4.3Het oordeel van de rechtbank
Redelijk vermoeden van schuld
Ingevolge artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang tot de plaatsen, waar een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt. Op 11 maart 2008 heeft de Hoge Raadbepaald dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie.
Uit het dossier volgt dat op 20 juni 2017 een man verbalisant [verbalisant] , wijkagent te Asten (Brabant), benadert met de navolgende informatie:
…’De man vertelde tegen mij dat wij maar eens moesten gaan kijken bij de [verdachte] , gevestigd aan de [adres] te IJsselmuiden. IJsselmuiden zou in de buurt van Kampen liggen. Ik had de indruk dat de man niet uit onze regio kwam, maar meer uit de buurt van de plaats waar hij over sprak. Deze man vertelde tegen mij dat er bij [verdachte] , gevestigd aan de [adres] te IJsselmuiden, al bijna 2 jaar een grote hennepkwekerij gevestigd was. Ik vroeg de man hoe oud deze info was. Ik hoorde dat de man, sprak over een paar maanden terug. De man gaf aan dat het nu nog steeds gaande was. Ik vroeg de man waar de kwekerij zat. De man vertelde mij gedetailleerd waar de kwekerij zat. De man vertelde dat de kwekerij in de grootste koelcel van het bedrijf
zou zitten. Het bedrijf zou 2 koelcellen hebben. De grootste koelcel zou aan de
rechterzijde zitten, gezien vanaf de hoofdingang/binnenkomst. Er zou rechts een wand
zijn met pallets. Vooraan zou een grote toegangsdeur zitten, maar deze werd nooit
gebruikt. Achter de rij met pallets zou een ingang c.q. deur zitten, welke toegang gaf
tot de kwekerij. Aan de linkerzijde vanaf de hoofdingang gezien zou o.a. een kantoor en
de kantine gevestigd zijn. Ik vroeg de man hoe groot de kwekerij was. Ik hoorde dat
de man aangaf, ik denk een 1000.‘
Vervolgens is er op 17 juli 2017 overleg geweest met een officier van justitie en heeft er een controle in de gemeentelijke basisadministratie plaatsgevonden waaruit bleek dat onder meer [verdachte] op de [adres] in IJsselmuiden ingeschreven stond.Op 24 juli 2017 is er binnengetreden in het bedrijfspand aan de [adres] in IJsselmuiden.
De rechtbank overweegt dat de anonieme melding op 20 juni 2017 gedetailleerde informatie betreft over de plaats en grootte van de hennepkwekerij. Er is genoemd dat een zekere [verdachte] een hennepkwekerij had, waar de hennepkwekerij gesitueerd zou zijn, hoe groot deze was, hoe lang deze er al zit en dat deze nog altijd in bedrijf zou zijn. De verbalisant in kwestie heeft deze informatie als betrouwbaar aangemerkt. Op basis van deze informatie kon er een redelijk vermoeden van schuld aangenomen worden dat verdachte ( [verdachte] ), zijnde de [beroep] gevestigd aan de [adres] in IJsselmuiden, zich schuldig maakte aan een overtreding van de Opiumwet. Naar aanleiding van de anonieme melding heeft er bovendien een controle in de gemeentelijke basisadministratie plaatsgevonden, waaruit naar voren kwam dat verdachte stond ingeschreven op het in de anonieme melding genoemde adres. Daarmee is de melding geverifieerd.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw dat er een onrechtmatige doorzoeking heeft plaatsgevonden op 24 juli 2017 en de vruchten van deze doorzoeking van het bewijs uitgesloten zouden moeten worden.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Zoals hiervoor is gerelateerd, is er naar aanleiding van de anonieme melding op 24 juli 2017 het bedrijfspand aan de [adres] in IJsselmuiden binnengetreden. In [bedrijf] is – achter een muur van pallets en opgestapelde kratten - een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De kwekerij bestond uit drie kweekruimten. In kweekruimte A, die zich bevond in de koelcel, stonden ruim 1500 volgroeide planten. In de andere ruimten werd voornamelijk apparatuur en benodigdheden aangetroffen voor hennepteelt. In kweekruimte C werden in totaal 66 bevuilde knipbenodigdheden, zowel scharen als tangen aangetroffen.Verbalisanten constateerden op basis van de uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en de daarnaast herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.Verdachte werd in [bedrijf] aangehouden.In de hennepkwekerij zijn een plastic fles en een glazen beker in beslag genomen.Hierop zijn DNA sporen aangetroffen van minimaal twee andere personen dan verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 2 november 2020 onder meer het navolgende verklaard:
…”Het klopt dat ik met twee andere mannen de hennepkwekerij heb opgezet. Ik heb de kwekerij zelf opgebouwd en zij regelden de afzet van de hennep. Met de opbouw van de kwekerij ben ik misschien twee weken bezig geweest. De lampen en schakelkast lagen al in de kwekerij en de andere benodigdheden heb ik via de groothandel aangeschaft. Ik heb zelf de zaadjes voor de planten gekocht en de hennepplanten gekweekt. Ik heb in totaal voor 2 oogsten tussen de € 30.000,- en € 40.000,- geïnvesteerd. Er is één eerdere oogst van 1000 hennepplanten geweest. De hennep is toen in één dag door ongeveer 25 mensen geknipt en nat meegenomen. De twee andere mannen hebben de opbrengst gewogen en ik kreeg 1/3 van de totale opbrengst. Ik heb er misschien € 7.500,- aan overgehouden.”
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat verdachte nauw en bewust met anderen hennep heeft geteeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen op 24 juli 2017 een grote hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld. Daarbij wordt opgemerkt dat op grond van artikel 1 Opiumwetbesluit (Stb. 2012/603) onder ‘een grote hoeveelheid’ moet worden verstaan een hoeveelheid van 200 hennepplanten of meer.
De rechtbank acht het tenlastegelegde handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf niet bewezen.