gezet. Dat is kennelijk niet gebeurd.
Van concrete feiten en omstandigheden is niet gebleken. Het lijkt niet aannemelijk dat [gedaagde] de huurovereenkomst over had kunnen nemen.
Conclusie4.12. De conclusie is dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt vastgesteld op zes weken na betekening van dit vonnis. De kantonrechter merkt in dit kader nog op dat Welbions telkenmale de bereidheid heeft getoond om [gedaagde] te begeleiden naar een andere woonruimte. [gedaagde] was daar niet ontvankelijk voor maar wellicht is hij dat nu wel. De kantonrechter gaat er van uit dat de bereidheid van Welbions om [gedaagde] te begeleiden naar een andere woning, er nog steeds is. Voorkomen zal moeten worden dat [gedaagde] op straat komt te staan.
5.De beslissing
1 november 2020 tot aan het moment van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot aan de dag der algehele voldoening en verminderd met de reeds betaalde gebruiksvergoedingen,