In deze zaak, die zich afspeelt in Almelo, hebben twee buren, aangeduid als [eiser 1] c.s. en [gedaagde 1] c.s., een geschil over eigendomsrechten van een strook grond en vermeende onrechtmatige gedragingen. De eisers, die sinds augustus 2020 eigenaar zijn van een woning aan [adres 2], vorderen in kort geding dat de gedaagden, eigenaren van de naastgelegen woning aan [adres 1], worden verboden om hun eigendommen te beschadigen of te vernietigen, en dat zij de onrechtmatige situatie met betrekking tot de strook grond beëindigen. De eisers stellen dat de gedaagden zonder toestemming een carport hebben geplaatst op de strook grond die eigendom is van de eisers, en dat zij zich schuldig maken aan onrechtmatige gedragingen door beplanting te snoeien en coniferen te verwijderen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 oktober 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de strook grond, die tussen de twee woningen ligt, al sinds 1994 door de gedaagden in gebruik is en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij thans een spoedeisend belang hebben bij het kunnen beschikken over deze grond. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbreekt en de gedaagden te goeder trouw zijn in hun gebruik van de grond.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar zijn, en heeft hen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Het vonnis is uitgesproken op 30 oktober 2020 door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter.