ECLI:NL:RBOVE:2020:379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
08/963594-16 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van facturen en gebruikmaking daarvan door verdachte in de zaak tegen de Nationale Politie

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige vrouw uit Almere, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, samen met een medeverdachte, valse facturen heeft opgemaakt en gebruikt. De valse facturen waren gericht aan de Centrale Ondernemingsraad van de Nationale Politie en bevatten onjuiste omschrijvingen van de geleverde diensten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruikmaken van valse geschriften. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het opmaken van valse facturen en het gebruikmaken daarvan, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een taakstraf van 80 uur. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar blanco strafblad en de zelfreflectie die zij heeft getoond. De Nationale Politie heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het proces, maar haar vordering werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963594-16 (P) (LP)
Datum vonnis: 30 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 september 2019 en 16 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en mr. H.J.J. Talsma en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het samen met een ander of anderen opmaken en/of doen opmaken van valse facturen en/of het gebruik maken daarvan, betreffende werkzaamheden en/of diensten die gerelateerd zijn aan de Centrale Ondernemingsraad (COR) van de Nationale Politie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Almere en/ofAmsterdam en/of Den Haag en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,een of meerdere geschrift(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 2.420,00, (dossier 1.0, pag. 208), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
(telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doenopmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijdmet de waarheid,- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld of laten vermelden "Kosten DBCOR" en/of- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld of laten vermelden"Vergaderarrangement",
als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt enonvervalst te gebruiken en/of te doen gebruiken;
en/of
zij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Almere en/ofAmsterdam en/of Utrecht en/of Den Haag en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van(een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 2.420,00, (dossier 1.0, pag. 208), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),als ware(n) deze echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid,
- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Kosten DB COR", en/of- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan
- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden werden gefactureerd, en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleidomschrijving,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijnmededader(s),- die factu(u)r(en) heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij deNationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en/of- die factu(u)r(en) heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen en/ofbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen/of- op basis van die factu(u)r(en) (een) betaling(en) heeft/hebben verrichten/of laten verrichten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zoukunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari2015 tot en met 6 maart 2015 in de gemeente Almere en/of Amsterdam en/of DenHaag en/of Utrecht en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk tebevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheiden/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie (telkens) heeftbewogen tot de afgifte van euro 2.420,00 en/of euro 6.050,00, althans(telkens) van enig geldbedrag/goed, het verlenen van een dienst, het terbeschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld,
immers heeft zij, verdachte tezamen met haar mededader(s) toen aldaar(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] (dossier 1.0 pag208) met op die factuur als omschrijving "Kosten DB COR" en een totaalbedrag van euro 2.420,00, en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] (dossier 1.0 pag210) met op die factuur als omschrijving "vergaderarrangement" en eentotaalbedrag van euro 6.050,00,(telkens) aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie terbetaling toegezonden terwijl die omschrijving en/of dat bedrag gefingeerdwas/waren,
ten gevolge waarvan deze betaling(en) (telkens) ten onrechte als zakelijkis/zijn aangemerkt en (derhalve) voor rekening van de (CentraleOndernemingsraad van de) Nationale Politie is/zijn gebleven/gekomen en aldusde (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie (telkens) werd bewogentot de afgifte van voornoemd geldbedrag;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand maart 2016 in degemeente Almere en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere geschrift(en), te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 10-03-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 10.890,00 (dossier 2.2, pag. 115), en/of- een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] ,factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97)zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijkheeft doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of instrijd met de waarheid,- op voornoemde factuur van [bedrijf 1] als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Adviezen mbt Politie item" met een totaalbedragvan "euro 10.890,00", en/of- op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving vermeld, althans latenvermelden: "Voorbereiding videoregistratie [festival 1]Deelfactuur" met een totaalbedrag van "euro 15.730,00",
zulks terwijl die factu(u)r(en) geen factu(u)r(en) betrof(fen) voor adviezenmet betrekking tot de politie en/of de voorbereiding van een videoregistratie,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 13 april 2016 in degemeente Almere en/of Den Haag en/of Utrecht en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken van (een)vals en/of vervalst geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum18-3-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag.97), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid,
op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving was vermeld: "Voorbereidingvideoregistratie [festival 1] Deelfactuur" meteen totaalbedrag van "euro 15.730,00", zulks terwijl de factuur geen factuurbetrof voor een videoregistratie,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en/of heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen/of betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en/of opbasis van de factuur (een) uitbetaling(en) heeft verricht en/of latenverrichten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zoukunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016tot en met 13 april 2016 in de gemeente Almere en/of Den Haag en/of Utrechten/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorhet aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of doorlistige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie heeft bewogen tot deafgifte van euro 15.730,00, althans van enig geldbedrag/goed, het verlenen vaneen dienst, het stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of hetteniet doen van een inschuld,
immers heeft zij, verdachte tezamen met haar mededader(s) toen aldaar metvorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijken/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-20 16, factuurnummer [nummer](dossier 2.2 pag. 97) met op die factuur als omschrijving "Voorbereidingvideoregistratie [festival 1] Deelfactuur" eneen totaalbedrag van euro "15.730,--" aan de (Centrale Ondernemingsraad vande) Nationale Politie ter betaling toegezondenterwijl die omschrijving en/of dat bedrag gefingeerd was/waren,
ten gevolge waarvan deze betaling ten onrechte als zakelijk is aangemerkt en(derhalve) voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad van de) NationalePolitie is gebleven/gekomen en aldus de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie werd bewogen tot de afgifte van voornoemd geldbedrag;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 toten met 14 juli 2016 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere geschrift(en), te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 2.897,95, (dossier 2.0, pag. 51), en/of- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 1.599,62, (dossier 2.0, pag. 41), en/of- een factuur van [bedrijf 3] BV, factuurdatum 27-05-2016,factuurnummer [nummer] , factuurbedrag euro 2.159,85, (dossier 2.0, pag. 52)zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijkheeft doen opmaken en/of doen vervalsen,immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of instrijd met de waarheid,
- op voornoemde factu(u)r(en) van [bedrijf 1] (telkens) als omschrijvingvermeld, althans laten vermelden: "Gewerkte Uren Politie", en/of- op voornoemde factuur van [bedrijf 3] BV als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Extra productie uren [festival 1] 2016" met eentotaalbedrag van "euro 2.159,85",
zulks terwijl die factu(u)r(en) geen factu(u)r(en) betrof(fen) voor adviezenmet betrekking tot gewerkte uren en/of extra productie uren,
als gevolg waarvan (telkens)- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016tot en met 14 juli 216 in de gemeente Almere en/of Den Haag en/of Utrechten/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of gebruik heeft doen maken vanvalse en/of vervalste geschriften, te weten een factuur van [bedrijf 3]BV, factuurdatum 27-05-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrageuro 2.159,85 (dossier 2.0, pag. 52), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) erin dat, valselijk en/of in strijd met dewaarheid, op voornoemde factuur van [bedrijf 3] BV als omschrijving wasvermeld: "Extra productie uren [festival 1] 2016" met een totaalbedrag van"euro 2.159,85", zulks terwijl de factuur geen factuur betrof voor extraproductie uren ten behoeve van een [festival 1] 2016,
als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en/of- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en/of heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen/of betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en/of opbasis van de factuur (een) uitbetaling(en) heeft verricht en/of latenverrichten;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zoukunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 toten met 14 juli 2016 in de gemeente Almere en/of Utrecht en/of Den Haag en/ofelders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen doorhet aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of doorlistige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie (telkens) heeftbewogen tot de afgifte van euro 2.159,85, althans van enig geldbedrag/goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, hetaangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft hij, verdachte tezamen met zijn mededader(s) toen aldaar(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
een factuur van [bedrijf 3] BV, factuurdatum 27-05-2016, factuurnummer[nummer] (dossier 2.0, pag. 52) met op die factuur als omschrijving vermeld"Extra productie uren [festival 1] 2016" en een totaalbedrag van "euro2.159,85" aan de (Centrale Ondernemingsraad van de) Nationale Politie terbetaling toegezonden terwijl die omschrijving en/of dat bedrag gefingeerd was/waren,
ten gevolge waarvan deze betaling ten onrechte als zakelijk is aangemerkt en(derhalve) voor rekening van de (Centrale Ondernemingsraad van de) NationalePolitie is gebleven/gekomen en aldus de (Centrale Ondernemingsraad van de)Nationale Politie werd bewogen tot de afgifte van voornoemd geldbedrag.
Indien in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Op 15 juni 2016 is in opdracht van de korpschef van de Nationale Politie [naam 1] door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van het Politie Diensten Centrum van de Nationale Politie een oriënterend (intern onderzoek) - onder de naam Kobalt - ingesteld naar :
‘De besteding van het budget van de bij de politie ingestelde Centrale Ondernemingsraad
(COR) en de verantwoording daarvan voor de periode 2013 tot heden. Het onderzoek richt
zich op de doelmatigheid van de bestedingen en verantwoording daarvan’.
Medeverdachte [medeverdachte 1] was destijds voorzitter van de COR.
Naar aanleiding van de eerste onderzoeksresultaten van het oriënterend onderzoek ‘Kobalt’ heeft de Korpschef op 5 juli 2016 opdracht gegeven tot het instellen van een disciplinair onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim door (onder meer) medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn hoedanigheid van voorzitter van de COR.
Deze onderzoeken hebben geleid tot een vermoeden van gepleegde strafbare gedragingen en/of handelingen ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] , hetgeen heeft geresulteerd in een aangifte namens de Korpschef op 11 oktober 2016, waarbij aan het openbaar ministerie is verzocht om daarnaar onderzoek te doen en dat onderzoek te laten uitvoeren door de Rijksrecherche.
Op 13 oktober 2016 heeft de Stuurgroep van de Rijksrecherche opdracht gegeven om “een opsporingsonderzoek in te stellen naar strafbare gedragingen en/of handelingen ten aanzien van uitgaven door of namens de COR in het algemeen en naar het handelen van de voorzitter van de COR ( [medeverdachte 1] ) in het bijzonder”.
In het kader van dit opsporingsonderzoek onder de naam ‘Istrana 20160064’, dat is uitgevoerd onder gezag van het Landelijk Parket, is op basis van de aangifte en de uit de van Kobalt ontvangen stukken door de Rijksrecherche op 4 november 2016 een proces-verbaal van verdenking opgemaakt, op grond waarvan de verdenking is geconcretiseerd ter zake van onder meer het aankopen van veilingitems op het Benefietgala van [benefietgala] (feit 1) waarbij ook verdachte als verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kon worden aangemerkt.
In het tweede proces-verbaal van verdenking van de Rijksrecherche (opgemaakt op 10 januari 2017) en het derde proces-verbaal van verdenking van de Rijksrecherche (opgemaakt op 16 februari 2017) is de verdenking ter zake van voornoemde feiten en de overige ten laste gelegde feiten (nader) geconcretiseerd. Op grond daarvan werden naast [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] nog meer personen als verdachte aangemerkt.
Binnen het kader van het opsporingsonderzoek ‘Istrana 20160064’ hebben er doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden, waarbij naast fysieke documenten en bescheiden ook diverse digitale gegevensdragers, waaronder personal computers, desktops en laptops, harde schijven, mobiele telefoons en andere ICT-apparatuur zoals USB-sticks en tablets, inbeslaggenomen zijn. Voorts zijn diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB-middelen) ingezet, waaronder het opnemen en uitluisteren van telefoongesprekken en het opvragen van diverse (bank)gegevens. De Rijksrecherche heeft daarnaast verdachten en diverse getuigen gehoord.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het onder 1 primair (in beide cumulatieven), 2 primair (in beide cumulatieven) en 3 primair (in beide cumulatieven) ten laste gelegde op grond van de daartoe in zijn schriftelijk requisitoir omschreven bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (Verdenking vervalsen facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 15-01-2015 ad € 2.420,00 van [bedrijf 1] (hierna ook [bedrijf 1] ) aan Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad
Bovenstaande factuur heeft als omschrijving “Kosten DB COR” en bestaat uit een bedrag van € 2.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van
€ 420,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde. Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2020 verklaard dat deze factuur betrekking heeft op het eerste vergaderarrangement dat door haar op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] is georganiseerd.
De rechtbank stelt vast dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat deze factuur gekoppeld moet worden aan een niet-zakelijke/niet-declarabele activiteit al dan niet voor of ten behoeve van de COR van de Nationale Politie, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze factuur vals is.
De rechtbank merkt in dit verband op dat het vermoeden/de verdenking dat deze factuur feitelijk ziet op het in rekening brengen van de kosten voor deelname aan het Benefietgala en/of de overnachtingskosten van de deelnemers in het [hotel 1] in Almere, niet met concrete bewijsmiddelen is onderbouwd
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde.
Factuur [nummer] d.d. 08-02-2015 ad € 6.050,00 van [bedrijf 1] aan Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Vergaderarrangement” en bestaat uit een bedrag van € 5.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van
€ 1.050,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [2]
Factuur [nummer] is op 8 februari 2015 door verdachte per mail naar medeverdachte [medeverdachte 1] gezonden ten behoeve van betaling door de Nationale Politie. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft voornoemde factuur ter betaling doorgezonden naar [naam 2] . [4]
Blijkens de bijlage bij het rapport ‘Overzicht facturen [bedrijf 1] ’ is factuur [nummer] vervolgens ingeboekt door de financiële administratie van de Nationale Politie, geaccordeerd, betaalbaar gesteld en is op 6 maart 2015 een bedrag van € 6.050,00 ter zake van voornoemde factuur per bank voldaan aan [bedrijf 1] . [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2020 verklaard dat zij met goedkeuring van de Stichting [benefietgala] en op verzoek van [medeverdachte 1] (medeverdachte [medeverdachte 1] ), omdat zij bij de Nationale Politie bekend was als vaste leverancier, een factuur heeft gestuurd naar de Nationale Politie ten behoeve van betaling van de nog niet betaalde veilingitems.
Verdachte heeft voorts verklaard dat zij in eerste instantie een factuur naar [medeverdachte 1] heeft gemaild met de omschrijving “veilingitems”, maar dat zij op verzoek van [medeverdachte 1] de omschrijving in de factuur heeft aangepast van “veilingitems” naar “vergaderarrangementen”, omdat hij haar had meegedeeld dat hij had geboden op vergaderarrangementen die hij als zodanig ging inzetten. Verdachte heeft verklaard dat zij later ook daadwerkelijk arrangementen heeft ingezet ten behoeve van vergaderingen van de COR.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat factuur [nummer] ziet op de vijf veilingitems die [medeverdachte 1] , telkens door middel van een door hem daartoe gedaan hoogste bod, heeft verkregen tijdens het Benefietgala van de Stichting [benefietgala] op 26 januari 2015 in het [hotel 1] te Almere.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover de Rijksrecherche heeft verklaard dat factuur [nummer] puur betrekking heeft op de betaling van de vijf items die door hem namens de COR op die bewuste avond zijn gekocht. [6] [verdachte] heeft een factuur gestuurd omdat de facturen die direct van [benefietgala] afkomstig waren niet door de politie werden betaald. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover de Rijksrecherche, onder meer inhoudende dat deze factuur in de plaats kwam van de vijf losse facturen. [7]
De vijf veilingitems betroffen:
  • 4 toegangskaarten voor [theater] , Schouwburg Almere, ad € 200,00;
  • een dagvoorzitterschap van [naam 3] ad € 2400,00;
  • een barbecue-arrangement door [slagerij] ad € 1.300,00;
  • een training en analyse door [bedrijf 4] ad € 600,00;
  • een golfclinic bij [bedrijf 5] ad € 500,00.
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2020 staat niet ter discussie dat zij factuur [nummer] heeft opgemaakt.
Verdachte heeft tegenover de Rijksrecherche onder meer verklaard dat:
  • zij van [naam 4] van de Stichting [benefietgala] hoorde dat de politie niet betaalde voor de veilingitems;
  • zij daarop [medeverdachte 1] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) heeft benaderd hoe dit op te lossen;
  • [medeverdachte 1] haar, zij dacht per mail, heeft gevraagd of zij het totaalbedrag van 5.000 euro wilde factureren namens [bedrijf 1] en of zij als omschrijving op de factuur “vergaderitems” of iets dergelijks wilde zetten;
  • dit volgens [medeverdachte 1] de oplossing was die hij had om het betaald te krijgen; dat hij zei dat de veilingitems gebruikt gingen worden tijdens vergaderingen en daarom stond deze omschrijving erop;
  • deze omschrijving op het verzoek van [medeverdachte 1] is gebruikt;
  • zij vervolgens factuur [nummer] heeft opgemaakt.
De rechtbank acht in dit verband voorts redengevend dat:
- Medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn e-mail van 8 februari 2015 waarmee hij factuur [nummer] ter goedkeuring heeft doorgezonden aan [naam 2] , secretaris van de COR en prestatieverklaarder, onder meer heeft vermeld:
“Als er losse rekeningen komen van die gala-avond, die dan weigeren .... deze
komt er voor in de plaats.” [9]
- Medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens een telefoongesprek op 21 december 2016 heeft verklaard: “Goeie doelen mogen niet bij ons in de boeken. Zijn omgebouwd naar vergaderarrangementen. Dat zou [verdachte] doen. [verdachte] heeft … die op zich genomen”; [10]
In het dossier bevindt zich voorts de verklaring van getuige [getuige 1] , secretaris/adviseur van de Korpsstaf, onder meer inhoudende dat zij naar aanleiding van de door de Stichting [benefietgala] aan de Nationale Politie ter betaling toegezonden losse facturen voor deze veilingitems [11] , begin maart 2015 namens de toenmalige korpschef [naam 5] tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat het niet de bedoeling was dat deze facturen door de Nationale Politie betaald zouden worden en dat [medeverdachte 1] daarop heeft geantwoord in de trant van: “Oké, dat begrijp ik. Ik ga het regelen.” [12]
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie het niet vermelden van bepaalde gegevens onder omstandigheden valsheid in geschrift kan opleveren, bijvoorbeeld door het achterhouden van voldoende specifieke gegevens. Het verhullen van wat er in werkelijkheid was geleverd, met het opzet om de effectieve toepassing van wet- en regelgeving te ontgaan, kan volgens de Hoge Raad worden aangemerkt als het valselijk opmaken in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 18 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1676.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat factuur [nummer] een valse factuur is, aangezien als omschrijving “Vergaderarrangement” is vermeld, terwijl de factuur feitelijk ziet op de door verdachte aangekochte vijf veilingitems. Door middel van de omschrijving “Vergaderarrangement” in plaats van “Veilingitems” is de werkelijke aard van de bestedingen verhuld.
Naast de valse omschrijving “Vergaderarrangement” bestaat de valsheid ook daarin dat op de factuur BTW in rekening is gebracht, waardoor de Nationale Politie onverschuldigd feitelijk - los gezien van de omstandigheid of de Nationale Politie die BTW eventueel had kunnen verrekenen - meer gelden heeft overgemaakt dan het feitelijke totaalbedrag van de aangekochte veilingitems.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de factuur [nummer] opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt, met het uitsluitende, misleidende motief om door middel van de omschrijving “Vergaderarrangement” alsnog de betaling van de door medeverdachte [medeverdachte 1] aangekochte veilingitems ten laste van de Nationale Politie te brengen, terwijl zij wist dat de Nationale Politie de facturen van [benefietgala] niet betaalde.
De omstandigheid dat het verzoek tot aanpassing van de factuur aan verdachte is gedaan door medeverdachte [medeverdachte 1] doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de bewezenverklaring voor het handelen door verdachte.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat bij de totstandkoming van de valse factuur sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (Verdenking vervalsen facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 10-03-2016 ad € 10.890,00 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 2] ter attentie van [naam 6]
en
Factuur [nummer] d.d. 18-03-2016 ad € 15.730,00 van [bedrijf 2] aan Nationale Politie Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Adviezen mbt Politie item” en bestaat uit een bedrag van € 9.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 1.890,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [13]
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Voorbereiding [festival 1] ” (opmerking rechtbank: de rechtbank leest “praktijk” in plaats van de vermelde “parktijk”) en bestaat uit een bedrag van € 13.000,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 2.730,00 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [14]
Factuur [nummer] is op 21 maart 2016 binnengekomen bij de Nationale Politie. [15]
Op 13 april 2016 is door de Nationale Politie een bedrag van € 15.730,00 ter zake van voornoemde factuur per bank voldaan aan [bedrijf 2] . [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2020 verklaard dat factuur [nummer] ziet op de diverse adviezen die zij met betrekking tot politie-items voor het door [bedrijf 2] te organiseren programma ‘ [programma] ’ heeft uitgebracht aan [bedrijf 2] als startende partij. De in rekening gebrachte kosten betreffen volgens verdachte daadwerkelijk geleverde diensten.
Uit de gang van zaken zoals die uit de inhoud van het strafdossier naar voren komt blijkt naar het oordeel van de rechtbank onder meer van een duidelijke tijdlijn waarin naar aanleiding van het door [bedrijf 1] voor de COR georganiseerde kerstfeest in het [hotel 2] op 29 en 30 december 2015 nog sprake is van openstaande rekeningen van [bedrijf 1] bij het [hotel 2] - op grond van de door het [hotel 2] in rekening gebrachte “meerkosten” die niet door de Nationale Politie betaald zouden worden - waarvoor, in eerste instantie, door verdachte, in samenspraak met medeverdachte [medeverdachte 1] , naar een oplossing wordt gezocht.
De rechtbank zal daarom voornoemde facturen gezamenlijk bespreken.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan het kerstfeest in het [hotel 2] en daarna sprake is geweest van app-verkeer tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte ter zake van de door het [hotel 2] aan [bedrijf 1] gezonden facturen en herinneringen.
Daaruit blijkt onder meer dat:
  • [verdachte] op 22 december 2015 verdachte appt dat zij vandaag [hotel 2] ook gaat afronden en aan [medeverdachte 1] vraagt wat er op de factuur moet komen;
  • [medeverdachte 1] daarop antwoordt met “ [festival 2] ”.
Verdachte heeft op 23-12-2015 factuur 2015-0078 ad € 25.469,29 met de omschrijving “ [festival 2] ” ter betaling gezonden naar de Nationale Politie/Centrale Ondernemingsraad. [18]
[medeverdachte 1] heeft deze factuur ter betaling doorgezonden naar zijn secretaresse [naam 7] en heeft daarbij vermeld:
“Deze factuur betaalbaar stellen svp, ik heb wat met budgetten geschoven vandaar dat dit onder het [festival 1] moet worden geschreven.” [19]
Op 12 januari 2016 heeft plaatsvervangend Korpschef [naam 8] aan [medeverdachte 1] meegedeeld dat het korps de extreme kosten voor het feest in het [hotel 2] niet voor zijn rekening gaat nemen en dat [medeverdachte 1] dat moet oplossen, waarop [medeverdachte 1] aan [naam 8] heeft meegedeeld het zelf wel te gaan betalen. [naam 8] heeft, hij denkt begin mei, telefonisch contact gezocht met [medeverdachte 1] om te informeren naar de stand van zaken waarop [medeverdachte 1] hem heeft meegedeeld: “Ik heb het opgelost. Ik heb het zelf betaald.” [20]
Het uitgelezen app-verkeer tussen [medeverdachte 1] en verdachte vermeldt voorts dat:
- verdachte op 15 februari 2016 aan [medeverdachte 1] vraagt wat zij qua facturatie mag doen met het nog openstaande bedrag; [21]
- verdachte op 26 februari 2016 aan [medeverdachte 1] bericht: “ik zit nog steeds te denken voor die 8k” en “Of ik niet zelf via andere weg kan factureren”; [22]
- verdachte op 3 maart 2016 aan [medeverdachte 1] bericht: “Als ik nou restant factuur stuur met logo van m’n andere bedrijf is dat een idee?”; [23]
- verdachte op 7 maart 2016 aan [medeverdachte 1] bericht: “Ik krijg echt problemen nu er staan nog 12.000 euro open die deze week betaald moet worden aan partijen wat moet ik doen?” [24] .
- [medeverdachte 1] daarop aan verdachte onder meer antwoordt dat zij een factuur kan sturen aan [naam 6] van [bedrijf 2] onder vermelding van ”Adviezen mbt productie politie item”; [25]
- [medeverdachte 1] daarbij een stukje tekst meestuurt dat eerder door [naam 6] aan [medeverdachte 1] was gestuurd toen de afspraak voor deze gang van zaken werd gemaakt, waarin [naam 6] aan [medeverdachte 1] meedeelde: “ik wil pas een factuur ontvangen op het moment dat wij als [bedrijf 2] zelf geld hebben ontvangen. Ik ga eerder geen verplichtingen aan namens de omroep en zal de mail in dat geval moeten retourneren” [26] ;
- Verdachte op 8 maart 2016 (onder meer) naar [medeverdachte 1] appt: “Maar moet ik nu daarheen factureren? [27]
Verdachte mailt op 10 maart 2016 factuur [nummer] met de omschrijving “Adviezen mbt politie item” naar [bedrijf 2] . [28]
[naam 6] mailt op 10 maart 2016 factuur [nummer] per kerende post terug naar verdachte onder vermelding van:
“Onderstaande factuur is niet conform afspraak die gemaakt is. Hij zal derhalve dan
ook niet betaald worden Het lijkt mij verstandig om met de betrokken personen bij
elkaar te komen en de afspraken helder naar elkaar uit te spreken zodat iedereen weet
wat de inhoud en alles naar tevredenheid kan worden opgelost”. [29]
Verdachte appt daarop naar [medeverdachte 1] dat zij de factuur van [naam 6] terugkrijgt, waarop [medeverdachte 1] aan verdachte vraagt om hem die mail van [naam 6] door te sturen
[verdachte] appt op 11 maart 2016 naar verdachte dat zij net gebeld is door het [hotel 2] en dat ze nog 12600 aan het [hotel 2] moet betalen en dat ze net gebeld is.
Het [hotel 2] stuurt op 10 maart 2016 een e-mail naar verdachte met een betalingsherinnering voor de facturen [nummer] , [nummer] en [nummer] . [30]
Verdachte appt op 11 maart 2016 naar [medeverdachte 1] dat zij net gebeld is door het [hotel 2] en dat ze nog 12600 aan het [hotel 2] moet betalen. [31]
Verdachte appt op 14 maart 2016 aan [medeverdachte 1] : “ik moet deze week 12513,25 betalen kan jij het regelen dan kan ik weer door ook”.
[medeverdachte 1] antwoordt daarop aan [verdachte] : “Ik zag hem binnen komen maar zou niet weten waar ik de week zoveel geld vandaan moet halen Kan met [naam 6] die factuur ombouwen en dan druk op de ketel zetten maar lukt deze week zeker niet Je hebt ruim 18 000€ al gehad toch?
[bedrijf 2] verstuurt op 18 maart 2016 de factuur [nummer] aan de Nationale Politie in verband met de voorbereiding van het [festival 1] . [32] Deze factuur wordt door de Nationale Politie op 13 april 2016 betaald aan [bedrijf 2] . [33]
[bedrijf 2] voldoet op 13 april 2016 de factuur [nummer] aan [bedrijf 1] . [34]
[bedrijf 1] betaalt vervolgens de twee nog openstaande facturen van het [hotel 2] . [35]
[naam 6] mailt op 30 april 2016 naar verdachte, naar aanleiding van de door haar gezonden factuur [nummer] : “Overigens wil ik er geen gewoonte van maken. Wilde jou en [medeverdachte 1] een keer helpen, maar ik zit hier uiteraard niet op te wachten.” [36]
Blijkens de verklaring van [naam 6] tegenover de Rijksrecherche waren voor de factuur [nummer] van € 9.000 exclusief BTW met de omschrijving “Adviezen mbt Politie
item" nog geen werkzaamheden verricht door [bedrijf 1] . [37]
Verdachte heeft tegenover de Rijksrecherche verklaard dat de omschrijving “Adviezen mbt Politie item” in de factuur [nummer] is opgenomen, omdat [medeverdachte 1] tegen haar zei dat zij het zo moest omschrijven. [38]
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat [medeverdachte 1] , verdachte en [naam 6] , doelbewust de valse factuur [nummer] en de valse factuur [nummer] hebben gecreëerd met het misleidende motief om op die wijze de betaling door verdachte van de nog openstaande facturen van het [hotel 2] te kunnen realiseren.
De door verdachte gegeven verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze steun in de inhoud van het strafdossier.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande factuur opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt, als ware deze echt en onvervalst.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat bij de totstandkoming van de valse facturen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] , verdachte en [naam 6] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (Verdenking vervalsen van facturen en/of het opzettelijk gebruik maken daarvan)
Factuur [nummer] d.d. 18-05-2016 ad € 2.897,95 (€ 2.395,00 + BTW € 592,95) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]
en
Factuur [nummer] d.d. 18-05-2016 ad € 1.599,62 (€ 1.322,00 + BTW € 277,62) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]
Beide facturen hebben als omschrijving “Gewerkte Uren Politie”.
De verdachte ontkent de valsheid van beide facturen en het opzettelijk gebruik maken daarvan. Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 januari 2020 verklaard zij in de zomer van 2016 een groot congres voor de politie zou gaan organiseren. Zij heeft [getuige 2] bij de organisatie betrokken, omdat het geheel voor haar te groot werd. Ten gevolge van het ontslag van [medeverdachte 1] is het congres niet doorgegaan. Verdachte heeft, omdat zij al een bedrag van [getuige 2] had ontvangen voor door haar geleverde diensten en het congres onvoorzien niet doorging, dat later verrekend met het kosteloos georganiseerde feestje ten behoeve van de dochters van [getuige 2] .
In het dossier bevindt zich de verklaring van de getuige [getuige 2] die tegenover de Rijksrecherche - onder meer - heeft verklaard dat beide facturen met nummer [nummer] vals zijn. Hij was door [medeverdachte 1] benaderd met het verzoek om [verdachte] (verdachte) te helpen door haar 1.600 euro te lenen, omdat zij haar leveranciers op dat moment niet kon betalen.
Nadat overleg had plaatsgevonden tussen hem en verdachte heeft hij ermee ingestemd dat zij hem een factuur zou sturen voor een bedrag van 1.600 euro. Toen hij de factuur [nummer] ontving van verdachte stond daarin het bedrag van 2.897,95 euro vermeld. Hij heeft geweigerd dat bedrag te betalen, maar heeft wel de als lening afgesproken 1.600 euro aan haar overgemaakt. De 1.600 euro is later verrekend doordat twee door verdachte geleverde artiesten hebben opgetreden tijdens een feestje van zijn dochters. [39]
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat beide facturen met nummer [nummer] als vals moeten worden aangemerkt, aangezien de omschrijving van de werkzaamheden niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Uit de overige inhoud van de dossierstukken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 1] zich op significante wijze heeft bemoeid met de totstandkoming van beide facturen. De rechtbank acht daartoe redengevend dat uit het WhatsApp-verkeer tussen hem en verdachte blijkt dat er sprake is van intensief overleg teneinde [getuige 2] ertoe te bewegen om de 1.600 euro over te maken en dat [medeverdachte 1] daartoe ook regelmatig contact heeft onderhouden met [getuige 2] , mede opdat [getuige 2] de 1.600 euro zo snel mogelijk zou overmaken naar verdachte.
Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bovenstaande factuur opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt, als ware het echt en onvervalst.
Uit de hierboven omschreven feiten en omstandigheden volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] , verdachte en [getuige 2] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank ook het ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van een geschrift, als ware het echt en onvervalst wettig en overtuigend bewezen.
Factuur [nummer] d.d. 27-05-2016 ad € 2.159,85 van [bedrijf 3] B.V. aan Nationale Politie Centrale Ondernemingsraad
Factuur [nummer] heeft als omschrijving “Extra productie uren [festival 1] 2016” en bestaat uit een bedrag van € 1.785,00 ter zake van de daarvoor in rekening gebrachte kosten en een bedrag van € 374,85 ter zake van in rekening gebrachte BTW. [40]
Factuur [nummer] is op 7 juni 2016 binnengekomen bij de Nationale Politie. [41]
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende bewijs voorhanden dat ten aanzien van factuur [nummer] sprake is van een valse of vervalste factuur, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat in het app-verkeer dat door de officier van justitie redengevend geacht wordt voor het bewijs sprake is van andere bedragen. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat hetgeen in deze factuur staat vermeld onjuist is en dat uren in rekening zijn gebracht die feitelijk niet gewerkt zouden zijn.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander een geschrift, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers hebben verdachte en haar mededader valselijk en in strijdmet de waarheid,- op factuur [nummer] als omschrijving vermeld "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt enonvervalst te gebruiken en/of te doen gebruiken;
en
zij in de periode van 14 januari 2015 tot en met 6 maart 2015, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift, te weten:
- een factuur van [bedrijf 1] , factuurnummer [nummer] , factuurbedrageuro 6.050,00, (dossier 1.0, pag. 210),
als ware deze echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met dewaarheid
- op factuur [nummer] als omschrijving was vermeld, "Vergaderarrangement",als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden werden gefactureerd, en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleidomschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat zij, verdachte, en/of haarmededader- die factuur heeft/hebben ingediend en/of laten indienen bij deNationale Politie en/of de Centrale Ondernemingsraad en- die factuur heeft/hebben geaccordeerd en/of laten accorderen enbetaalbaar heeft/hebben gesteld en/of betaalbaar heeft/hebben laten stellenen- op basis van die factuur een betaling heeft/hebben verrichten/of laten verrichten;
2.
zij op tijdstippen in de maand maart 2016 inin Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,
meerdere geschriften, te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 10-03-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 10.890,00 (dossier 2.2, pag. 115), en- een factuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] ,factuurbedrag euro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97)zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) valselijk en instrijd met de waarheid,- op voornoemde factuur van [bedrijf 1] als omschrijving vermeld,althans laten vermelden: "Adviezen mbt Politie item" met een totaalbedragvan "euro 10.890,00", en- op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving vermeld, althans latenvermelden: "Voorbereiding videoregistratie [festival 1]Deelfactuur" met een totaalbedrag van "euro 15.730,00",
zulks terwijl die facturen geen facturen betroffen voor adviezenmet betrekking tot de politie en/of de voorbereiding van een videoregistratie,
als gevolg waarvan telkens- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en/of- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst tegebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en
zij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 13 april 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift, te weten eenfactuur van [bedrijf 2] , factuurdatum 18-3-2016, factuurnummer [nummer] factuurbedrageuro 15.730,00 (dossier 2.2, pag. 97), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid erin dat, valselijk en in strijd met de waarheid,
op voornoemde factuur van [bedrijf 2] als omschrijving was vermeld: "Voorbereidingvideoregistratie [festival 1] Deelfactuur" meteen totaalbedrag van "euro 15.730,00", zulks terwijl de factuur geen factuurbetrof voor een videoregistratie,
als gevolg waarvan- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
en bestaande dat gebruikmaken erin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s)de factuur heeft ingediend en/of laten indienen bij de Nationale Politie en/ofde Centrale Ondernemingsraad en heeft geaccordeerd en/of laten accorderenen betaalbaar heeft gesteld en/of betaalbaar heeft laten stellen en opbasis van de factuur een uitbetaling heeft verricht en/of latenverrichten;
De rechtbank stelt vast dat in de tenlastelegging een bedrag van € 10.800,00 is vermeld. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving en leest in plaats daarvan
€ 10.890,00. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte begrepen welke factuur het concreet betrof en is zij hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
3.
zij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 14 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
meerdere geschriften, te weten:- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 2.897,95, (dossier 2.0, pag. 51), en- een factuur van [bedrijf 1] , factuurdatum 18-05-2016, factuurnummer[nummer] , factuurbedrag euro 1.599,62, (dossier 2.0, pag. 41,
telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers hebbenverdachte en zijn mededaders valselijk en in strijd met de waarheid,
- op voornoemde facturen van [bedrijf 1] telkens als omschrijvinglaten vermelden: "Gewerkte Uren Politie",zulks terwijl die facturen geen facturen betroffen voor adviezenmet betrekking tot gewerkte uren en/of extra productie uren,
als gevolg waarvan telkens- de factuur niet voldeed aan de in de wet gestelde eisen en- werd verhuld welke kosten/werkzaamheden daadwerkelijk werden gefactureerd,en- middels de factuur andere kosten werden gefactureerd dan kon worden afgeleiduit de omschrijving,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruikenen/of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

6.De strafbaarheid van verdachte

Beroep op ontslag van alle rechtsvervolging.
Door de verdediging is bepleit om ingeval van een bewezenverklaring verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe gewezen op de omstandigheden van het geval, inhoudende dat verdachte alles wat zij strafrechtelijk verwijtbaar heeft gedaan, op verzoek heeft gedaan van medeverdachte [medeverdachte 1] in diens hoedanigheid als politie-ambtenaar en voorzitter van de COR van de Nationale Politie. Ter zitting heeft de raadsman geantwoord dat bedoeld wordt een beroep te doen op afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank overweegt inzake het beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) het volgende. De rechtbank stelt in dit verband vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] in het kader van de door hem aan [bedrijf 1] te verlenen opdrachten en aan te vragen diensten optreedt als een civiele partij die niet de autoriteit heeft die een politieambtenaar in functie toekomt. Verdachte is, ook wanneer de politie partij is, verantwoordelijk voor de juistheid van haar facturen. Derhalve doet zich onder de gegeven omstandigheden geen situatie voor waarin een beroep op AVAS kan slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
7.2
.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om in geval van een bewezenverklaring uitsluitend een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift door het opmaken van valse facturen en het gebruikmaken daarvan. De rechtbank rekent dat verdachte aan. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de facturen in kwestie. Door gebruikmaking van valse stukken wordt dat vertrouwen ernstig geschaad.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij een initiërende rol heeft vervuld en sturend bezig is geweest teneinde betalingen binnen te krijgen voor de door haar Boekingsbureau aan de Nationale Politie geleverde diensten, waarbij het veelal ging om geleverde extra diensten, boven het oorspronkelijk afgesproken budget. Daartoe zijn fictieve facturen gerealiseerd. De omstandigheid dat verdachte daarmee - voor zover uit de stukken kan worden afgeleid - geen persoonlijk financieel voordeel heeft behaald maakt het
handelen door verdachte niet minder kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting. Blijkens het haar betreffende uittreksel justitiële documentatie heeft verdachte een blanco strafblad. Verdachte heeft
- kennelijk mede ten gevolge van deze strafzaak - haar bedrijf beëindigd en ervoor gekozen een geheel andere richting qua werkzaamheden in te slaan. De rechtbank neemt daarbij ten voordele van verdachte in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven van de nodige zelfreflectie ter zake van haar handelen en dat zij heeft erkend dat zij - achteraf gezien - het beter anders had kunnen doen, met de kanttekening dat zij ervan uit is gegaan dat zij erop mocht vertrouwen dat hetgeen aan haar werd gevraagd door medeverdachte [medeverdachte 1] als voorzitter van de COR en politie-politie-ambtenaar binnen de regels van de wet viel.
De rechtbank merkt in dit verband op dat verdachte er begrijpelijkerwijs belang bij had om als beginnend onderneemster de Nationale Politie als nieuwe klant te behouden. Dat kan er echter niet toe leiden dat daarmee de eigen verantwoordelijkheid voor het eigen handelen vervalt. Ook als iemand zakelijk te maken heeft met overheidsinstanties, zoals in dit geval de Nationale Politie in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 1] als voorzitter van de COR, ontslaat dat diegene niet van de eigen verantwoordelijkheid om binnen de regels van de wet te blijven. Verdachte heeft dat nagelaten.
Gelet op verdachtes huidige situatie, de door haar ter terechtzitting getoonde zelfreflectie en haar blanco strafblad acht de rechtbank het risico op recidive niet aanwezig en ziet de rechtbank geen redenen om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van enige overschrijding van de redelijke vervolgingstermijn, aangezien de zaak tegen verdachte lang geleden, ongeveer 3 jaar geleden, reeds is aangevangen en de zaak buiten haar toedoen pas nu inhoudelijk is behandeld. De rechtbank ziet op grond van de omvang van de hierna op te leggen straf echter geen reden om die overschrijding op enige wijze te compenseren in de strafmaat en overweegt daartoe dat volgens de rechtspraak van de Hoge Raad op dit onderwerp in beginsel van een korting geen sprake kan zijn ingeval van oplegging van een taakstraf van minder dan 100 uur, ongeacht of de redelijke vervolgingstermijn wel of niet is geschonden.
Alle omstandigheden afwegende is de rechtbank van oordeel dat een lagere taakstraf dient te worden opgelegd dan is gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank acht oplegging van een taakstraf van 80 uur passend en geboden.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie
De Nationale Politie heeft zich door middel van indiening van een voegingsformulier als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces voor een bedrag van € 43.097,79 ter zake van geleden materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten, zoals vermeld in de bijlage bij voormeld voegingsformulier.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering nu de vordering deels ziet op kosten die heel moeilijk te rijmen zijn met het aan verdachte ten laste gelegde, terwijl de vordering overigens te summier is onderbouwd en te zeer verweven is met andere beslissingen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Nationale Politie zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering betrekking heeft op het aan verdachte ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is thans, op grond van de aard en omvang van de gevorderde schade, in samenhang met de vermindering van de vordering ter terechtzitting van 16 december 2019 ad € 29.446,54 (in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] ), onvoldoende duidelijk in welk verband de in rekening gebrachte schadeposten staan tot de ten laste gelegde feiten. Daartoe is nader onderzoek aangewezen, doch dat levert in dit geval een onevenredige belasting op voor de voortgang van het strafproces. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair, ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig)
uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Vordering benadeelde partij Nationale Politie (gemachtigde mr. R Ketting te Zwolle):
- bepaalt dat de benadeelde partij Nationale Politie in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20160064 Istrana. Tenzij hierna ander wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal
2.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 167
3.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 297
4.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 273
5.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 232
6.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 300
7.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330
8.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 330 e.v.
9.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 273
10.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 347
11.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 181 t/m 186
12.Ordner 5, ZD 1.0, pagina 339
13.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 115
14.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 117
15.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 97
16.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
17.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 19
18.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 276
19.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 277
20.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 282-284
21.Ordner 6 ZD 2.0, pagina 20
22.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 23
23.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 24
24.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
25.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
26.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 20
27.Ordner 7, ZD 2.1, pagina 27
28.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 95
29.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 96
30.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 76
31.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 11
32.Ordner 6, ZD 2.2, pagina 97
33.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
34.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
35.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 17
36.Ordner 8, ZD 2.2., pagina 122
37.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 108
38.Ordner 8, ZD 2.2, pagina 129
39.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 47-48
40.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 52
41.Ordner 6, ZD 2.0, pagina 52