Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
(0,5 punt liquidatietarief met een maximum van € 120,00)
+ wettelijke rente
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Stichting Regionaal Opleidingscentrum van Twente (ROC) over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. [eiser], die sinds 1982 in dienst was bij ROC, werd op 7 maart 2016 arbeidsongeschikt. Na een periode van re-integratie en een WIA-beoordeling, waarbij [eiser] een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,81% kreeg toegewezen, heeft ROC op 15 mei 2019 de loondoorbetalingsverplichting beëindigd. [eiser] heeft vervolgens verzocht om beëindiging van zijn dienstverband met toekenning van een transitievergoeding, maar ROC heeft dit verzoek afgewezen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de verplichtingen van de werkgever op basis van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) en de voorwaarden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (artikel 7:669 BW). De rechter oordeelde dat ROC niet in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap, omdat er passende werkzaamheden voor [eiser] beschikbaar waren en hij niet openstond voor re-integratie. De vorderingen van [eiser] tot schadevergoeding en betaling van openstaande vakantiedagen werden afgewezen. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten.