ECLI:NL:RBOVE:2020:3788

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
08.217566.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in Hasselt

Op 16 november 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis gewezen in de zaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De man werd veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en moet een schadevergoeding van ongeveer 3.300 euro betalen aan de energiemaatschappij Enexis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 mei 2018 in een woning in Hasselt 421 hennepplanten had geteeld en illegaal elektriciteit had afgetapt. Dit was niet de eerste keer dat hij op deze locatie hennep had geteeld; eerder had hij al twee keer geoogst, wat resulteerde in een totaal van meer dan 87.500 euro aan illegale opbrengsten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor samenwerking met anderen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving, en legde een passende straf op, rekening houdend met de landelijke richtlijnen voor straftoemeting. Daarnaast werd de schadevergoeding aan Enexis toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.217566.18 (P)
Datum vonnis: 16 november 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 02 november 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Dijck.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: op 3 mei 2018 samen met anderen in een pand aan [adres] in Hasselt opzettelijk op professionele wijze 421 hennepplanten heeft geteeld;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan het op 3 mei 2018 door meerdere personen op professionele wijze opzettelijk telen van 421 hennepplanten in een pand aan [adres] in Hasselt;
meer subsidiair: op 3 mei 2018 samen met anderen in een pand aan [adres] in Hasselt op professionele wijze 421 hennepplanten heeft geteeld;
Feit 2
primair: in de periode 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 elektriciteit heeft gestolen;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan het in de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 door een of meerdere personen stelen van elektriciteit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2018, te Hasselt, gemeente Zwartewaterland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 421 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote
hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 421 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 mei 2018 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 421 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e)
misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 mei 2018 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen
voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2018, te Hasselt, gemeente Zwartewaterland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 421 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 421 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep (feit 1 primair) en diefstal van elektriciteit (feit 2 primair).
4.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt op grond van de opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van feit 1
Op 3 mei 2018 is in een woning aan [adres] te Hasselt een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit twee kweekruimten. In de eerste kweekruimte, die zich bevond op de eerste verdieping, stonden 205 hennepplanten. In de tweede kweekruimte, op zolder, stonden 216 hennepplanten. Verdachte bevond zich op het moment van binnentreden in de woning. [2]
Verdachte heeft verklaard dat de woning aan [adres] te Hasselt zijn eigendom is en dat hij daar woont. [3]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat verdachte degene is geweest die de hennepplanten teelde. Verdachte heeft geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 mei 2018 een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld. Daarbij wordt opgemerkt dat op grond van artikel 1 Opiumwetbesluit (Stb. 2012/603) onder ‘een grote hoeveelheid’ moet worden verstaan een hoeveelheid van 200 hennepplanten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte bij de hennepteelt nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt, zodat zij verdachte van het tenlastegelegde medeplegen zal vrijspreken. Dat geldt tevens voor het tenlastegelegde handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf.
Ten aanzien van feit 2
De stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen. [4] Uit onderzoek bleek dat er een illegale aftakking was gemaakt op de aansluitleiding van Enexis. De illegale aftakking (elektriciteit kabels) liep buiten de meetinrichting van Enexis Netbeheer om naar de elektrische installatie (en de daarop aangesloten apparatuur) in het betreffende pand en voorzag deze van elektriciteit. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte sinds januari 2017 op [adres] te Hasselt woont. Twee weken nadat verdachte daar kwam wonen, zag [getuige 1] dat een dakpan scheef lag. [getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat hij nooit sneeuw op het dak van verdachte heeft zien liggen, wanneer bij de andere buren wel sneeuw op het dak lag. [6] Getuige [getuige 2] heeft eveneens verklaard dat hij gezien heeft dat een dakpan los lag; dit was binnen één maand nadat verdachte zijn intrek nam in het huis. [7] Daarnaast hebben ook de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] verklaard dat zij de voorgaande winter (december 2017 / januari 2018) geen sneeuw zagen op het dak van de woning van verdachte. [8] Getuige [getuige 5] , de zus van verdachte, heeft verklaard dat zij op het adres [adres] te Hasselt staat ingeschreven, dat zij er twee keer heeft geslapen en dat zij voor de zomer van 2017 voor het laatst de trap op is geweest. [9]
Bij onderzoek aan de woning is waargenomen dat op de overloop van de zolder lucht uit de kweekruimtes werd afgevoerd achter afgetimmerde schotten onder het dak. Dit ter hoogte van een dakpan die was verplaatst. [10]
De rechtbank leidt uit hetgeen hiervoor is weergegeven ten aanzien van de illegale vertakking op de aansluitleiding af dat door middel van verbreking toegang is verkregen tot de aansluitleiding van Enexis.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal van elektriciteit in de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 heeft gepleegd.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 mei 2018, te Hasselt, gemeente Zwartewaterland opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal 421 hennepplanten, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 421 hennepplanten);
2
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 mei 2018 te Hasselt, gemeente Zwartewaterland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit toebehorende aan Enexis.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 Opiumwet en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
Feit 2:
Diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, wordt opgelegd.
7.2
De gronden voor een straf
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid, te weten 421, hennepplanten geteeld. Daarnaast heeft hij ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom afgetapt.
Het telen van hennep levert overlast en, met name wanneer daarbij illegaal stroom wordt afgenomen, gevaar voor de omgeving op. Dit klemt te meer wanneer dit, zoals in deze zaak, plaatsvindt in een woonwijk. Daarnaast levert hennep gevaar op voor de volksgezondheid en gaat het telen, verwerken en verkopen van hennep veelal gepaard met (georganiseerde) criminaliteit. Verdachte heeft zich aan deze nadelige gevolgen van zijn handelen voor de maatschappij kennelijk niets gelegen laten liggen.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit, zij het niet voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten. De rechtbank neemt daarom bij de strafoplegging artikel 63 Sr in aanmerking.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in aanmerking genomen. Deze oriëntatiepunten nemen bij het telen van 100-500 hennepplanten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand als uitgangspunt. De rechtbank heeft bij de straftoemeting voorts gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van het feit. Verdachte is op 21 december 2018 geïnformeerd over de vervolging. Nu op 16 november 2020 door de rechtbank vonnis wordt gewezen is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet geschonden. Dat neemt niet weg dat de feiten van ruim twee jaar geleden dateren en verdachte lange tijd in onzekerheid zal hebben verkeerd over de strafrechtelijke afdoening van deze zaak. Dat is voor de rechtbank aanleiding om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een taakstraf van 150 uren passend en geboden, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 75 dagen hechtenis.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.278,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- netwerkkosten elektriciteit € 518,77;
- verbruik elektriciteit € 2.740,98;
- afhandelingskosten € 19,22.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan Enexis. De opgevoerde posten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan materiële schade van € 3.278,97 daarom toewijzen. De wettelijke rente over de materiële schade zal worden toegewezen vanaf 3 mei 2018.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV van een bedrag van
€ 3.278,97aan materiele schade te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij Enexis Netbeheer BV gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.278,97 (drieduizend tweehonderdachtenzeventig euro en zevenennegentig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 42 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. toe Laer, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en
mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie, eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2018123740. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 22 mei 2018, pagina’s 3-29.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 mei 2018, pagina’s 106-115.
4.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 22 mei 2018, pagina’s 3-29,
5.Aangepaste aangifte diefstal / verduistering van 10 september 2018, pagina’s 57-72.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 3 mei 2018, pagina’s 91-92.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 3 mei 2018, pagina’s 94-95.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 3 mei 2018 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 3 mei 2018, pagina’s 100-101.
9.Proces-verbaal van getuige [getuige 5] van 25 mei 2018, pagina’s 103-105.
10.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 22 mei 2018, pagina’s 3-29.