10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2,het misdrijf: overtreding van artikel 8, eerste lid WVW;
feit 3,de overtreding: overtreding van artikel 5 WVW;
feit 4, het misdrijf: overtreding van artikel 9, zevende lid WVW.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
ten aanzien van feit 1, 2 en 4:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
Ten aanzien van feit 1:
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van € 800,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 800,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2020.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2020192595 van 30 april 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 2 november 2020, voor zover inhoudend:
Op 30 april 2020 reed ik in een Skoda. Er kwam een politieauto achter mij rijden en ik zag “stop politie”. De week daarvoor was mijn rijbewijs ingevorderd. Ik ben in paniek geraakt. Ik ben niet gestopt. Toen een vuilniswagen de weg voor mij blokkeerde ben ik gestopt. Ik moest toen wel de stoep op rijden. Ik ben over de stoep gereden en zag daar op het laatste moment een man staan. Ik ben daarna de stoep af gegaan en doorgereden. De politie is met zwaailicht een eind achter mij aan gereden. Ik had drugs gebruikt omdat ik in de verstrekking zit. Ik was niet onder invloed omdat ik heroïne alleen gebruik om niet ziek te worden. Ik rijd al dertig jaar auto en zit al tien jaar in de verstrekking.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] van 30 april 2020, voor zover inhoudende, op pagina 4:
Op donderdag 30 april 2020, omstreeks 09.00 uur, was ik werkzaam als allround hovenier voor [organisatie 1] . Ik was werkzaam aan de Bultsweg te Enschede ter hoogte van perceel [nummer] . Ik was aan het schoffelen op de stoep, voor [organisatie 2] toen ik plots een auto hoorde. Ook hoorde ik een sirene. Ik keek om en zag dat er een auto, wit van kleur, recht op mij af kwam rijden. Ik was genoodzaakt om aan de kant te springen anders was ik onder de auto gekomen. Ik sprong aan de kant en zag de auto wit van kleur, rakelings langs mij heen reed.
3. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 30 april 2020, voor zover inhoudende als verklaring van aangever, op pagina’s 6 en 7:
Ik vertelde vanochtend aan uw collega dat ik zag dat de witte auto op mij af kwam rijden. Ik wil hieraan toevoegen dat deze auto over het trottoir op mij af reed.
Ik ben uit een reactie op zij gesprongen. Ik schrok immens. Zoals ik al zei reed deze auto over het trottoir recht op mij af.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, op pagina 12 en 13:
Op donderdag 30 april 2020, omstreeks 08:52 uur, reden wij, verbalisanten [verbalisant] en [getuige 1] , op de Gronausestraat, komende uit de richting van Enschede rijdend in de richting van Glanerbrug. Wij zagen dat een witte Skoda Fabia met Duitse kentekenplaten, nader te noemen 'Skoda', op de Gronausestraat reed, in de richting van Enschede. Wij, verbalisanten [verbalisant] en [getuige 1] , zagen dat de Skoda bij de kruising Gronausestraat /Euregioweg rechtsaf sloeg de Euregioweg in. Wij reden direct achter de Skoda. Wij zagen dat de bestuurder 'iets' aan het doen was. Wij zagen dat de bestuurder continue naar voren aan het bukken was, waardoor het leek alsof de bestuurder iets weg aan het stoppen was. Hierop besloten wij om de Skoda, door middel van het rode transparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig, een stopteken te geven. Wij activeerden het transparant, maar zagen dat de Skoda niet reageerde op ons stopteken. Dit was ter hoogte van de Midzomerweg. Hierop besloten wij om de optische en geluidsignalen van ons dienstvoertuig te activeren.
Wij zagen dat de Skoda links af sloeg de Bultsweg op. Wij reden nog steeds achter de Skoda en voerden het transparant, de optische en geluidsignalen. Wij zagen dat er verder op in de straat een vuilniswagen dwars op de weg ging staan, waardoor de doorgang werd gehinderd. Wij zagen dat de Skoda remde, waardoor hij vlak voor de vuilniswagen tot stilstand kwam. Wij zagen vervolgens dat de Skoda via de linker weghelft het trottoir op reed, waarbij hij links om een aantal geparkeerde auto's moest rijden. Wij zagen dat de Skoda op het trottoir zijn snelheid weer verhoogde en via het trottoir weer de weg, Bultsweg, op wilde rijden. Ik, verbalisant [getuige 1] , zat ten tijde van de achtervolging als bijrijder in ons dienstvoertuig. Hierdoor kon ik goed letten op het rijgedrag van de Skoda en op de directe omgeving. Ik zag dat de Skoda, vlak voordat deze vanaf het trottoir weer de Bultsweg op draaide, een geparkeerde fiets aanreed. Ik zag dat naast deze fiets een man stond die een reflecterend hesje droeg. Ik zag dat deze man moest wegspringen om te voorkomen dat hij werd aangereden door de snel naderende Skoda. Ik zag dat de fiets, door de aanrijding, op de grond viel en dat de Skoda met hoge snelheid zijn vlucht via de Bultsweg vervolgde.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] , op pagina 8:
Ik ben gisteren, donderdag 30 april 2020, omstreeks 09:00 uur, getuige geweest waarbij mijn collega bijna is aangereden.
Ik was die dag aan het werk op de hoek van de Bultsweg en Lonnekerweg. Mijn collega
[benadeelde] stond ongeveer 200 meter verderop. Het was die dag licht en ik had
goed zicht op mijn collega. Ik hoorde in de verte sirenes.
Ik zag vervolgens een auto met hoge snelheid op het trottoir rijden. Dit was ter hoogte van mijn collega. Ik zag dat de auto reed in de richting van [benadeelde] . Ik schrok en verstijfde helemaal, omdat ik zag dat de auto recht op [benadeelde] af reed. Ik zag dat [benadeelde] uiteindelijk verder de groenstrook in sprong.
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 7 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
U vraagt mij of de man op zij moest springen. Ja, die moest opzij springen.
7. Het proces-verbaal van verhoor getuige van 7 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ten opzichte van de auto stond hij naast de boom. Hij kon net op tijd weg springen. U vraagt mij of ik hem heb zien springen. Ja.
De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 2 november 2020;
Het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 12 tot en met 14;
De uitslag bloedonderzoek van 20 mei 2020.
De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 2 november 2020;
Het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 12 tot en met 14.
De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 2 november 2020;
Het proces-verbaal van (in)vordering rijbewijs van 28 april 2020.